Zeer weinig competitieschaak spelen gebruik ik graag als excuus om schaakboeken te lezen die schaaktechnisch weinig of niets bijbrengen. Ik vind het in elk geval veel plezierig om allerlei schaakanekdotes en verhalen te lezen dan mijn hersenen te pijnigen met moderne openingsvarianten of het oplossen van allerhande oefeningen. De boeken Nadorf x Najdorf en Timman's Titans waren dan ook voor mij de perfecte leesliteratuur in de voorbije maanden. Najdorfs dochter schrijft een soort biografie over haar vader met haar wel zeer merkwaardige maar tevens uiterst interessante invalshoek. Jan Timman verraste mij aangenaam met een zeer vlotte schrijfstijl waarbij hij bij elk van de 10 oud-wereldkampioenen er steeds in slaagde om een uniek en persoonlijk verhaal op te hangen.
In tegenstelling met Najdorfs boek doorspekken kwalitatief hoogstaande analyses Jan Timman's boek. Zo heeft Jan er duidelijk lol in om tal van verbeteringen te tonen op de reeds klassieke My Great Predecessors geschreven door oud-wereldkampioen Garry Kasparov. Sinds de publicatie ervan is er ondertussen weer heel wat water naar de zee gevloeid waardoor Jan uiteraard over veel krachtigere software en hardware beschikt dan Garry Kasparov toen. Naast zijn eigen partijen met de wereldkampioenen focust Jan zich vooral op hun minder bekende of zelfs onbekende partijen. Hierbij wordt ruimschoots aandacht geschonken aan een serie geheime trainingspartijen die Botvinnik speelde tussen 1936 en 1970.
Ragozin, Kan, Averbakh en Furman waren Botvinniks belangrijkste sparringpartners. Een partijtje gespeeld in Moskou 1953 tegen Ilya Kan, vooral bekend voor een Siciliaanse variant, trok mijn aandacht. In het bijzonder zet 16 waarin Botvinnik een zeer merkwaardige keuze maakt.
In 1998 gaf Jan 2 uitroeptekens aan de zet. Vandaag vind hij het nog steeds de beste praktische keuze voor een bordpartij maar toont tezelfdertijd aan dat de huidige computers erin slagen om het concept te neutraliseren.
In mijn meest recente les maakte ik dankbaar gebruik van dit partijfragment. Na eerst een reeks goede voorbeelden van pionstructuren te hebben besproken, vond ik het hoogtijd om mijn leerlingen ook te waarschuwen voor te dogmatisch denken. Dynamische elementen moeten vaak voorrang krijgen op structurele aspecten. M.a.w. je moet soms met opzet je structuur laten verzwakken om de stukken actief te krijgen.
Omdat mijn leerlingen vaak zich afvragen of dit soort schaak ook op hun niveau kan afspelen, had ik mij op voorhand al gewapend met een voorbeeldje uit mijn eigen bordpraktijk. De toen 21 jarige Nederlander Sebastiaan Smits imponeerde mij met zijn gedurfde 17de zet.
De complete partij kan je trouwens ook naspelen in mijn artikel de neo scheveningen.
Dit was niet het enige voorbeeld in mijn bordpraktijk. In 2003 kreeg ik dezelfde themazet op het bord in de Open Le Touquet. De Duitser Erwin Hein leek mij heel wat sterker dan zijn rating.
Hier liep het dus uiteindelijk verkeerd af voor zwart maar in de partij verkreeg hij er zeker voldoende spel mee.
Hierna waren mijn leerlingen overtuigd dat het goed is om ook aandacht te schenken aan niet alledaagse thema's die we zien in grootmeesterpartijen. Je weet tenslotte nooit wat er op het bord zal komen. Vele kleintjes helpen uiteindelijk ook om een stap verder te zetten in het schaken.
Brabo
In tegenstelling met Najdorfs boek doorspekken kwalitatief hoogstaande analyses Jan Timman's boek. Zo heeft Jan er duidelijk lol in om tal van verbeteringen te tonen op de reeds klassieke My Great Predecessors geschreven door oud-wereldkampioen Garry Kasparov. Sinds de publicatie ervan is er ondertussen weer heel wat water naar de zee gevloeid waardoor Jan uiteraard over veel krachtigere software en hardware beschikt dan Garry Kasparov toen. Naast zijn eigen partijen met de wereldkampioenen focust Jan zich vooral op hun minder bekende of zelfs onbekende partijen. Hierbij wordt ruimschoots aandacht geschonken aan een serie geheime trainingspartijen die Botvinnik speelde tussen 1936 en 1970.
Ragozin, Kan, Averbakh en Furman waren Botvinniks belangrijkste sparringpartners. Een partijtje gespeeld in Moskou 1953 tegen Ilya Kan, vooral bekend voor een Siciliaanse variant, trok mijn aandacht. In het bijzonder zet 16 waarin Botvinnik een zeer merkwaardige keuze maakt.
In mijn meest recente les maakte ik dankbaar gebruik van dit partijfragment. Na eerst een reeks goede voorbeelden van pionstructuren te hebben besproken, vond ik het hoogtijd om mijn leerlingen ook te waarschuwen voor te dogmatisch denken. Dynamische elementen moeten vaak voorrang krijgen op structurele aspecten. M.a.w. je moet soms met opzet je structuur laten verzwakken om de stukken actief te krijgen.
Omdat mijn leerlingen vaak zich afvragen of dit soort schaak ook op hun niveau kan afspelen, had ik mij op voorhand al gewapend met een voorbeeldje uit mijn eigen bordpraktijk. De toen 21 jarige Nederlander Sebastiaan Smits imponeerde mij met zijn gedurfde 17de zet.
Dit was niet het enige voorbeeld in mijn bordpraktijk. In 2003 kreeg ik dezelfde themazet op het bord in de Open Le Touquet. De Duitser Erwin Hein leek mij heel wat sterker dan zijn rating.
Hierna waren mijn leerlingen overtuigd dat het goed is om ook aandacht te schenken aan niet alledaagse thema's die we zien in grootmeesterpartijen. Je weet tenslotte nooit wat er op het bord zal komen. Vele kleintjes helpen uiteindelijk ook om een stap verder te zetten in het schaken.
Brabo
Geen opmerkingen:
Een reactie posten