dinsdag 29 juli 2014

Praktische eindspelen

Een lange partij betekent niet altijd een interessante partij. Mijn interclubpartij tegen Tom Piceu nam wel 53 zetten in beslag maar was eigenlijk al beslist na 27 zetten. Het is dus zeker voor een stuk nonsens om te stellen dat activiteit afhangt van het aantal zetten gespeeld zoals ik in mijn vorig artikeltje insinueerde. Daarentegen heb ik afgelopen seizoen ook een aantal complexe eindspelen op het bord gehad die m.i. wel de moeite zijn om de lezer eens voor te schotelen.

Uiteraard begin ik met het afgebroken dame-eindspel tegen Bart. Aanvankelijk vind ik de juiste zetten maar met de remisehaven in zicht gaat het toch nog mis.
Met deze verliespartij had ik exact een status quo voor mij fide-elo en met een degradatie die al enige tijd vaststond (zie het wilde westen) zou je kunnen stellen dat er geen man over boord was maar eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik toch zwaar aangeslagen was. Bart had weliswaar op een knappe wijze problemen kunnen voorschotelen maar zonder mijn amateurisme had dit nooit tot enig succes kunnen leiden. 

Het was niet het enige dame-eindspel dit seizoen dat ik op het bord kreeg. In de Open van TSM speelde ik 4 partijen waarvan 2 voor rating. De ene partij voor rating verloor ik op dramatische wijze van Steven wat ik eerder besprak op mijn blog, zie het sadistische examen maar ook de 2de partij liep niet zoals gewenst. Een pionnetje meer kon ik niet verzilveren tegen Jan Gooris.
Na de partij was ik ongelukkig met het resultaat maar als ik nu achteraf objectief het eindspel bekijk dan moet ik gewoon toegeven dat winst er eigenlijk nooit in zat. Misschien met een trager tempo (na zet 40 kreeg ik slechts 15 minuten erbij en werd vooral op de increment van 30 seconden gespeeld) had ik meer problemen kunnen creëren maar zelfs dan is het nog koffiedik kijken of Jan een fout zou hebben gemaakt. Ik vond het in elk geval jammer dat de competitie reeds eind december was afgelopen zodat ik in de volgende 6 maanden slechts nog interclub speelde. Het spook van inactiviteit is moeilijk te verjagen.

Dit seizoen was echter zeker niet allemaal kommer en kwel in het eindspel. In de artikeltjes een morele overwinning en universele systemen toonde ik al hoe ik een paar keer iets mindere stellingen kon houden. Echter die voorbeelden verbleken als we kijken naar het volgende eindspel waar ik op onwaarschijnlijke wijze remise maakte met 2 pionnen minder tegen de Franse FM Ludovic Carmeille.
Dit soort halve puntjes smaakt erg zoet. Een andere spectaculaire ontsnapping gebeurde in mijn partij tegen de Bulgaarse grootmeester Dejan Bojkov (fragmenten van die partij werden al eerder besproken in camouflage en einstellung effect). De winst was zeker niet triviaal voor zwart.
Ik was even bang dat hij mij door de vlag wilde duwen wat net een van de grootste nadelen is van zonder increment te spelen maar het bleef gelukkig sportief. In elk geval zal ik niet klagen over mijn eindspelresultaten.

Kunnen we onszelf trainen in dit soort eindspelen? Wel als we de diverse stellingen overlopen dan valt het op dat ze allemaal uniek zijn. Het zijn praktische eindspelen die je niet kunt terugvinden in de boekjes. Het is zelfs twijfelachtig of het interessant is om ze te bestuderen want de kans dat je iets in een ander eindspel kunt hergebruiken is miniem. Ik ben graag bezig met eindspelen dus ik spendeer er heel wat tijd aan maar ik zal het niet aanbevelen aan spelers die eindspelen haten.

Een zekere basiskennis over eindspelen lijkt mij daarentegen niet overbodig. Echter ook dat staat op losse schroeven als je Nakamura hoort vertellen dat hij de Vancura positie niet kende maar zelf achter het bord de juiste zetten vond. Een heel ander geluid is het recente werk Grandmaster preparation endgame play van Jacob Aagaard waarin het bestuderen van eindspelen naar een nieuw (hoger) niveau wordt getild. Van de ambitieuze student wordt verwacht dat hij de opgaven in een serene omgeving tracht op te lossen om zo vaardigheden aan te leren die ook in tornooischaak nuttig zijn.

Het boek heeft duidelijk bloed zweet en tranen gekost maar desalniettemin kwam er al snel heel wat kritiek waarmee de auteur duidelijk niet kon lachen, zie zijn reactie op Quality chess. De opgaven waren veel te moeilijk was 1 van de meest gehoorde kritieken. Zelfs de Duitse grootmeester Joerg Hickl kloeg dat hij slechts 10% kon oplossen. Het feit dat in vele voorbeelden de juiste zet in de praktijk niet werd gespeeld o.a. door Ivanchuk, laat verstaan dat het inderdaad moeilijk is. Anderzijds is het ook zo dat de juiste zet vinden in een opgave een stuk makkelijker is dan in de praktijk zoals eerder aangehaald door Glen in een reactie op mijn blogartikel 'de expert'.

We kunnen alleen maar spreken van trainen als dit op een serieuze wijze wordt gedaan dus in een serene omgeving waarin men zich goed kan concentreren op het oplossen en bestuderen van de eindspelen. Dit is hoe de auteur de kritiek weerlegt. Alleen zie ik vandaag dat heel wat praktische eindspelen moeten worden afgehaspeld in heel weinig tijd. Zeker met de tegenwoordig steeds populairdere 30 seconden increment blijft er slechts tijd over om voornamelijk op instincten en minimale berekeningen te spelen.

Met een langzamer tempo (zoals in de Belgische interclub) geloof ik wel dat zulke trainingen hun nut kunnen hebben. Niet zozeer in het feit dat men bepaalde combinaties of schema's zal kunnen copieren in de praktijk maar eerder in het stimuleren van het denkproces om tot oplossingen te geraken. Ik denk ook dat het effect van zulke trainingen tijdelijk zijn en bijgevolg geregeld moeten worden herhaald. Je kan het misschien vergelijken met het oplossen van IQ-testen. Slimmer wordt je niet door het oplossen van de IQ-testen maar men heeft wel kunnen bewijzen dat je de score op een IQ-test kunt verbeteren door vooraf meerdere gelijkaardige testen te maken. Ook werd opgemerkt dat het effect snel terug afneemt wanneer geen nieuwe testen meer worden gemaakt. Praktische eindspelen bestuderen is dus niet triviaal. Elke amateur bepaalt best voor zichzelf of het sop de kolen waard is.

Brabo

vrijdag 18 juli 2014

Eten en drinken

De computer wordt aangezet. Een paar tellen later ben ik aan het blitzen op Playchess met een lang verlopen account (sorry voor de spelers die willen chatten want ik wil hiervoor niet betalen). Bijna elke 5 minuten krijg ik een andere speler voorgeschoteld. Duitsers, Spanjaarden, Fransen, Amerikanen, Russen,... zijn de nationaliteiten van mijn tegenstanders. Na een tijdje log ik af van de site en bekijk ik nog snel met een schaakprogramma de meest interessante partijtjes. De webserver bewaart alle gespeelde partijtjes automatisch in een persoonlijke database op mijn PC die met een paar klikken achteraf te consulteren is.

Dit is geregeld hoe ik fun heb met het schaken en tezelfdertijd toch ook een stukje oefen. Wat een groot verschil met de jaren 90 toen er niets anders op zat dan naar een schaakclub te gaan om te blitzen. In mijn studentenjaren ging ik vaak vrijdagavond blitzen in de KGSRL. Ik keek rond in de club en daagde steevast de sterkste speler(s) uit. In die periode liep heel wat schoon volk rond in de club: Schalkx, Abolianin, Deleyn, Goormachtigh, Van der Stricht,...  Allemaal spelers van 2300 elo of meer en tevens sterke blitzers want vele (alle?) namen prijken op de erelijst van het vergane 24 uren blitztornooi de Kameleon.

In de eerste ontmoetingen kreeg ik een pak slaag en mocht ik blij zijn om occasioneel een puntje te pakken. Nu ik ben niet de persoon die snel afhaakt. Ik bekeek thuis de systeempjes die mijn tegenstanders graag speelden met mijn allereerste PC en langzaam keerden de kansen. Na verloop van tijd was ik zeker de evenknie van de beste spelers en dit gecombineerd met de alcohol die steeds rijkelijk vloeide, ontaardden de blitzavonden geregeld in uitbundige feestjes tot in de vroege uren. Zo herinner ik mij eens een leuke anekdote.

Op een erg laat uur kwam Geert Van der Stricht binnengewandeld toen de sfeer er al duidelijk inzat. Geert wou wel enkele partijtjes spelen zodus organiseerden we een blitz 4-kamp waarbij de verliezer een rondje zou trakteren. Makkelijk verdiend moet Geert gedacht hebben want hij was de enige die nog nuchter was maar het liep helemaal anders. In onze onderlinge partij werd mijn hyper-agressie aanvankelijk goed opgevangen en ik stond al snel 3 pionnen in het krijt. Echter met de verdwenen pionnen, kwam ook heel wat tactiek in de stelling. Geert miste iets en ging plots spectaculair mat. Schalkx lapte hem iets gelijkaardigs zodat de laatste ronde niet meer belangrijk was en Geert met flinke tegenzin moest trakteren.

Achteraf begon ik te denken dat het misschien wel loont om voor blitzpartijtjes alcohol (met mate uiteraard) te drinken. Ik experimenteerde hiermee in het eveneens verdwenen internationaal blitztornooi van Blankenberge. Midden het tornooi stond ik 1,5 punt los maar na een paar pinten tijdens de pauze gedronken te hebben, gaf ik het alsnog uit handen. Ik kreeg wel nog de winststellingen met het hyper-agressief schaak dat ik speelde maar de afwerking bleef achterwege. De cruciale laatste ronde van dit tornooi kan je hieronder nog naspelen wat ik achteraf publiceerde als curiositeit op 1 van de allereerste fora.
We mogen dus stellen dat het dubieus is of een beetje alcohol drinken bevorderlijk is voor blitz. Wel heb ik geregeld voor officiële partijen 1 pintje vooraf gedronken om meer relax te zijn. In mijn artikeltje het sadistische examen liet ik eerder optekenen dat ik vaak heel wat zenuwen heb bij partijen en alcohol helpt mij om te kalmeren. Vandaag tracht ik over het algemeen alcohol te vermijden tijdens een tornooi. Ik kan makkelijker relativeren waardoor de zenuwen minder gespannen staan en ik voel ook dat ik minder goed tegen alcohol kan dan 20 jaar geleden toen ik nog student was. Alcohol maakt je sneller vermoeid, doet je trager rekenen en beïnvloedt ook de broodnodige nachtrust + belangrijke partijvoorbereidingen. In een buitenlands tornooi waar je vaak afgezonderd zit, is de verleiding groot als liefhebber van bier en wijn maar Sterke Jan bleef stoïcijns zich concentreren op het schaken, zie schaakfabriek. Ook voor onze wereldkampioen Magnus Carlsen is alcohol zelfs een dag voor een wedstrijd compleet uit den boze, zie the guardian.

Geen alcohol drinken betekent niet niets drinken. Zeker wanneer partijen over de 3 uren duren, is het absoluut belangrijk om te drinken. Het is iets wat ik al eens durf te verwaarlozen wanneer ik alleen nog oog heb voor de stelling. Barstende koppijn na een partij is iets wat ik al aantal keren heb meegemaakt in die mate zelfs dat ik verplicht was om een pijnstiller zoals dafalgan te nemen. Een fles water meenemen naar de tornooizaal vind ik bijgevolg zeker niet overbodig maar wordt soms door de tornooiorganisatie niet toegelaten.

Ook letten op de voeding wordt steeds belangrijker wanneer men ouder wordt. Ik hoor dat soms ploegen voor een interclubwedstrijd copieus eten op restaurant maar ik ben er zeker van dat het de resultaten beïnvloedt. De concentratie tijdens de wedstrijd verslapt en het groot toilet wordt al vaker eens noodzaak tijdens een partij. Trouwens met de heersende achterdocht bij vele spelers t.o.v. vals spelen durf ik bijna niet meer naar het toilet gaan. Helemaal onterecht is de vrees uiteraard niet wat o.a. nog recent werd bewezen, zie schaaksite. Tegenwoordig eet ik dan ook slechts iets licht voor een wedstrijd wat op zich dan wel betekent dat ik moet eten als een wedstrijd lang duurt.

Een interclubwedstrijd kan in België maximaal 6 uren duren dus neem ik steeds enkele boterhammen en wat fruit mee in het geval het later dan 18 uur wordt of er dus al 4 uren gespeeld zijn. In het begin keken enkele ploeggenoten raar op toen ik mijn proviand bovenhaalde maar ik zie dat steeds meer ploeggenoten mijn voorbeeld volgen want vaak is er ter plaatse weinig of niets te koop. Marcel heb ik al eens een boterham toegestoken toen hij hongerig toekeek.

Voor de laatste interclubronde zat ik met een dilemma. De club organiseerde op dezelfde avond van de speelronde een feestmaaltijd waarbij sterk werd aangedrongen om zo talrijk mogelijk aan deel te nemen. Normaal ben ik de eerste om in te schrijven op zulke feestjes maar ik voelde op voorhand al nattigheid. Zelf proviand meenemen en dit opeten om 18 uur zou mijn eetlust grotendeels bederven. Bovendien lag de menu vast en moest je op voorhand betalen dus achteraf nauwelijks iets van eten zou zonde zijn. Tenslotte zou men al beginnen om 18 uur dus wat als je als enige moet doorspelen tot 20 uur. Ik liet mij uiteindelijk overhalen en hoopte op het beste maar het liep natuurlijk helemaal verkeerd.
De stelling die thuis getaxeerd was als remisehet falen bij op winst spelen in de vorige onderlinge partijde kersverse grootmeester-titel van Bart, het ontbreken van proviand, het startende clubfeest, ... zullen allemaal wel ergens een rol gespeeld hebben bij het onbesuisd willen afdwingen van de remise. Remise had ik natuurlijk gemakkelijk kunnen behalen zonder de overhaasting. Dat jonge spelers deze fout maken is makkelijker begrijpbaar zoals recent nog in het open kampioenschap van Azië.
Opnieuw een makkelijk vermijdbare nederlaag waarin de minder ervaren speler te happig was om remise te maken.

Tot slot wou ik ook nog meegeven dat ik uiteindelijk als enige speler na de tijdscontrole doorspeelde tot bijna 8 uur. Ook dat was geen grote verrassing want met een gemiddelde van net geen 53 zetten per partij was ik veruit de actiefste speler. Dit ligt ook compleet in de lijn van mijn artikeltje sofia regels. Toen ik dan uiteindelijk ook aan tafel ging, hadden de andere ploeggenoten al gedaan en vertrokken ze naar huis. In de Franse interclub gingen we ook geregeld achteraf eten maar daar werd steeds gewacht op de laatste speler. Enkele bestuursleden zagen gelukkig ook wel in dat de situatie scheef zat en offerden zich op om mij niet alleen te laten eten wat ik zeer apprecieer maar ik trek sowieso wel mijn conclusies voor de toekomst.

Thuis kreeg ik ook steun van mijn vrouw die mij opbeurde door te stellen dat ik weer een speciaal verhaal heb voor op de blog. Tja als je het zo bekijkt dan heeft elk nadeel toch weer een voordeel.

Brabo

maandag 7 juli 2014

Ideeën

Als we geen rekening houden met de psychologische aspecten in het schaken dan blijft enkel de theoretische evaluatie over van de zetten. De zet waarvan we verwachten dat ze cruciaal is voor de theoretische evaluatie van een stelling, wordt in het schaakjargon als kritiek beschouwd. Zelf heb ik altijd erg veel tijd gespendeerd in het zoeken van kritieke zetten wat op deze blog al veelvuldig aan bod kwam: correspondentieschaak, groene zetten,...

Of het nu kritiek, verwondering of simpel een opmerking was, feit is dat Bart Michiels het uiteraard bij het rechte eind had door achteraf te stellen dat ik met 8.Le2 in onze onderlinge partij niet een kritieke voortzetting had gekozen. Rekening houdend dat ik hiervan voorafgaand de partij al op de hoogte was, zal voor sommige lezers wellicht inconsequent klinken met mijn eerder artikel over de wetenschappelijke aanpak. Zelfs Kara schreef in een reactie dat hij zelf voor een andere en vanuit theoretisch perspectief interessantere zet zou hebben gekozen.

Verantwoording afleggen voor mijn openingskeuze is natuurlijk niet verplicht maar een aantal zaken wil ik wel even verder toelichten omdat ik meen dat ze ook voor andere schakers interessante elementen bevatten. Eerst en vooral is een kritieke zet niet altijd de beste praktische zet. Een kritieke zet plaatst mogelijks wel meer druk op de tegenstander maar vaak ook op jezelf. In mijn vorige onderlinge partij met Bart koos ik bijvoorbeeld voor een kritieke zet in het eindspel i.p.v. een afwikkeling naar een remise-eindspel met een pion minder om dan uiteindelijk zelf als eerste in de fout te gaan.

In heel wat openingen met een goede reputatie (zoals het Marschallgambiet, het Berlijns,...) is het vaak ook heel moeilijk om te stellen wat precies de kritieke zet is (net omdat niemand tot nu toe in staat was om een concreet voordeeltje aan te tonen). Daarnaast is het ook zo dat net de interessantste varianten uiteraard ook het meest waarschijnlijk door de tegenstander zullen onderzocht zijn. Een recent mooi voorbeeldje waarin we deze risico's terugvinden, is de cruciale partij van het rapid WK op bord 1 tussen Anand en Caruana in jawel de Modern French.
Anand kwam nog goed weg met slechts een blauw oog. Echter dit voorbeeldje is evenmin een bewijs dat het kiezen van een kritieke opening onzin is. Ik stel enkel dat een juiste inschatting moet worden gemaakt van de risico's. Mits voldoende training, studie op voorhand is het kiezen van de kritieke voortzetting meestal correct. Nu ik ben niet schuw van het nemen van (te) grote risico's in een opening (zie bv. schaak-intuïtie deel 2) maar iets complex spelen zoals 8.a3 zonder training, studie of zeker te zijn dat het een kritieke lijn is tegen een speler met 200 punten meer, vond ik erover en evenmin wetenschappelijk.

Eenmaal de keuze gemaakt om niet verder te zoeken naar een kritieke voortzetting is het wel best zaak om een alternatief klaar te hebben liggen. Een dubieuze openingsvariant kiezen is een oplossing waarvoor heel wat amateurs (zelfs sterke) kiezen maar niet voor mij. Het is niet alleen risicovol maar gaat eveneens helemaal in tegen mijn wetenschappelijke aanpak. Variëren met een totaal andere opening die geen deel uitmaakt van het repertoire is een andere mogelijkheid die relatief makkelijk is als je met wit speelt. Minder risicovol dan de vorige oplossing maar een openingsvoordeeltje mag je normaal vergeten en wetenschappelijk is het ook al niet. Tenslotte kan je ook kiezen om het normale repertoire te spelen maar je tracht er voldoende ideeën in te weven. Met ideeën bedoel ik geen "killer"-nieuwtjes die belangrijk zijn voor de theoretische evaluatie van de stelling. Het doel van een idee is om vooral tijd te winnen op de klok en een positie op het bord te verkrijgen waarin men zich goed voelt. In correspondentieschaak zijn zulke ideeën vrij waardeloos maar in bordschaak hebben ze hun nut al talloze malen bewezen.

Deze strategie van een vast repertoire doorspekt van ideeën is niets nieuw wat ik vertel en wordt al geruime tijd ook door topgrootmeesters gebruikt. Zo herinner ik mij nog goed hoe Anand in 2007 de wereldtitel veroverde in Mexico door 4 verschillende ideeën tegen de ongenaakbare Marshall te gebruiken. In het artikeltje Tanguy Ringoir is Belgisch kampioen werd het verhaal al terloops aangehaald maar ik wou deze keer wel eens de partijen concreet tonen.

Anand was niet geïnteresseerd in het weerleggen van de Marshall wat wellicht toch onmogelijk is maar creëerde telkens nieuwe onbekende problemen op het bord voor zijn tegenstanders. Niet elke partij leidt tot winst met deze methode maar met een rendement van 75% kon Anand uiteraard niet klagen. Er zijn een aantal grote voordelen aan deze aanpak. Vooreerst blijf je in grote lijnen binnen het repertoire spelen dus mocht zwart plots iets minder stevig spelen dan de Marshall dan ben je niet perse op onbekend terrein. Alhoewel het idee geen theoretisch voordeel oplevert, kom je zeker ook niet slechter te staan. De grootste troef is uiteraard dat je het idee thuis al bekeken hebt met de computers en de tegenstander naar alle waarschijnlijkheid niet.

Het grote nadeel van het werken met ideeën is dat ze meestal slechts 1 keer in een serieuze partij kunnen worden gebruikt. Na publicatie zullen potentiële tegenstanders snel een anti-dote met de computer vinden. Dus je moet nadat een idee opgebruikt is op zoek naar weer wat nieuws. Dat is een onbegonnen werk voor de meeste amateurs, hoor ik al denken maar dat valt eigenlijk best mee. Een idee neemt een fractie van de tijd in beslag dan voor een killer-nieuwtje want er bestaan een aantal handige hulpmiddelen. MNb gaf aan dat ik behoorlijk goed ben hierin maar ik geloof dat de lezer na mijn tips ook wel zijn plan moet kunnen trekken.

1) Kopieer ideeën uit recente OTB-partijen die onder de radar bleven van het internationale schaaknieuws. Heel wat schakers zijn op de hoogte van wat de top 2700 spelers speelden in hun repertoire maar spelers tussen 2300 - 2700 komen ook vaak met interessante ideeën op de proppen. Het is ook belangrijk dat de partijen recent werden gespeeld zodat de kans klein is dat de tegenstander het idee in de voorbije jaren per toeval heeft ontmoet.
2) Kopieer ideeën uit correspondentiepartijen zelfs al werd het slechts remise voor de witspeler. Bijzonder weinig bordspelers kijken naar die partijen. Bovendien problemen die in correspondentieschaak oplosbaar zijn, kunnen vaak erg moeilijk te kraken zijn achter het bord.
3) Laat een schaakprogramma kijken naar meerdere lijnen per zet. Soms levert de 2de of 3de beste zet een heel interessant idee op. Mijn favoriete knop in infinite analysis mode is de letter 'y', zie Fritz handleiding voor meer info. Hiermee verplicht ik het programma zijn favoriete keuze te negeren en te kijken naar de volgende beste zet. Het grote voordeel t.o.v. meerdere lijnen tezelfdertijd te laten berekenen is dat je veel sneller resultaten krijgt. Dit is niet alleen omdat er minder te berekenen valt maar ook omdat er geen tijd verloren moet gaan tussen het wisselen van de meerdere lijnen.

Dus met een minimum aan tijd en inspanningen kan iedereen met succes ideeën implementeren. Naast het verrassingselement kunnen ze ook worden gebruikt als patches tot wanneer meer tijd beschikbaar is om serieus te werken aan een opening. Ik ben ervan overtuigd dat het zowel voor amateur als prof een uitstekend instrument is voor tornooischaak.

Brabo

maandag 30 juni 2014

De subtiliteiten van een pionnenstorm

Toen ik nog 1.e4 speelde streefde ik naar een volledig repertoire. Op elke zwarte zet in de opening probeerde ik een antwoord klaar te hebben. Na omschakeling naar 1.d4 lukte me dit niet meer. Het was en is teveel. Daarom koos ik een experimentele benadering. In grote lijnen wist ik wel wat ik wilde spelen, maar de fijne - en zeker ook de niet zo fijne - details zocht ik wel uit als mijn partijen aan de gang waren. Dat was natuurlijk riskant. Meer dan eens stond ik - met wit! - na een zet of tien, twaalf al minder en kon proberen weken, maandenlang een halfje uit de partij te halen. Toegegeven, dat zijn leerzame ervaringen. Maar zulks is toch niet de bedoeling. Voor een goed resultaat moet men zeker ook met wit winstkansen scheppen.

Dus kocht ik de nodige boeken, waaronder een paar repertoireboeken. De voor- en nadelen daarvan zijn bekend; daar wil ik het hier niet over hebben. Ik wil het hebben over een aanbeveling waarvan ik niet goed weet wat te denken. De aanbeveling komt van GM Schandorff. Zijn twee boeken kregen goede recensies en ik mag toch stellen dat hij meer van schaken begrijpt dan ik. Het betreft het Oud-Indisch.
Maar wat ik nou precies van de Sämisch tegen het Oud-Indisch moet denken weet ik nog steeds niet. De volgende keer probeer ik het maar weer.

Wel kan ik iedere ambitieuze beginner aanbevelen 1.e4 d6 2.d4 Pf6 3.Pc3 g6 4.f3 (kan mij niet schelen dat dit onnauwkeurig is) Lg7 5.Le3 O-O 6.Dd2 c6 7.O-O-O te spelen, zoals ik zelf jaren heb gedaan. Zonder die ervaring had ik deze partij waarschijnlijk niet gewonnen. Daarom eindig ik met een luchtig rapidpartijtje, eveneens tegen een sterkere tegenstander:
Zwart begreep het verschil niet tussen de Pirc en het Konings-Indisch.

Mark Nieuweboer

dinsdag 24 juni 2014

De expert

Je wint voor het eerst van pa, grote broer, een vriend of nog beter de klasleraar en je hebt de schaakmicrobe te pakken. Ik veronderstel dat velen zo gestart zijn met het schaken. Beide spelers beschikken over dezelfde middelen (16 stukken) en vechten op een bord van 64 velden voor de overwinning enkel door de stukken te verschuiven. De speler met de beste en creatiefste ideeën wint. Dit is het beeld dat ook vele films gebruiken. De kijker ziet uiteraard de slimste persoon winnen.

Het verwondert mij dan ook helemaal niet dat er steevast emotionele reacties op de blog verschijnen wanneer ik het heb over partijvoorbereidingen, openingen studeren of zoals laatst nog in mijn vorig artikeltje. Het plaatje van een eerlijke intellectuele strijd tussen 2 individuen wordt op een abrupte wijze stukgemaakt. Databases, boeken, coaches, voorbereidingen, trainingen, ervaring, geld, tijd, ... beïnvloeden drastisch de kansen in het moderne competitieschaak.

Spelers gaan meestal weinig of niets vertellen over hoeveel geld, tijd en inspanningen men geleverd heeft om beter te worden. Het is niet cool om te vertellen dat je alles al thuis op het bord heb gehad. Er bestaat vandaag een taboe op werken aan het schaken. Echter hierdoor krijgen vele minder ervaren spelers een verkeerde kijk over wat competitief schaken inhoudt. Deze blog doorbreekt dit taboe geregeld waarmee ik mezelf bij sommigen niet populair maak.

Dat er een taboe bestaat, kan je bijvoorbeeld ook zien in een reactie op mijn artikeltje van de Tsjechische verdediging. Ik had iemand een openingsexpert genoemd en onmiddellijk ging de persoon in de verdediging door te stellen dat hij zichzelf geen expert beschouwt. Het begrip "expert" heeft bij velen een negatieve connotatie. Het is onkies om een partij te winnen met behulp van een betere kennis van de opening. Totaal overbodig vind ik zulke stelling want iedereen heeft wel zijn eigen favoriete systeempjes. Ik ken wel 1 sympathieke speler die met een teerling vroeger zijn eerste zet bepaalde. Echter ook hij kent van bepaalde openingen iets af want vorige vrijdag na onze onderlinge bekerwedstrijd verraste hij mij door achteraf te vertellen dat ik had afgeweken van de aanbeveling uit het recente monumentale boek over het koningsgambiet geschreven door John Shaw.

Dus iedere schaker met een beetje ervaring is wel ergens in een opening een soort expert. Nu het is duidelijk dat de ene expert de andere niet is. Een interessante vraag is of het mogelijk is om zo goed een bepaalde opening te kennen dat je niet meer verrast kunt worden. Kan je een super-expert worden in een opening dat je om het even welke voorbereiding niet meer hoeft te vrezen? Wel ik vrees dat het antwoord nee is. Bart gaf na de partij aan dat hij veel tijd had gespendeerd aan het studeren van de opening en ik geloof hem maar toch slaagde ik erin een idee uit een partij te halen die voor hem onbekend was. Het overschatten van de expertise of onderschatten van de voorbereiding is iets wat ik geregeld zie. Zo herinner ik mijn partij tegen de Armeense grootmeester Sergey Galdunts waar ik op 1 van zijn favoriete systeempjes een nieuwtje vond en hem in moeilijkheden bracht.
Slechts een half uurtje had ik gekeken naar deze opening en dit was al voldoende om met behulp van een computerprogramma iets interessants te vinden. Achteraf kwam de sterke Armeense grootmeester Vladimir Akopian zelfs mee het nieuwtje analyseren. Mijn tegenstander was erg verwonderd over het feit dat mijn korte voorbereiding superieurder was dan zijn expertise. Hoe was dit mogelijk vroeg hij zich af want behalve de 11 gepubliceerde partijen in de database met de opening, had hij ook nog eenzelfde aantal partijen gespeeld die niet voorkwamen in de databases.

Als grootmeesters al af en toe deze inschattingsfout maken dan zien we het uiteraard nog veel vaker bij minder ervaren spelers. Enkele voorbeeldjes op deze blog zijn de artikels zwitsers gambiet en revolutie in het millennium waarin ik succesvol met een voorbereiding voordeel behaalde in een opening waar ik geen enkele ervaring had en mijn tegenstanders wel.

De lezer die de reactie van Kara heeft gelezen op mijn vorig artikeltje zal wellicht de conclusie maken dat ik een grote uitzondering ben en je als expert meestal niet zulk gevaar loopt. Wel ik wil toch nog even een voorbeeldje tonen van een andere Belg die slechts 40 punten hoger staat dan ik op de Belgische elolijst, namelijk Bruno Laurent. De partij in kwestie kwam al ter sprake in het artikeltje oude wijn in nieuwe zakken waar ik het vermeldde om aan te tonen dat het up to date zijn van een repertoire voor de meeste spelers onhaalbaar is.
Zwart leed dus een bijzonder harde nederlaag ondanks dat hij een internationaal meester is en zeker kan buigen op een ruime ervaring met de Pirc. Is het dan compleet zinloos om expert te zijn? Uiteraard niet maar je moet wel op voorhand een goede afweging maken van de risico's. Heeft mijn tegenstander veel tijd gekregen om zich voor te bereiden? Bereidt mijn tegenstander zich normaal goed voor op zijn partijen? Heb ik nieuwe ideeën klaarliggen? In mindere mate kunnen ook nog andere aspecten tellen zoals het type stelling, de match/ tornooisituatie, het eloverschil, ... om de juiste keuze te maken. In elk geval is hardnekkig vasthouden aan een repertoire niet het beste en zal een gehaaide competitiespeler tijdig variëren wanneer onraad wordt geroken.

Brabo

zaterdag 14 juni 2014

The Modern French deel 2

Mijn hogere studies voor ingenieur liet ik niet aan het toeval over in tegenstelling tot heel wat medestudenten. Ik zorgde er steeds voor dat ik de cursussen minstens 3 keer serieus bestudeerd had zodat ik de leerstof grondig kende. Mijn resultaten waren bijgevolg ook steeds erg goed. Deze grondige wijze van voorbereiden heb ik ook geërfd in het schaken. Zelfs vandaag na bijna 20 jaar schaken, is er nog steeds weinig of geen sleet te bemerken op mijn (zeer) intensieve partijvoorbereidingen. Echter ik moet natuurlijk ook wel beamen dat er ook grote verschillen bestaan tussen een hedendaagse partijvoorbereiding en mijn toenmalige voorbereidingen op de examens.

Vooreerst bestaat er bij een partijvoorbereiding geen limiet op de hoeveelheid leerstof in tegenstelling met de meeste klassieke examens. Je moet dus als schaker zelf bepalen wanneer stoppen redelijk is of niet. Een vraag die ik mezelf hierbij recent stelde, is of het loont om tijd te spenderen aan het herhalen van het ingestudeerde materiaal of die tijd beter kan gespendeerd worden aan het bekijken van nog extra varianten? Of een zeer gelijkaardige vraag is, hoeveel tijd per zet moet je spenderen? Het antwoord hangt uiteraard af van een aantal factoren zoals hoe snel en goed kan de persoon iets onthouden, hoeveel (nieuwe) varianten moeten worden onthouden, ... Echter ik denk wel dat de meeste schakers bij tijdsdruk kiezen van zo weinig mogelijk tijd te spenderen aan het herhalen omdat je tenslotte ook zelf nog voor een groot deel door rekenen en deducties de onthouden fragmenten aan elkaar kunt puzzelen. Dat er bij het puzzelen af en toe iets fout gaat, is uiteraard geen verrassing.

Daarnaast bestaat er ook een groot verschil in studie-omstandigheden. Toen ik mij voorbereidde op mijn examens van ingenieur dan achtte mijn omgeving het prioritair dat ik gerust werd gelaten. Zo kon ik makkelijk op 1 dag 12 uren geconcentreerd studeren. Vandaag wordt een partijvoorbereiding door mijn omgeving wel getolereerd maar ik word tevens verwacht om tezelfdertijd paraat te staan voor de andere taken. Een voorbereiding op zaterdag is bijgevolg vaak niets meer dan een aaneenschakeling van halve relatief vrije uurtjes (met 2 jonge kinderen is het nooit 100% rustig) tussen de andere activiteiten (wekelijkse boodschappen, brengen van de kinderen naar dansschool, tekenschool, zwemles,...). Zulke chaotische wijze van voorbereiden beïnvloedt natuurlijk de studie-kwaliteit. Een concreet voorbeeld van zulke chaotische voorbereiding tracht ik in het vervolg van mijn artikeltje uit te leggen. Het is te zeggen, ik zal het deel vertellen dat in rechtstreeks verband stond met de gespeelde partij.

In de laatste ronde van de Belgische interclubs stond er voor Deurne niets meer op het spel. De ploeg was reeds gedegradeerd en enkel een persoonlijk succesje kon nog worden behaald. Omdat ik door omstandigheden op bord 1 speelde, was de kans reëel dat ik de nieuwe Belgische grootmeester Bart Michiels zou ontmoeten dus het spreekt voor zich dat ik mij op hem duchtig voorbereidde. In onze vorige ontmoeting had hij gekozen voor the modern french maar ik achtte de kans klein dat hij dit opnieuw zou spelen. De verrassing zou er deze keer niet meer zijn en als Bart een beetje mijn blog had gevolgd dan had hij ook wel door dat ik mijn voorbereidingen serieus neem. Nu zoals eerder vermeld, ben ik niet iemand die een voorbereiding aan toeval over laat dus desondanks nam ik mij toch voor om de opening van onze vorige onderlinge partij serieus te bekijken.

Het eerste wat ik bekeek, was het concept uit de correspondentiepartij dat ik zelf al in mijn vorig artikeltje naar voren schoof dus met 0-0-0. Omdat ik de opening sinds mijn partij (dus die van 2012) niet meer op het bord had gehad en bijgevolg niet meer serieus had bekeken, was het hoogtijd om de partij met een engine eens van naderbij te bekijken. Trouwens Bart kon makkelijk hetzelfde doen als hij de blog had gelezen.

Ik vond het concept ideaal om Barts speelstijl te bekampen maar door het ontdekte gat op zet 13 durfde ik het niet te spelen. Achteraf vroeg ik of Bart mijn blog had gelezen en tevens de antidote op het concept met 0-0-0 had gevonden. Op het lezen van de blog, bevestigde Bart. Het had mij enorm verwonderd als een grootmeester niet van vrij beschikbare voorkennis zou gebruik maken maar op het kennen van de antidote gaf hij een eerder verwarde uitleg. Hij zei namelijk dat hij hierop al eens succesvol c4 in de praktijk had gespeeld. Echter de enige partij die ik kon terugvinden waarin Bart c4 speelde op 0-0-0 was een variant zonder de toegevoegde zetten Le2 en 0-0 waardoor ik vermoed dat Bart niet het gat op zet 13 kende (wat niet wil zeggen dat hij aan het bord niet de juiste zet had gespeeld).  Hij zou niet de eerste (sterke) speler zijn die de kans liet voorbijgaan om de beschikbare informatie op mijn blog maximaal te gebruiken. Hieronder geef ik de best interessante partij weer waarin Bart c4 speelde op 0-0-0.

De foutenlast toont m.i. aan dat mits een goede voorbereiding dit soort stellingen geen slechte keuze zou geweest zijn tegen Bart.

In elk geval ik ging dus op zoek naar een alternatief en die vond ik in het concept vermeld in een reactie van TheUnknownOne. Ik maakte een vluchtige studie van wat de gevolgen zijn als Bart een identieke opstelling zou kiezen als in onze vorige onderlinge partij en kwam tot de vaststelling dat er een leuk nieuwtje kon worden gespeeld.

Wit heeft misschien geen concreet voordeeltje maar ik vond de resulterende stellingen wel aangenaam voor wit. Bovendien was ik bijna 100% zeker dat het idee 11.Pb5 een complete verrassing zou zijn waardoor ik minstens heel wat tijd op de klok zou winnen.

Echter een week eerder had ik ook gelezen op chesspublishing.com dat de sterke Zweedse correspondentiespeler Thomas Johansson claimt dat zwart met 9...f6 onmiddellijk kan egaliseren. Ik ben niet geabonneerd op de site (volgens mij een absolute aanrader voor elke speler met meestertitel-ambities) maar ik kon toch relatief snel terugvinden waarom. Nu gelijk spel in correspondentie betekent nog geen droge kansloze stelling in bordschaak dus bleef ik zoeken naar interessante ideeën maar verder dan onderstaande correspondentiepartij kwam ik niet.

Opnieuw was ik dus niet tevreden van het resultaat en voelde ik mij genoodzaakt om de zoektocht verder te zetten. Een vreemde maar interessante partij vond ik in de computer-database.

Iets te vreemd voor mij vooral omdat ik onvoldoende begreep waarom nu net De2. Trouwens de resterende tijd was te beperkt om er nog een serieuze studie aan te wijden dus parkeerde ik het idee. Het concept uit de volgende partij die ik hier vermeld kon ik daarentegen veel makkelijker begrijpen.

De varianten die ik bekeek, leken mij aantrekkelijk voor wit. Anderzijds met een zet zoals a3, zet je de deur wel wijd open voor allerlei al dan niet interessante zwarte voortzettingen. M.a.w. de kans was groot dat zwart mij onmiddellijk uit boek zou kunnen smijten en dan zonder enige ervaring sta je ook weer nergens.

Dus wat dan wel? Tijd om nog iets nieuw van scratch te bekijken, wou ik niet meer investeren want er waren nog andere openingen die ik perse wou bekijken. Is de resulterende stelling van mijn oorspronkelijke analyse op de aanbeveling van Thomas echt zo pessimistisch? Ik besloot om de variant opnieuw te bekijken en vond enkele interessante ideeën waardoor ik uiteindelijk het toch een kans wou geven. Het is na dit lang artikel zeker geen verrassing meer als ik vertel dat jawel de complete variant op het bord verscheen.

Als 200 punten lager gekwoteerde speler tegen een grootmeester een stelling behalen waarin je controleert en zwart moet opletten dankzij bijna uitsluitend de voorbereiding dan beschouw ik de voorbereiding als een onverdeeld succes. De Belgische IM Geert Van der Stricht gaf achteraf nog aan dat zulk lot af en toe onvermijdelijk is als hoger gekwoteerde speler maar daar ben ik het toch niet helemaal mee eens. Als je 2 keer dezelfde opening speelt tegen iemand waarvan je mag verwachten dat hij zich (goed) voorbereidt dan ben je grotendeels zelf verantwoordelijk voor de resulterende stelling.

Dat ik er nog in slaagde om de slotstelling te verknoeien, komt in een volgend artikeltje want daar valt ook nog heel wat over te vertellen. Met dit artikeltje heb ik alvast een status update gemaakt van deze interessante Modern French.

Brabo

woensdag 4 juni 2014

Archiveren

Na mijn vorig blogartikeltje kreeg ik een interessante vraag. "Welk systeem pas je toe om al je openingsstudie overzichtelijk te houden?". Hierop kon ik niet goed antwoorden in een paar lijnen dus verkies ik om mijn antwoord te gieten in een afzonderlijk blogartikeltje. Hierbij wil ik wel onmiddellijk aan toevoegen dat ik zeker niet beweer dat er geen betere systemen zijn. Het systeem heb ik proefondervindelijk ontworpen en is niets meer dan een logische evolutie geweest van mijn persoonlijke noden. Ieder moet dus zelf uitmaken of er bruikbare elementen voor zichzelf aanwezig zijn. Dus het artikeltje moet in dezelfde stijl worden gelezen als de artikels analyseren met de computerde partijvoorbereiding en leestekens.

Uit mijn studententijd heb ik geleerd dat het neerschrijven van een samenvatting op papier voor mij een belangrijk onderdeel is om de materie te verwerken. Dit doe ik ook vandaag nog voor mijn partijvoorbereidingen. De samenvatting somt alle mogelijke varianten op die mijn tegenstander kan spelen (veelal uitsluitend gebaseerd op partijen die kunnen worden teruggevonden in de databases) met daarbij mijn gekozen antwoorden (minimum een paar zetten per systeem maar kan ook veel meer zijn). Hieronder een scan van zulke recente samenvatting op papier gemaakt als voorbereiding op de Bulgaarse grootmeester Marijan Petrov.
Samenvatting op papier
Als je beseft dat ik in de 1ste klasse van de Belgische interclub soms op 6 spelers tezelfdertijd voorbereidde dan weet je dat het aantal papieren met samenvattingen erg snel vermenigvuldigt. Zulk stapeltje papieren is wel handig om als passagier in de auto nog eens te herhalen maar bij het hergebruiken van nieuwe partijvoorbereidingen is het omslachtig. Om tijd te winnen zal ik daarom geregeld de analyses van mijn papieren samenvattingen opslaan in een persoonlijke database volgens mijn wit en zwart repertoire. Het is een eenvoudig mechanisme dat ik creëerde in 2005 waarbij een database wordt gebruikt bestaande uit 2 partijen. Hieronder een screenshot om te tonen dat de database echt simpel is.
Openingsboek
De 1ste partij bevat alle systemen die ik met wit op het bord kan krijgen en eens eerder heb bekeken. De 2de partij bevat dan alle systemen die ik met zwart kan ontmoeten en tevens eens bekeken heb. Mijn antwoorden op deze systemen zijn veelal uniek in die zin dat er weinig variatie is wat uiteraard sterk aanleunt bij mijn wetenschappelijke aanpak. Een screenshot van het beginnende stuk van mijn wit-repertoire kan je hieronder bekijken.
Preview openingsboek
Het blijft overzichtelijk omdat ik vermijd grote analysebomen op te richten van specifieke systemen en er slechts variatie is op 1 kleur (de tegenstander). Het nut van deze database ligt dan ook voornamelijk in het herhalen van de snelle en efficiënte antwoorden over de breedte van iemands repertoire. Natuurlijk maak ik ook wel diepe openingsanalyses maar zelden in een partijvoorbereiding omdat hiervoor vaak onvoldoende tijd is. Als ik een opening serieus bestudeer dan is het geen uitzondering dat ik er 2 weken of zelfs meer mee bezig ben. Hierbij wil ik wel opmerken dat ik tegenwoordig mijzelf niet laat opjagen bij de analyses want tenslotte speel ik toch erg weinig en heb ik heel wat andere verplichtingen. Iemand die full time met het juiste materiaal analyseert, kan wellicht dezelfde resultaten op een paar dagen behalen.

Omdat de meeste diepe analyses gebeuren op mijn eigen partijen, worden die ook voornamelijk gemakshalve bewaard in de partijanalyses. Met ondertussen 690 partijen is dit al een flinke goudmijn aan openingsmateriaal. Vooral de recentere partijen tonen heel wat interessante openingsstudies waarvan ik er al vele gepubliceerd heb op mijn blog. Daarnaast beschik ik ook nog over een afzonderlijke database van uitgebreide openingsanalyses. Enerzijds omdat het soms te veel wordt om nog leesbaar te houden in een partijanalyse en anderzijds omdat ik eens een systeem in detail wil bekijken zonder dat er al eerder een serieuze partij werd gespeeld. Een screenshot van deze database laat zien hoe over de jaren heen deze speciale database groeide.
Analyse database
Elke regel stelt deze keer een analyse voor van een bepaald systeem. Veel tekst vind je in de analyses veelal niet terug want voor eigen gebruik vind ik dit niet nodig. Hier gaan we in tegenstelling met het openingsboek wel variaties zien voor beide kleuren. Een voorbeeldje van een analysedump kan je hieronder vinden.
Voorbeeld uit analysedatabase
De trouwe en snuggere bloglezer zal het al opgevallen zijn dat ik een analyse toon die ik reeds gebruikte in mijn blogartikel aljechin met g6. Af en toe publiceer ik wel stukjes uit de database om de artikels meer inhoud te geven.

Naast het aanleggen van persoonlijke online archieven is het uiteraard nooit overbodig om andere bronnen te consulteren. Openingsboeken of online openingsanalyses integreren met de eigen archieven lijkt mij een erg twijfelachtige strategie. Als je op de hoogte bent van waar het materiaal te vinden dan volstaat dit in de meeste gevallen. Uiteindelijk is de bedoeling van het archiveren uiteraard tijd winnen.

Brabo