maandag 16 maart 2015

Openingskeuzes

In mijn artikel een repertoire opbouwen beschreef ik hoe ik werkte aan mijn repertoire om mijn openingskennis te verfijnen en te verbreden. Echter een repertoire ontwikkelen voor een onervaren schaker is geen sinecure. Met welke opening begint men best en wat past het best bij mijn stijl? Er mag dan wel gesteld worden dat een schaker om het even welke opening kan aanleren maar ik kan begrijpen dat heel wat spelers zichzelf verliezen in de vele mogelijkheden. Zowel op het internet of de club krijg ik geregeld de vraag om te helpen een keuze te maken. Wordt het e4, d4 of nog iets anders met wit? Speel ik op 1.e4 Siciliaans, Frans, ... en welke variant dan wel?

Op een paar uitzonderingen na, weiger ik meestal om te helpen. Ik heb zelf een erg eng repertoire dus er zijn zeker spelers die beter gekwalificeerd zijn dan mijzelf om openingskeuzes te vergelijken. Je kan ook weinig zinvol vertellen als je geen goed profiel hebt van de vragende partij. Trouwens bij echte beginners is het sowieso koffiedik kijken want men heeft nog geen flauw idee wat schaken kan betekenen.

Daarom is het ook erg belangrijk om als beginner te proeven van allerlei openingen. Ik herinner mij dat ik zelf begon als 1.d4 speler. Lezers die mijn artikel gambieten hebben gelezen zullen misschien nog weten dat ik honderden of duizenden partijen gespeeld heb tegen computers. Proefondervindelijk ontdekte ik dat 1.d4 veel betere kansen opleverde om stand te houden tegen computers dan 1.e4. We weten vandaag allemaal dat 1.d4 meer naar gesloten stellingen leidt en dus efficiënter is tegen computers maar die stelregels hoorde ik slechts vele jaren later. Pas toen ik minder begon te blunderen en ik ook vaker tegen spelers van vlees en bloed begon te spelen, schakelde ik over naar 1.e4.

Externe invloeden spelen dus een belangrijke rol in de openingskeuzes die we maken. Zo herinner ik mij dat ik in mijn eerste tornooi (1993) niet tevreden was van mijn openingskeuze op 1.d4 en in die tijd het boek Dr. Max Euwe Praktische schaaklessen deel 3 net had aangekocht.
Het boek is nog moeilijk verkrijgbaar maar een speler die zijn eerste stappen zet in competitieschaak heeft niet meer nodig. Uiteraard staan de laatste ontwikkelingen er niet in vermeld maar de didactische schrijfstijl is erg verstaanbaar en het boek heb ik zelfs nog vele jaren later geregeld geraadpleegd. Het was door dit boek dat ik het Hollands ontdekte als een aanvaardbaar alternatief op 1.d4.

Computers, boeken hebben dus een grote invloed op onze openingskeuzes maar ook wat andere schakers spelen. Het is geen toeval dat in sommige (kleinere) clubs de helft van de spelers eenzelfde repertoire heeft. De beste speler van de club heeft succes met een bepaald repertoire en andere spelers trachten een graantje mee te pikken door dit te kopiëren. Het is ook logisch om een opening te spelen die je zelf niet kunt weerleggen.

Eigenlijk is ons repertoire dus een product van toevalligheden en emoties. Sommige ambitieuze spelers zijn hiermee niet tevreden. Zou het niet beter zijn om op een meer wetenschappelijke wijze een repertoire op te bouwen? Zelf ontwierp ik in mijn beginjaren een mathematisch model om op basis van stukkenactiviteit te bepalen welke openingen goed en minder goed waren. Hoe meer mogelijke zetten extra je kon spelen t.o.v. van de tegenstander, hoe beter de openingskeuze. In de beginpositie beschik je met wit over 16 pionzetten en 4 paardzetten wat dus samen 20 mogelijke zetten betekent. 1.e4 is de zet die ervoor zorgt dat je het aantal maximaal verhoogt naar 30: 15 pionzetten, 5 paardzetten, 5 loperzetten, 4 damezetten en 1 koningszet.

Een absurde methode uiteraard want kwantiteit zegt weinig over kwaliteit. Anderzijds leerde ik wel hieruit het principe van centrum bezetten en activiteit dus helemaal nutteloos was het evenmin. Een erg gelijkaardig maar complexer mathematisch model werd laatst gepubliceerd op Chessbase waarin op basis van veldbezetting en veldcontrole conclusies worden gemaakt. Hierbij werd de rekenkracht gebruikt van moderne computers om duizenden partijen te verwerken. Echter ook hier geldt dezelfde opmerking dat getallen niet kunnen worden omgezet naar concrete zetten. Een ogenschijnlijk klein detail kan ervoor zorgen dat de situatie helemaal veranderd.

Is er dan helemaal niets dat we hebben om op wetenschappelijke basis openingskeuzes te kunnen maken? Toch wel want vandaag beschikken we over engine openingsboeken die statistieken weergeven over welke openingen goed of minder goed scoren in de praktijk, zie mijn artikel groene zetten. Er zijn ook de Chessbase rapporten die je kan opvragen per speler. Hiermee krijg je niet alleen een zicht op wat de speler allemaal gespeeld heeft en wanneer maar ook hoe goed hij met welke opening scoorde. Echter zoals Kara terecht opmerkte in een reactie op het vorig artikeltje zijn hieraan serieuze beperkingen. Zo geeft het rapport vaak een vertekend beeld voor de amateurs omdat voornamelijk hun partijen tegen professionele spelers worden verwerkt. Van mijn 720 standaardpartijen staan slechts 255 partijen in de Big database 2015 en je kan zelfs slechts 1 gedeeltelijke van mijn 20 correspondentiepartijen in een database terugvinden. Bovendien is het niet perse beter om een variant te kiezen waarin de tegenstander eerder mee verloor. Als de tegenstander de variant herhaalt dan zal hij bijna zeker een verbetering voorbereid hebben. Vaak is het interessanter om net een variant te kiezen waarmee de tegenstander goed scoort of onlangs mee gewonnen heeft op voorwaarde uiteraard dat je zelf een idee hebt voorbereid.

Een andere methode om openingskeuzes te optimaliseren is te vertrekken vanuit jezelf i.p.v. de tegenstander. Een coach kan hierbij zeker helpen maar zelfs zonder coach is al veel mogelijk. Als je al enkele jaren schaakt en je archiveert de gespeelde partijen dan kan je hiervan een openingsboek maken die veel nauwkeuriger is dan wat je met een Chessbase rapportje gebaseerd op de Big database 2015 kunt creëren. Indien er veel varianten zijn die je met beide kleuren speelt (zie artikel kleuren omwisselen) dan is het zinvol om een apart openingsboek voor wit en zwart te maken. Om de mogelijkheden van deze wetenschappelijke methode aan te tonen, gebruik ik een voorbeeldje uit mijn wit openingsboek na zet 1.e4.

Met statistieken moet steeds omzichtig worden omgegaan want te snel worden verkeerde conclusies getrokken. Vooreerst moet worden gekeken of er voldoende datapunten zijn om statistische fluctuaties te kunnen opvangen. In het artikel schaakopeningen studeren gaf ik aan dat de invloed van openingen beperkt is t.o.v. het uiteindelijke partijresultaat. 10 partijen is een absoluut minimum om iets te kunnen vertellen maar liefst heb je een veelvoud. Daarnaast moeten we ook rekening houden met de tegenstand. I.p.v. te kijken naar de procentuele score is het daarom interessanter om te kijken naar de TPR die behaald werd.

In het voorbeeldje zien we enkele opmerkelijke verschillen in TPR tussen de diverse zwarte antwoorden op mijn 1ste zet die niet enkel kunnen worden verklaard door statistisch ruis. Sommige openingen liggen mij duidelijk beter dan andere. Zo zien we dat mijn tegenstanders met het Scandinavish (d5) gemiddeld 200 punten onderpresteren (2000-1790) Echter met de Caro-Kann (c6) presteren mijn tegenstanders gemiddeld 100 punten meer (2011-2132) dus verlies ik elo. Dit soort info geeft goed aan waar een repertoire best aangepast wordt of bijgeschaafd.

Hetzelfde proces kan herhaald worden voor stellingen dieper in bepaalde openingen. Het repertoire wordt opgebouwd met openingen die statistisch voor jezelf de beste kansen opleveren. Een extra voordeel kunnen spelers, die regelmatig wisselen tussen openingen, halen uit deze methode door dit ook toe te passen in de voorbereiding. Stel je tegenstander speelt op 1.d4 een variant waarop je lichtjes negatief scoort maar op 1.e4 een variant waar je + 100 TPR scoort dan kies je uiteraard voor 1.e4.

Nu ik ga zeker niet beweren dat met deze wetenschappelijke methode steeds de perfecte openingskeuze wordt gemaakt. Soms ben je in de stemming om iets creatiever te spelen of is een remise meer dan voldoende. Een opening spelen waarin je niet zo goed scoort, kan ook leerrijk zijn. Trouwens een score hoeft niet altijd negatief te zijn zoals onderstaand screenshot van mijn Caro Kann partijen aantoont.

Ondanks een negatieve TPR score van 100 punten zien we dat ik mijn laatste 9 partijen won weliswaar tegen bescheiden tegenstand. Mits enige studie kan een score positief worden beïnvloed. Het is daarom vaak beter om statistieken te maken enkel van de meer recente partijen opnieuw op voorwaarde dat er voldoende partijen zijn.

Veel spelen en proberen is een basisvereiste om een aanvaardbaar rendement te verkrijgen met deze methode. De laatste jaren speel ik zelf door combinatie prive-werk uiteraard veel te weinig waardoor het meestal bij aanmodderen in de marge blijft. Kleine aanpassingen in mijn keuzes durf ik wel te maken maar voor grote experimenten pas ik. Pragmatisme of angst dat laat ik in het midden.

Brabo

woensdag 11 maart 2015

Kibitzen in Cappelle La Grande

Een tweede tornooibezoek bracht me naar Cappelle-la-Grande, al sinds 1985 een belangrijk trefpunt voor de schaaktop. Voor de Belgische schaker die een groot en vooral sterk tornooi zoekt om de winter door te komen, look no further. CLG is een tornooi dat misschien wel midden in het seizoen valt (de tweede ronde op zondag viel op een Belgische interclubdag), maar qua schaaksfeer leunt het dicht bij Wijk aan Zee (en Hastings for that matter) aan. Het is winter, je zit op een boogscheut van de havenstad Duinkerken, in het dorp is niets te doen, maar het schaken – how!

Wanneer je de speelzaal binnenkomt, dan zie je dit :

De zaal is ruim en op het podium achteraan zitten de tien topborden. Voor het podium zit een rij ‘aspirant topborden’ (tot en met bord 26). Daarna de massa – het peloton – en opzij, op een verhoogd platform aan beide kanten, de achterhoede. Het komt er voor de schaker op aan om in het peloton te zitten. Een beetje zoals vroeger, toen het open tornooi van Gent in de Sint-Pietersabdij werd gehouden (in verschillende zalen), om in één van de twee hoofdzalen te zitten en de warme zolderzaal te vermijden. Niet dat er ongemakken aan verbonden zijn om op de zijplatforms te spelen, maar pas op het grote veld zit je ‘onder de mensen’.

De vele deelnemers (zo’n 550 spelers die het tornooi uitspeelden), mede dank zij de vele ratingprijzen en de mogelijkheid om normen te scoren, zorgen ervoor dat dit tornooi een topper blijft op de kalender. Het deelnemersveld komt letterlijk van overal ter wereld naar hier afgezakt. In totaal waren er maar liefst 192 spelers uitgenodigd (en niet enkel toppers, maar ook schakers met ratings van 2100, 2000 of zelfs 1900 en lager). Ook die grote variatie aan nationaliteiten maakt van CLG een uniek tornooi – wanneer kan je als Belg eens spelen tegen iemand van Brazilië, Canada, Colombië, Indië, Zweden of Japan? De grote meerderheid is Frans natuurlijk, meteen gevolgd door de Belgische delegatie (ruim 50 spelers sterk), maar wie zou denken dat de Britten of Duitsers dankzij de nabijheid de derde nationaliteit zijn – ik heb het niet nageteld, meer de Oekraïners vormen telkens een grote delegatie. Vorig jaar – toen het conflict met Rusland net begonnen was – speelden vele Oekraïners met de blauw-gele strepen op de wangen.

Ik bezocht het tornooi tijdens de achtste ronde (vrijdag 6 maart), toen het stof van de versnelde paringen al neergedwarreld was. Die versnelde paringen hadden meteen effect, want het topbord, de Chinees Li Chao (in FIDE-termen Li Chao ‘b’, omdat er nogeen Li Chao van 2320 is), mocht meteen een half Zwitsers gambiet uitproberen, na zijn remise tegen Tomas Laurusas (2411). Het legde hem geen windeieren, want hij zou later zonder nederlaag het tornooi winnen met 7,5/9.

En hoewel dat versneld Zwitsers ervoor zorgt dat je niet zoals in Gent in de eerste ronde met wat geluk tegen een (groot)meester kan aantreden, is dat in CLG geen belemmering om in de volgende rondes wel schakers met titels tegenover je te krijgen. Zo had Veurnaar Aurèle Lenoir (1773) de pech / het geluk (alnaargelang het standpunt) dat hij met 3,5 op 4 startte en daar in ronde vijf nog een remise aan plakte tegen Ryosuke Nanjo (2349). Zijn volgende tegenstganders hadden ratings van 2307, 2321, 2143 en 2048 en Aurèle eindigde het tornooi met 4/9. Maar daarvoor kom je natuurlijk naar CLG – om toch eens de degens te kunnen kruisen met die toppers.

Even de Belgen bespreken : Hanne Goossens (2138) was goed op dreef en speelde een perfect ‘+/-‘ tornooi : 5 maal winst met wit, afgewisseld met 4 maal verlies met zwart. In ronde acht mocht ze tegen Alina L’Ami aantreden, vrouw van IGM Erwin en voor de Chessbase-volgers bekend als fotografe van dienst bij grote tornooien. Ze verloor die partij maar ik had dus het geluk om Hanne en de fotografe te kunnen fotograferen wanneer ze eens niet achter een fototoestel zit/ligt/hangt/staat.
links Alina L'Ami, rechts Hanne Goossens
Nu we bij L’Ami zijn – onder de foto’s op Chessbase, stonden er enkele met witte papagaaien. Ik had er nog niet bij stil gestaan waar die vandaan kwamen, maar dat werd me algauw duidelijk gemaakt toen volgende speler zijn onhoudbare eindspel had opgegeven : 

Franky Deketelaere is een bekend gezicht in West-Vlaanderen en daarbuiten. Hij heeft enkele jaren na elkaar een simultaan in Torhout georganiseerd, waarbij hij grootheden als Bronstein, Van Wely en Van der Wal kon strikken. Daarnaast staat hij vermeld in een boek van Paul Motwani en heeft hij als een mini-versie van Marc Lacrosse al aan tornooien over heel Europa deelgenomen (Hastings, Vlissingen, Oost-Europa, …). Nog niet zo lang geleden (in 2013) kaapte hij in Leiden de eerste prijs wegin het B-tornooi. Een echte schaker dus, niet weg te slaan van het bord, en vooral : altijd gemotiveerd. Maar een andere hobby van hem is het houden van papagaaien en de witte exemplaren neemt hij soms mee op zijn schaakavonturen. In CLG had hij ze een drietal keren mee, soms het koppeltje, soms het vrouwtje alleen. En dat zorgde dus voor de opmerkelijke foto’s.

Toppers genoeg in CLG, jawel. Vorig jaar nog Ding Liren, nu Li Chao, met 2728 top dertig in de wereld. Faalde Ding Liren vorig jaar nog in CLG, dan zorgde Li Chao ervoor dat hij het vertrouwen van de Chinese schaakfederatie niet beschaamde. Hij werkte zich na zijn remise in ronde één gestaag op naar de topborden en versloeg in ronde zes leider Onischuk (5/5), wat van groot belang was voor de eindzege. Hiermee kwamen beiden op 5/6, daarna volgden ze hetzelfde parcours : eerst nog een remise in ronde zeven en dan winst in rondes acht en negen. Beiden 7,5/9 en gedeelde tornooiwinst.

Het belang van een goede eindspurt in een Zwitsers tornooi werd nog onderstreept door de nummers drie en vier, die ex aequo op 7/9 eindigden. Zij wonnen maar liefst hun laatste vier partijen (na een nederlaag in ronde vijf). Het toont maar aan dat je nooit moet wanhopen in een Zwitsers tornooi, ook niet met 3/5.

(borden één en twee in ronde acht : Kotronias die gaat verliezen van Onischuk en Li Chao die gaat winnen van Mekhitarian)
 
Enkele voorbeelden dat dit geen tornooi voor doetjes is: het Duitse talent IM Dennis Wagner (2523) behaalde “slechts” 5,5/9. Kevin Spraggett – een vaste klant in CLG en ooit nog kandidaat voor de wereldtitel (1985 Montpellier, wie weet dat nog) – had een eindspurt van 4/4 nodig om nog bij de groep met 6,5/9 te komen. Diverse grootmeesters met een rating van meer dan 2500 zaten in de groep van 5/9 en schaakbelg Vadim Malakhatko (2522) kende een barslecht tornooi-einde: 0/3 en gestrand op 4,5/9.
Vadim Malakhatko: een tornooi om snel te vergeten
FIDE-meester FabriceWantiez (2332) werd eerste Belg, op een 171ste plaats met 5/9. Hij was in goed gezelschap, want Christian Bauer (2651) stond maar één plaatsje boven hem. Hij kan terugblikken op een sterk tornooi, dat al begon in ronde 1 : remise tegen Mekhitarian (2556), die uiteindelijk zesde werd. Ronde 2 : verlies tegen Artur Gabrielian (2251) ; daarna vocht hij zich terug, wat hem nog een topgrootmeester opleverde in ronde zes : Alexander Areshchenko (2661) – het werd weer een verlies, maar de prestatie mag er zijn.

Hanne Goossens hebben we al gehad – ook zij speelde een prima tornooi, waarbij ze dus de pech had om steeds tegen de sterkere tegenstand met zwart te moeten aantreden, om dan de dag erop met wit de iets zwakkere tegenstand te moeten oprollen.  Haar verliespartijen waren tegen toppers : Ognjen Jovanic (2474), Nikolaj Milchev (2409) en dus Alina L’Ami (2392). Niettemin een prima tornooi, waarin ze haar waarde bevestigde.

Dan vinden we het vriendentrio Willem Van Melkebeke, Ruben Smekens en Martijn Maddens. Alle drie op een zakdoek (plaats 198-210) met 5/9, maar met een verschillend parcours achter de rug. Alle drie namen ze een forfait in ronde twee (interclub gaat voor), maar daar houdt de vergelijking op. Willem mocht in ronde vier (met 2/3) aantreden tegen Volodymyr Vetoshko (2404) en hield remise. Zijn beloning was een partij tegen Pavel Martynov (2410), die hij verloor. In ronde zeven kreeg hij nog een nul te verwerken tegen Kevin Roser (2395), maar om nog met zo’n tegenstand 5/9 te scoren is prima uiteraard. 

In ronde acht speelde Ruben Smekens met vuur, maar haalde in het verre eindspel de vis toch op het droge. Een remise in de laatste ronde bracht hem op 5/9. Maar ook hij liet sporen na bij het getitelde schakersgild: in ronde 7 hield hij FM AlexisDouriet Duany (2307) op remise.
Ruben Smekens (rechts) bezig een eindspel uit te persen tot winst in ronde 8.
Martijn Maddens van Roeselare kende een gelijkmatig tornooi, maar verloor wel zijn partij na de forfait in ronde twee. Hierdoor moest hij eerst enkele zwakkere spelers verslaan om dan in ronde 7 IM Razvan Preotu (2441) op remise te houden. In ronde acht bood hij goed weerwerk tegen Pier Luigi Basso (2382), maar in de analyse bleek dat de Italiaan (die een sterk tornooi speelde) wel enorm veel gezien had.
links Pier Luigi Basso, rechts Martijn Maddens
Kortrijkzaan Pieter Truwant hees zich ook nog bij de groep met 5/9, door eveneens een eindspurt je van 2/2 uit de hoed te toveren. Hij ontliep een beetje de hoge elo’s maar kreeg toch zijn deel +2100 – spelers. Door in de laatste ronde de bekendeschaakfransman Alain Fayard (FM 2247) te verslaan, maakte hij zijn tornooi nog goed. Hierna een foto van het winnende eindspel dat hij in ronde acht op het bord kreeg (er staan geen stukken achter de waterfles).
links Pieter Truwant
Na wat foto’s genomen te hebben van andere topborden en hier en daar nog een bekend gezicht, vond ik het welletjes. Een lange terugtocht naar huis wachtte me nog en nu is het uitkijken naar wat deze zomer dichtbij blijkt te zijn – Dortmund misschien?

Eén bedenking misschien – pas nu besef ik hoeveel officiële partijen nog door de mazen van het net van de almachtige databanken glippen. Van de 250 partijen die hier dagelijks werden gespeeld, zal slechts een handvol (een paar honderd?) Chessbase halen. Het is onbegonnen werk om iedereen aan een elektronisch bord te laten spelen, maar het toont nog maar eens aan dat je wel degelijk nog op hoog niveau iets kan spelen zonder dat het meteen op internet komt. 

HK5000

woensdag 4 maart 2015

Kwaliteitsoffers

De meeste clubschakers hebben wel al eens materiaal geofferd om een leuke aanval op te zetten. Echter offeren puur voor strategische of positionele redenen is toch iets wat ik bijna uitsluitend bij meer ervaren spelers zie. Minder ervaren spelers hebben nog geen goed begrip van activiteit, sterke velden en zwaktes. Offeren voor iets waarvan je de waarde niet ten volle begrijpt, ga je uiteraard niet doen.

In deze categorie van offers zal veelvuldig gebruik worden gemaakt van de kwaliteitsoffers. Een speler geeft een toren op voor loper of paard. De meeste topspelers draaien hun hand niet om voor dit type offers maar als ik kijk in mijn persoonlijke database van standaard schaakpartijen dan moet ik toegeven dat het in mijn praktijk erg zeldzaam is. Dat ik geen aanvallende speelstijl heb (zie gambieten) verklaart niet alles want een partij speel je steeds met 2.

Een van de eerste keren dat ik een kwaliteitsoffer op mijn bord zag, was in de Open Gent van 2000 door de Belgische grootmeester Vladimir Chuchelov  (tegenwoordig geen actief schaker meer maar trainer van o.a. de nummer 2 in de wereld Fabiano Caruana)
Een eenvoudig maar efficiënt voorbeeld van hoe snel een verdediging uit elkaar kan spatten na een kwaliteitsoffer. Heel wat creatiever was mijn kwaliteitsoffer in 2002 tegen Raf De Coninck.
Zwart had uiteraard niet de kwaliteit mogen nemen maar begreep veel te laat hoe groot de compensatie was. Soms is het offeren van de kwaliteit technisch niet helemaal correct maar is het wel een ideaal middel om het karakter/ verloop van de partij te wijzigen.  Dit speculatief/ praktisch offer pleegde Wouter Gryson in de onderlinge partij. De volledige partij kwam al aan bod in het artikel de valse waarheid.
De vorige voorbeelden zijn helder maar vaak is het veel minder duidelijk. Zo moest ik laatst beslissen of ik een kwaliteitsoffer zou toelaten of niet in mijn partij tegen de Belgische FM Gorik Cools. Uiteindelijk koos ik om niet de mogelijkheid toe te laten maar belandde hierdoor wel wat in de verdrukking.
Het kwaliteitsoffer was dus zeker speelbaar maar niet winnend. Het is een open vraag wat er precies zou gebeurd zijn als ik de verwikkelingen wel had toegelaten. Deze terughoudendheid zien we bij topspelers veel minder terug. Toch was het voor iedereen een grote verrassing in het voorbije wereldkampioenschap dat Anand durfde de kwaliteit te offeren in zijn laatste zwart-partij vooral omdat er perfect aanvaardbare alternatieven waren.

Kwaliteitsoffers zijn dus zeker niet altijd gesneden koek. Zowel voor verdediging als aanvaller is het steeds wikken en wegen. Persoonlijke smaak, tornooisituatie,... spelen een belangrijke rol. Wel staat vast dat de kwaliteitsoffers min of meer garant staan voor creatieve stellingen en interessante verwikkelingen. Heb je zelf eens zulk soort kwaliteitsoffer gespeeld die zowel creatief is (dus niet het overbekende offer op c3 van de Draak) en er geen directe tactische rechtvaardiging is dan schrijf het neer in een reactie!

Brabo

maandag 23 februari 2015

Een extra zet

Mijn 6 jarige zoon gaat graag naar de schaakles op zondag maar ik kan hem enkel brengen wanneer ik zelf geen wedstrijd die dag moet spelen. Zo mist hij al minstens 11 lessen op een schooljaar door de Belgische interclub. Het is een nadeeltje t.o.v. de andere kinderen waarvan de ouders niet schaken. Anderzijds kan ik natuurlijk thuis gemakkelijk dit compenseren maar hij vindt dit niet even aantrekkelijk. Spelen met leeftijdsgenootjes is veel leuker en in de club gaat het erg losjes aan toe. Soms heb ik zelfs het gevoel dat de schaakles tegenwoordig een beetje te vrij is. Als ik schakers zie doorgeefschaak spelen terwijl ze nog niet stap 2 voorbij zijn dan vraag ik mij af of dit niet eerder slecht dan goed is voor hun ontwikkeling. Fun is het zeker want vaak gaat het decibelgehalte zo de hoogte in dat er meerdere malen voor stilte wordt gevraagd.

Mijn eerste stapjes in de schaakclub liggen nu wel 20 jaar achter de rug maar ik herinner mij nog levendig dat ik in die beginperiode ook veel bezig was met allerlei nevenvormen van schaken. Als beginnende schaker is het een leuke uitlaapklep voor de frustraties die vaak gepaard gaan met het aanleren van de eerste technieken in standaardschaak. Doorgeefschaak (Internationaal beter bekend als Bughouse), biljartschaak (lopers kunnen 1 keer kaatsen op de rand), Cilinderschaak (a en h kolommen plakken aan elkaar, Atoomschaak (als een stuk wordt geslagen ontstaat een explosie waardoor de stukken op de 8 velden rondom ook verdwijnen), Weggeefschaak (een soort Verliesschaak) zijn een greep uit de varianten waaraan ik mij waagde toen. 

Het aantal varianten op het klassieke schaken is onbeperkt en het is niet zelden dat ik hoor van weer eens een nieuwe variant die werd uitgevonden. Wikipedia geeft een mooi overzicht van de meest bekende varianten. Er bestaat ook een boekje over 50 schaakvarianten van Adrey Calje. Toen ik in 1998 op de studentenolympiade in Rotterdam in contact kwam met de Zwitser Fabrice Liardet leerde ik dat sommigen  bepaalde schaakvarianten niet enkel als een vrijblijvend spelletje plezier beschouwden. Pagina's werden volgeschreven met analyses en de eerste theorie werd ontdekt.

Voor mij het signaal om de wereld van nevenvarianten stilletjes vaarwel te zeggen. Het avontuurlijke verdwijnt al snel en door de zeer beperkte populariteit is er evenmin toekomst. Uiteindelijk gaat specialisatie in een niche ook ten koste van het standaardschaken. Praktijkervaring of analyses zijn zelden relevant voor het standaardschaken. Een uitzondering is misschien het Marseillaisschaak waarin een speler steeds 2 zetten mag spelen per keer. Je krijgt niet alleen de kans om een dreiging te maken maar je kan ze ook uitvoeren. De partij wordt op een veel hogere snelheid gespeeld en men ziet veel duidelijker wat een tempootje kan doen. Vooral minder ervaren spelers kunnen moeilijk inschatten wat activiteit betekent.

Nu zelf sla ik de bal ook nog geregeld mis. In mijn blogartikel optische illusies kan je een voorbeeldje vinden van hoe cruciaal een extra zet was in het eindspel tegen Dgebuadze. Veel minder evident is het naar waarde schatten van een extra zet in de opening maar net daarom ook intrigerender. Hierbij denk ik eerst en vooral aan openingen die oorspronkelijk door zwart werden geintroduceerd maar vandaag minstens even goed met wit worden gespeeld met dan wel een extra tempo. Het Siciliaans/ Engels met e5 is zonder twijfel de meest bekende. Verder hebben we Scandinavisch in de voorhand, Koningsindisch in de voorhand, Philidor in de voorhand (met Jobava gisteren opnieuw winnend van een + 2700 speler) of zelfs een Fromgambiet in de voorhand (dit kwam aanbod in het artikel universele systemen).

Een stapje verder zijn de openingen waarin wit met opzet zijn extra zet weggeeft om zo het zwartkleur op te eisen. Dit kan om psychologische redenen zijn zoals in de partij Ernst Reinderman. Wit tracht zwart op onbekend terrein te lokken (hier het Weens met verwisselende kleuren). In een uniek geval is het omdat men denkt dat de bepaalde stelling zelfs beter is voor zwart dan wit (een mooi voorbeeld is een zijvariantje van de Bird dat ik met verwisselende kleuren op het bord kreeg en uitgebreid analyseerde in het artikel Belgische interclubs apotheose).

Wit geeft soms niet alleen een tempo weg om de kleuren te verwisselen maar omdat het extra tempo slechts een pyrrusoverwinning blijkt te zijn. Een ongetwijfeld ondertussen welbekend voorbeeld is de 3de matchpartij Anand - Carlsen gespeeld in 2014. Men ontdekte nog tijdens het spelen dat de stelling op zet 25 bekend was maar met de extra zet h3.
De extra zet h3 bleek g3 te verzwakken dus was eerder slecht dan goed. Eigenaardig  en we mogen dit zeker niet als algemene regel beschouwen. Zo toonde ik bijvoorbeeld in mijn artikel over de Gajewski-variant dat de 2de versie zonder h3 duidelijk interessanter was voor zwart.

Laatst kwam ik in mijn praktijk opnieuw iets bijzonder tegen die zeker past in deze thematiek. Laat ons eerst eens kijken naar een variant van het Open Spaans dat o.a. meerdere malen gespeeld werd door de sterke Egyptische grootmeester Amin Bassem.
Wel nu moet je een normale Spaanse variant bedenken waarin wit d4 in 2 stapjes speelt i.p.v. 1 zoals in bovenstaande lijn maar toch een tempo extra wint.
Het lijkt bijna op de Processie van Echternach. Ik vond het in elk geval knap van mijn jonge tegenstander om mij zo uit mijn ritme te krijgen. Toevallig of niet maar Tamer won laatst ook het Fischerrandomtornooi in Deurne terwijl hij slechts 5de op rating was. Zelf speelde ik ook voor het eerst in een decennium weer eens mee in een nevenvorm van schaken. Amusement was troef en meer hoeft dat soms niet te zijn.

Brabo

dinsdag 17 februari 2015

Kibitzen in Wijk aan Zee

Dit artikel is een praktische invulling op het artikel “kibitzen” dat eerder op de blog verscheen. De sfeer opsnuiven in Wijk aan Zee is niet echt een must op het CV van de amateurschaker, maar het is zeker een leuke uitstap. Tenslotte is dit een absoluut toptornooi en het kan met enige goede wil het enige toptornooi genoemd worden met zo’n lange (aaneengesloten) traditie. Tegenkandidaten als Hastings (sinds 1920-21) en Reggio Emilia (sinds 1947, maar de editie 2012-13 ging zelfs niet door) hebben veel zwakke jaren gehad en slechts occasioneel een sterke bezetting, afhankelijk van het beschikbare sponsorgeld. In Wijk aan Zee heeft Tata Steel de geldkraan een beetje dicht gedraaid, maar het tornooi is zeker nog een eersteklas uithangbord en de wereldtop neemt er graag aan deel. Er is officieel geen C-tornooi meer, maar het promotiesysteem wordt wel aangehouden. Zo kan je als gewone schaker (bij jarenlang volgehouden uitstekend spel weliswaar) het uiteindelijk nog altijd schoppen tot de A-groep.

Een groepje West-Vlaamse schakers bezocht het tornooi op vrijdag en zaterdag. Ikzelf (ex-West-Vlaming) ging op zaterdag. Voor mezelf was het een eerste keer dat ik het tornooi meemaakte. De rit naar Wijk aan Zee is lang, zelfs vanuit Brecht, waar ik nu woon. Dat ligt voornamelijk aan het feit dat zowat alle drukke autowegen in Nederland – en ik vermoed dat dat zo’n beetje alle snelwegen zijn – een snelheidslimiet hebben van 100 km/uur met trajectcontrole. Het valt op als je plots als enige 120 aan het rijden bent. Dus zelfs vanuit Brecht is het al snel 1h45 uur rijden in plaats van de voorziene anderhalf uur. Komt daarbij nog een nieuwe verkeerswisselaar bij IJmuiden en de toerist, met vol vertrouwen in zijn GPS, doet er nog snel enkele minuten bij.

Wijk aan Zee is een gehucht van net meer dan 2.000 inwoners – zo’n 1.000 meer dan ik op het eerste zicht zou geschat hebben. Het dorp ligt aan het uiteinde van de Zeestraat, die vanuit Beverwijk tussen de terreinen van Tata Steel naar de Noordzee leidt en de verbinding vormt met de niet-industriële wereld. Vanuit Wijk aan Zee zelf vertrekken enkel wegen die doodlopen of uitkomen op het Tata-terrein. Een schiereiland op het land.

Wijk aan Zee is klein, knus, winderig. Ik kan het moeilijk vergelijken met een Belgische kustplaats, want ik kan me er geen voor de geest halen die zo klein is. De Moriaan (de speelzaal) is een metalen doos (in normale omstandigheden waarschijnlijk in gebruik als sporthal, met cultureel centrum als goede tweede), niet te groot, maar van binnen goed aangekleed. De akoestiek was beter dan je van zo’n constructie kon verwachten.

Bon, op zaterdag 24 januari dus gearriveerd in Wijk aan Zee, een half uur voor de partijen van de voorlaatste ronde gingen beginnen en meteen post gaan vatten voor het bord van Timman, niet voor Timman weliswaar, maar voor zijn tegenstander: Valentina Gunina. Dat betekent niet dat ik Timman niet respecteer: om op zijn leeftijd nog competitief te blijven – chapeau. In een tijd waarin ook toppers de overstap naar een “echte” loopbaan overwegen, omdat het schaken een te onzeker bestaan biedt, is Timman een mooi voorbeeld van waardig ouder worden.

Ondertussen zwermen schakers en toeschouwers de zaal binnen. Met de bekende gezichten wordt wat rijervaring uitgewisseld: de nieuwe bocht van IJmuden is inderdaad een toeristenval. Waar kan je de beste drank verkrijgen, welke andere bekende gezichten er al gespot zijn, wie in vorm is, waar is de commentaarzaal. Langzaam wordt het afgesloten gedeelte bevolkt met persmensen, VIPS, wat spelers en secondanten en zelfs de Noorse TV, die hun blonde babe hebben gestuurd om de stoel van Carlsen voor te verwarmen. Gelijkt die nu op Lena Heady (Cersei uit Game of Thrones) of vergis ik me?
Bon, het schaken. Iets voor de partijen beginnen worden alle invités en VIPS buitengewerkt, de pers incluis. De gong gaat en de partijen starten. Bij wijze van geheugensteuntje geef ik hierna de partijen en de afloop die ze die dag kennen:
A-Groep
Van Wely, L. - Jobava, B.
½-½
Radjabov, T. - Hou, Y.
½-½
Ivanchuk, V. - Caruana, F.
½-½
Vachier-Lagrave - Aronian, L.
½-½
Ding, L. - Carlsen, M.
½-½
Saric, I. - Wojtaszek, R.
1-0
Giri, A. - So, W.
1-0
B-Groep
Wei, Y. - Haast, A.
1-0
Shankland, S. - l' Ami, E.
1-0
Dale, A. - Klein, D.
½-½
Navara, D. - Sevian, S.
½-½
Timman, J. - Gunina, V.
0-1
Van Kampen, R. - Potkin, V.
1-0
Michiels, B. - Saleh, S.
0-1
Ik blijf nog even kijken naar de openingszetten van de verschillende partijen, probeer in alle stilte enkele shots met zoom. Ondertussen kruipt Alina L’Ami zowat tussen mijn benen om van zo dicht mogelijk wat foto’s van de spelers te nemen. Ze excuseert zich, maar ik heb er geen probleem mee. 
Een gelukje heb ik ook met de foto van Wei Yi tegen Anne Haast. Haast is zo’n beetje de hot chick in het Nederlandse schaakwereldje en speelde best een goed tornooi – ze haalt haar eerste IM norm ruim voor de finish. Maar een klasseverschil blijft een klasseverschil. Haast speelde een ingewikkelde partij van de A-groep na. Wei Yi haalde haar uit haar voorbereiding en zoals zo vaak was de eerste zet die dan door de zwakkere speler op eigen kracht gespeeld wordt, meteen al fout. Wei Yi speelt f6, en de stelling die toen ontstond, zou in het recente WK meteen door zwart zijn opgegeven. Een gelukje dat mijn foto het moment vast legt wanneer de waarheid voor Anne duidelijk wordt.
Dat was de veegpartij van de dag in de B-groep. Best een heftige dag in de B-groep met vijf besliste partijen op zeven. Timman - Gunina wordt een messy Caro-Kann, die in haar voordeel wordt beslecht. Sam Shankland, de kleinste deelnemer (letterlijk) van de B-groep wint van L’Ami en Van Kampen wint van Potkin.

Wie nog in de B-groep? Bart Michiels natuurlijk, onze “schaakbelg” die hier gemiddeld iets onder het gemiddelde van zijn groep speelt. Weinig remises en verliespartijen die het klasseverschil duidelijk maken; de winstpartijen zijn soms hard werken, maar de punten zijn op alle borden duur. Zijn parcours doet me denken aan een open tornooi waarin je wit hebt tegen de zwakkere spelers en zwart tegen de sterkere. Je krijgt het gevoel dat het niet echt “bolt”.
Dan is het tijd voor een pauze, want van al dat harde werken (vrij naar “I like work: it fascinates me. I can sit and look at it for hours.”  – Jerome K. Jerome) krijgt een mens dorst. Gelukkig zijn mijn vrienden habitués in Wijk aan Zee en leiden ze mij weg van de tornooibar (die tot mijn verbazing in de grote speelzaal staat – probeer dat maar eens in de open van Gent), die blijkbaar niet het “goede” bier verkoopt. We gaan kijken naar de commentaarzaal, waar Hans Böhm wat uitleg gaat geven. Die (de zaal, niet Hans Böhm) ligt op enkele minuten wandelen van de speelzaal, in iets wat eruit ziet als een zorgcentrum. 

De ruimte heeft wel een goede bar (waarmee ik bedoel dat ze Belgische bieren schenken) en waar we meteen gebruik van maken. We nemen plaats op de stoelen, enkele minuten voor Hans Böhm moet aantreden. Het blijkt een goede keuze, want algauw loopt de zaal vol en moeten de nieuwkomers recht blijven staan. Het is enkele minuten wachten op Böhm, maar het is de moeite waard. Hij steekt meteen van wal met wat droge humor en anekdotes (hoe houd je een eindspel tegen Timman remise: met een goede dubbele whisky tijdens de partij). Toeschouwers mogen suggesties geven en als die effectief gespeeld worden, kan er zelfs een prijsje vanaf. Het gebeurt allemaal met een kwinkslag en de sfeer zit er goed in.
Na een goed half uur vinden we dat we genoeg inzicht hebben opgedaan voor één dag en verlaten we onze stoelen voor een tweede verfrissing en een tafeltje aan het raam, met uitzicht op de duinen van Wijk aan Zee. Er wordt nog wat nagekaart en de eerste plannen voor terugkeer naar huis komen op tafel. Maar eerst nog naar de schaakwinkel, die – origineel – de oorspronkelijke inrichting als café behouden heeft (zie foto 15 op Chessbase). Promoties alom en ook ik kan niet weerstaan, ook al vraag ik me af waar ik dit boekwerkje nog kan wegstouwen thuis.

Dan nog snel even naar de resterende partijen gaan kijken en nog enkele laatste foto’s proberen te schieten, maar ondertussen staat het rijen dik aan het hek (de schakers aan de andere tornooien bevolken nu ook het kijkerspubliek) en het is even wachten eer ik weer vooraan sta. Met al enkele partijen achter de rug is het gemakkelijker om een keuze te maken welke spelers te fotograferen. Ik geef de voorkeur aan enkele A-groep partijen – hierna een shot van Saric, die gaat winnen van Wojtaszek, die nochtans zo goed gestart was.
Als ik mijn laatste foto’s geschoten heb, vat ik de terugtocht aan – dit keer via Utrecht ipv via Rotterdam, maar het maakt weinig verschil uit – ook hier wordt mijn voet begrensd tot 100 km/h. Een evaluatie van het bezoek: het is zeker de moeite waard als schaker. Tot in Cappelle-la-Grande!

HK5000 

woensdag 11 februari 2015

Wantrouwen

Een aantal maanden geleden kreeg ik het tijdens een wedstrijd geweldig op mijn heupen van het gedrag van mijn tegenstander. Geregeld verliet hij de speelzaal om dan eenmaal terug aan het bord een erg sterke zet te spelen. Rond zet 23 toen mijn positie al kritiek was, kon ik mij niet meer bedwingen om hem te gaan zoeken. Ik vond hem aanvankelijk nergens terug en besloot dan maar post te vatten aan de deur van de toiletten. Enige tijd later kwam hij uit het toilet nadat er net iemand voor hem ook al het toilet had verlaten. Door mee te wandelen met hem naar ons bord, gaf ik een duidelijke hint dat er mij iets stoorde. Ik weet niet of de hint werd begrepen maar in elk geval hielden de lange afwezigheden uit de speelzaal hierna op.

Eenmaal thuis werd het wantrouwen alleen maar versterkt toen ik vaststelde dat er toevallig tot zet 23 steeds de eerste keuze werd gespeeld van de schaakprogramma's en dat terwijl mijn tegenstander zeker al uit boek was op zet 10. Onvermijdelijk denk je in zulke situatie aan vals spelen. Echter ik snapte zelf ook wel dat de bewijslast heel licht was. Heel wat spelers zijn in staat om een reeks goede of zelfs heel goede zetten te spelen. Op Chess-db.com kan je bijvoorbeeld van bepaalde partijen analyses vinden in hoeverre ze overlappen met schaakprogramma's. Van mijzelf vond ik zo een partij waarin ik een score van 99,22% haalde. Ik daag de lezer uit om van zichzelf een partij te vinden die nog beter scoort.
Chess-db Partij analyse
In mijn artikel Zwitsers gambiet had ik besproken dat de partij tot zet 17 voorbereiding was en van de resterende 11 zetten zijn er ook heel wat die je automatisch kunt spelen. Ondanks de enorme score was er dus geen sprake van valsspelen. Ik sta dan ook terughoudend om iemand openlijk aan de schandpaal te nagelen. Het is ook de reden waarom ik in het artikeltje elke referentie naar de persoon of situatie weggelaten heb. 

Echter anderen zijn niet zo voorzichtig en schrikken niet terug om bij het minste wantrouwen al beschuldigingen te uiten. Zeker online zie ik bij sommigen hun potje snel overkoken. Bijvoorbeeld laatst bij een bulletpartijtje tegen een Hongaarse speler.
Als je dit met een schaakprogramma bekijkt dan zie je al heel snel dat er vele zetten zijn die de computer niet zou kiezen maar toch werd ik achteraf op een speciale wijze bedankt voor de partij.

"Good comp" moet je uiteraard interpreteren dat ik beschuldigd wordt van assistentie te gebruiken van een schaakprogramma.

Nu naast de overlappingen met de schaakprogramma's is er ook nog dat mijn tegenstander geregeld uit de speelzaal afwezig was. Ik heb het aantal keren niet geteld maar het aantal lag hoog genoeg om op te vallen en mij te irriteren. Misschien had mijn tegenstander een medisch probleem en moest hij daarom steeds naar het toilet. De meesten zullen zich nog wel herinneren het Toilet-schandaal dat in het WK van 2006 tussen Topalov en Kramnik zelfs leidde tot een forfait van de 5de partij in het voordeel van Topalov. Laatst las ik nog eens het hele verhaal toevallig opnieuw in het boek From London to Elista. Het Topalov team hield toen nauwgezet bij hoeveel tijd Kramnik in het toilet spendeerde. M.a.w. ik zou bijlange niet de eerste zijn die wantrouwig wordt van veelvuldige toiletbezoeken. Trouwens gek is dit niet want vorig jaar werd er zelfs effectief iemand gepakt met een smartphone op het toilet, zie bv. schaaksite.

Uiteindelijk trok ik mijn stoute schoenen aan en vroeg ik op de man af wat er nu precies aan de hand was. Uiteraard was mijn tegenstander niet blij met zulke vraag maar zag wel in dat hij beter antwoordde vooraleer er iets escaleerde. Hij gaf aan dat hij een verstokte roker was en bijgevolg geregeld de speelzaal verliet om te roken als hij niet aan zet was. Daar had ik helemaal niet aan gedacht want ik had helemaal niets geroken. Ik ben geen roker dus besef ook niet dat er wellicht weinig blijft hangen als je buiten rookt.

Ik ben opnieuw bijlange niet de eerste die geïrriteerd wordt door rookpauzes van de tegenstander. Zo was er uiteraard het fameuze incident tussen Mamedyarov - Kurnosov waarbij de witspeler publiekelijk de zwartspeler beschuldigde van valsspelen en een officiële klacht neerlegde.
Een 2700 speler die in 21 zetjes met wit wordt weggespeeld door een 100 punten lager gekwoteerde speler is niet iets alledaags dus ik kan de frustraties wel snappen. Anderzijds moet ik wel toevoegen dat Kurnosov een bijzonder talentvolle schaker was. Ik zeg "was" want hij kwam om het leven in een tragisch verkeersongeval 2 jaar geleden.

Persoonlijk denk ik dat rookpauzes niet meer van deze tijd zijn. We hebben steeds strengere reglementen voor het bestrijden van valsspelen maar we laten wel nog toe dat spelers een tornooizaal kunnen verlaten om buiten te roken. Er is nauwelijks of geen controle buiten. Zelfs al doet je tegenstander niets fout buiten dan nog zit je in de onzekerheid aan je bord en is het moeilijk om je te concentreren op de stelling.

Een terugkeer naar roken aan het bord zit er uiteraard ook niet meer in. Mensen die zich afvragen hoe dit er ooit uitzag, raad ik ten stelligste the love for wood 1979 chess documentary aan. Pure nostalgie voor sommigen maar ik herinner mij nog dat ik van mijn ouders eerst al mijn (bovenste) kleren moest uitdoen vooraleer ik verder het ouderlijk huis mocht binnenkomen omdat alles naar de pest stonk. Nee roken zou van mij alleen nog mogen voor of na de partij. Ik heb makkelijk spreken voor iemand die niet-roker is maar ik ben bereid om een compromis te maken. Roken mag bijvoorbeeld na de tijdscontrole van de 40 ste zet. Volgend jaar wordt het tempo sneller in de Belgische interclub dus dat moet toch zeker haalbaar zijn. Zetten we het als actiepunt voor de volgende algemene vergadering?

Brabo

woensdag 4 februari 2015

Euforie

Het is erg zelden dat we een partij spelen zonder fouten. Er valt altijd wel iets op te merken. Het is dan ook vreemd om een speler te horen zeggen dat hij (helemaal) tevreden is over zijn partij of tornooi. Het is een normaal proces voor elke ambitieuze speler die lessen tracht te trekken. Echter ik kan mij goed voorstellen dat bepaalde lessen voor sommigen lijken op onbenulligheden. Zo kan kritiek snel ontaarden in irritaties zoals laatst gebeurde op schaakfabriek

Het is evenmin gemakkelijk om iets zinvol te vertellen zonder iemand te irriteren. Wanneer de microfoon onder je neus wordt geplaatst dan heb je geen tijd om een perfect antwoord te verzinnen. Carlsen gaf bijvoorbeeld in een recent interview aan dat hij zich pas achteraf realiseerde hoe erg hij sommigen verveelde met klagen terwijl hij punten bleef scoren.

Dit ontevredenheidsgevoel wordt nog versterkt door het feit dat we vaak overwinningen als gewoon vinden. De spijtig stopgezette blog van Alina L'Ami beschrijft dit aspect kort maar krachtig. Je hebt hard gewerkt dus het is vanzelfsprekend dat je won. Of de tegenstander speelde gewoon te slecht zodat winnen onvermijdelijk was. Het gevaar is reëel dat we afglijden in een spiraal van negatieve emoties en hierdoor elk spelgenot laten bederven.

Echt gelukkig zijn we dus nooit in het schaken of toch. Ik vermoed dat ieder wel eens een schaars moment meemaakt van een uitzonderlijke meevaller. Je rekende helemaal niet op die uitslag maar het lot was gunstig. Je bent op slag alle tegenslagen vergeten want je bent euforisch. Zo liet de Britse grootmeester Nigel Short recent optekenen dat hij na het winnen in Myanmar zo blij was dat hij in zijn kamer op en neer stond te springen. In de partij kwam hij niet goed uit de opening maar zijn veel jongere tegenstander geraakte de weg kwijt in de complicaties.
Voor analyses van deze partij verwijs ik naar het eerste Chessbasereport over dit tornooi.

Het tornooi in Leuven sloot ik eveneens af met een knaller. Ik versloeg er de Zweedse grootmeester Ralf Akesson en eindigde met 6/7 in de hoofdprijzen. Het lot was mij gunstig gezind. Het begon al bij de voorbereiding. Normaal is er geen tijd om de laatste ronde voor te bereiden maar ik had op voorhand de paring juist ingeschat/ gegokt. Ralf was nog aan het spelen tegen Stefan Docx maar ik verwachtte dat dit remise zou worden. Hovhanisian als hoogste rating zou naar boven worden gepaard tegen Dgebuadze. Ik had vorige ronde zwart gehad net als Stefan dus het meest logische was dat ik wit zou krijgen en Ralf als tegenstander wat ook gebeurde. Vervolgens had ik redelijk vroeg gedaan met mijn vorige partij (zie vorig artikeltje) waardoor ik toch een half uurtje had om iets te bekijken. Tenslotte wat ik bekeek, kwam ook op het bord. Een moegespeelde Ralf door de uitputtingsslag met Stefan was uiteindelijk niet meer een zo onhaalbare kaart voor mij.
De stemming achteraf was uiteraard opperbest. Met een TPR van ongeveer 2500 elo en 500 euro prijzengeld ga je niet elke dag naar huis. Ik kon een glimlach en gebalde vuist niet onderdrukken. Misschien vinden sommige mensen zulk gedrag ongepast en kwetsend voor de tegenstander maar als je euforisch bent dan denk je sowieso niet goed meer na. In elk geval een lekkere Leffe liet ik onmiddellijk na de partij aanrukken na 4 dagen van droogte (slechts eentje want ik was nog chauffeur).

Deze speciale momenten koester je als schaker maar hierop wachten zou ik niet doen want dan zou je wel eens erg lang kunnen wachten. Zelf tracht ik ook te genieten van de vele andere kleinere dingetjes die het schaken zo mooi maken. Op mijn blog vind je talloze voorbeelden hiervan : interferentiesexcelsior,.. Met wat goede wil moet iedere speler wel iets vinden wat hij de moeite vindt. Met ongeveer 180 artikels is deze blog wellicht een goede plaats om eens te grasduinen en te beseffen hoe rijk ons spel wel is.

Brabo