In Vlaanderen blijft het wachten op de winter want met maxima-temperaturen t.e.m. 10 graden is het uiteraard veel te warm voor de tijd van het jaar. Sneeuw hebben we dus hier nog niet gezien waardoor het altijd extra aantrekkelijk is om de jaarwisseling in het veel koudere Rusland bij familie en vrienden van mijn vrouw door te brengen. Ufa ligt ongeveer 500 km ten Westen van Siberië dus sneeuw is gegarandeerd. Afhankelijk van de buitentemperaturen gaan we dan geregeld buiten op stap met de kinderen. We hadden geluk want pas toen we terugkeerden naar België zakte het kwik met 20 graden naar -30. Dus tijdens ons verblijf viel het reuze mee en konden de kinderen naar harte lust spelen in de sneeuw, glijden van de vele ijsbanen, lopen door een ijsdoolhof ... Omdat ik de vraag kreeg om eens wat meer foto's te gebruiken in mijn artikeltjes, heb ik hieronder eentje geplaatst waar ik mijn 2 kinderen begeleid op een ponytochtje door de sneeuw.
Op bezoek zijn in Rusland betekent ook automatisch uitdelen van cadeautjes. Om zeker niemand te vergeten proppen we bijna een koffer vol met Belgische chocola wat iedereen ten zeerste apprecieert want sommigen bestellen al onmiddellijk bij voor het volgende bezoek. Eenmaal de koffer leeg wordt die opgevuld door cadeaus die wij ontvangen. Voor de kinderen komt Ded Moroz (Grootvadertje vorst) met allerlei snoep en speelgoed dus te vergelijken met Sinterklaas of de Kerstman. Daarnaast is er tijdens de feestdagen in ons logement (bij de schoonouders) ook bezoek van familie en vrienden waardoor er opnieuw cadeaus duchtig worden uitgewisseld. Een tante van mijn vrouw bracht voor mij de meest verrassende attentie niet zozeer in materiële waarde maar omwille van de zeer gepersonaliseerde warme boodschap.
Bijgeloof in Rusland is nog erg aanwezig. Veel mensen geloven er dat je je geluk gunstig kunt beïnvloeden door bepaalde onzichtbare krachten te respecteren. Het is een gevoelig onderwerp. Makkelijker en concreter is om te kijken wat we zelf kunnen doen om onze kansen te verhogen. In dit artikeltje wil ik het dan ook hebben over hoe we onze winstkansen in een partij kunnen verbeteren. Het is een onderwerp dat ik voor een stuk al heb aangesneden zie bv. hoe winnen van een sterkere speler waarin ik o.a. de chaos-theorie heb uitgelegd. Echter deze keer bekijk ik het vanuit het standpunt van de sterkere speler.
Net het omgekeerde doen van wat de zwakkere speler tracht te verwezenlijken is iets te simpel. Uiteraard helpt het om hun strategie te dwarsbomen maar er is meer wat de sterkere speler kan doen. Een sterkere speler rekent beduidend sneller en beter. Dit kan maar hoeft niet perse op basis te zijn van een betere patroonherkenning. Er valt dus zeker iets te zeggen om als sterkere speler meer rekenwerk in een partij te steken tenminste met die verstande dat het geen chaos wordt en dus grote (verliezende) fouten vermeden kunnen worden. Als we dan vandaag ook nog rekenschap houden dat een superieure openingskennis al lang geen garantie meer is voor de sterkere speler met de alom beschikbare databases en openingsboeken dan valt er zeker iets te zeggen om theorie zo vroeg mogelijk te vermijden.
Allemaal mooi en wel zullen sommigen denken maar hoe werkt dit in de praktijk? De commentaar van Bruno op mijn artikeltje spelen op de man omschrijft deze visie het best: " Dat je op vele plaatsen kan afwijken van de theorie wil ik ook best geloven. Dat het eenvoudig is om zulke varianten te vinden die ook nog passen bij je speelstijl en die niet leiden tot droge stellingen geloof ik minder." Het is een terechte opmerking/vraag waar meer dan een eeuw al spelers hun tanden stuk hebben op gebeten. Zo kwam ex-wereldkampioen Jose Capablanca al in 1920 met zijn eigen variant van het schaakspel door 2 kolommen toe te voegen met enkele nieuwe stukken. Ex-wereldkampioen Bobby Fischer introduceerde op zijn beurt dan weer Schaak 960 of Fischer Random Chess wat een variant is op het al oudere shuffle-schaak. Bij deze oplossingen vertrekt men steeds vanuit het standpunt dat het top-schaken geen toekomst meer heeft en zal sterven aan een langzame remise-dood. Kasparov lacht met de kortzichtigheid van Capablanca in zijn boek Garry Kasparov on my Great Predecessors, Part 1 maar maakt iets later een gelijkaardige fout door te stellen dat hedendaags topschaak pas begint na heel wat theoriezetten. Anders geformuleerd blijft er vandaag na het verplicht spelen van alle theoriezetten op topniveau nog slechts een beperkte (oninteressante) partij over waar men op eigen kracht speelt. Ik meen dat net daarom een decennium geleden het speeltempo is opgedreven om de spektakelwaarde terug te vinden.
In 2004 werd dit boek door Kasparov op de markt gebracht en toen was dit inderdaad de norm. Echter eind 2011 kwam er voor het eerst duidelijk een breuk in deze zienswijze toen aangetoond werd in een artikel op Chessbase dat de huidige topspelers plots gemiddeld veel minder theorie spelen dan hun voorgangers. Onderstaand grafiek toont de diepte van het gemiddeld nieuwtje t.o.v. de tijdlijn.
Het tijdstip van deze ommekeer is natuurlijk verbonden met de opkomst van Carlsen. Carlsen toonde aan de schaakwereld dat je wel degelijk iedere schaker kunt verslaan zonder te buigen op een dominante openingskennis wat schril in contrast staat met zijn voorgangers. Ik geloof na het behalen van de wereldtitel dat ook de laatste ongelovigen (zie de wetenschappelijke aanpak) nu zullen toegeven dat ze onterecht zijn aanpak bekritiseerd hebben als inefficiënt en gebaseerd op geluk.
Om partijen te winnen, moet je de tegenstander onder druk zetten (dit werkt zelfs in wereldkampioenschappen). Carlsen toont vandaag aan dat je minstens even succesvol (en dat is wellicht te zwak uitgedrukt) kunt zijn met het toepassen van een minder grote maar meer langdurige druk. De druk is minder groot omdat het niet uitgaat van super-menselijke openingen (vandaag vooral intensief op voorhand gecreëerd met behulp van computerprogramma's) maar eerder gebaseerd is op de eigen speelsterkte. Echter door veel sneller van de theorie af te wijken en bovendien te kiezen voor stellingen waarin veel mogelijkheden zijn, wordt de tegenstander verplicht veel meer denkwerk aan het bord te verrichten. Als je i.p.v. zet 20 al op zet 10 uit boek bent dan heb je bij een gemiddelde partij van 40 zetten een 50% verhoging van het aantal zetten die je zelf moet bedenken.
Een sterkere speler zal dus makkelijker het verschil kunnen maken als meer denkwerk aan het bord moet worden verricht. Echter door ons huidig speelritme is er nog een 2de element die een belangrijk rol speelt in het succes van deze aanpak. De bedenktijd die men krijgt, hangt voor de eerste 40 zetten niet af van hoeveel zetten men zelf moet over nadenken. M.a.w. met die aanpak worden de meer klassieke spelers gedwongen om af te stappen van hun normale meer langzame tijdsverbruik om tijdnood te vermijden. Van Carlsen wordt gezegd dat hij sneller speelt dan zijn meeste tegenstanders maar hij houdt er gewoon beter rekening mee dat zijn type spel meer beslissingen zal inhouden. Hierbij mogen we niet vergeten dat deze strategie nog versterkt wordt als je ook technisch sterker bent dan de tegenstander en dus in minder bedenktijd nog steeds ongeveer evenveel kunt zien.
Carlsens eerste overwinning in het wereldkampioenschap etaleert deze filosofie zeer goed. Reeds op zet 10 komt Carlsen op de proppen met een onbekende damezet die zeker geen weerlegging is van de zwarte stelling maar wel een open gevecht garandeert. De reacties op twitter vertellen voldoende: "Dit wordt geen korte remise." en "Dit ziet er uit als een spectaculaire niet-indrukwekkende openingsvoorbereiding van het Carlsen team".
Een buitenstaander ziet fouten die Anand in een normale situatie nooit maakt en denkt foutief dat Carlsen geluk had. De Schotse grootmeester Jonathan Rowson omschreef het fenomeen op chessbase alsof Carlsen erin slaagde op een magische wijze om de talenten van zijn tegenstanders te laten verdwijnen.
Ok allemaal goed en wel maar wij zijn geen Carlsen. Bruno's commentaar: "Ik heb weinig twijfels dat ook Carlsen enorm veel werkt aan zijn openingen, al is het maar om op een goede manier te kunnen afwijken van de theorie." Daar ben ik het deels oneens mee. Het is veel makkelijker om iets speelbaar te vinden in een zijvariant dan de kritieke voortzettingen te bestuderen. Ok er moet nog steeds gewerkt worden maar het is niet meer noodzakelijk om de grote hoeveelheden theorie te studeren. Een speler die deze strategie zeker al succesvol toepast, is de sterke Armeense IM Mher Hovhanisian (wonende in België). Dat Mher geen zin heeft in theoretische debatten, kon je al lezen in mijn artikeltje een uitgebreid zwartrepertoire.
Variëren op dezelfde wijze met witte bestaande openingen zoals met zwarte bestaande openingen, heeft veel minder effect. Zwart bepaalt grotendeels welke opening op het bord komt. Het is voor mij de voornaamste reden waarom voorbereiden met zwart altijd veel sneller gaat dan met wit. Echter een voordeel van het witte kleur is dan weer dat je jezelf meer vrijheid kunt permitteren in het kiezen van de zetten. Ik bedoel een iets mindere zet leidt niet perse met wit tot een moeilijke stelling. Dit toonde Mher ook in de 5de ronde van de Open Leuven in onze onderlinge partij. Wij waren de enige overgebleven met 4/4 dus beslisten onderling wie zou verder gaan als leider. Er was weinig tijd om voor te bereiden maar dat was ook niet nodig want na het bekijken van de database had ik al snel door dat ik onmogelijk zou kunnen voorspellen wat er op het bord zou komen. Trouwens Mher deed zelfs helemaal niets vooraf. In de partij ging Mher op zet 2 reeds in de denktank, produceerde het agressieve b4 en smeet mij uit boek. Na 4 zetten stond reeds een originele interessante stelling op het bord met tal van mogelijkheden.
Achteraf vond Valery Maes dat Mher geluk had gehad met zijn overwinning maar daar kijk ik anders tegenaan. Ik maakte inderdaad een blunder die ik in een rustige situatie wellicht makkelijk kan vermijden maar het is zijn verdienste door sneller en efficiënter te spelen. Trouwens zelfs als ik de fout niet had gemaakt dan nog acht ik de kans reëel dat ik later toch nog een fout maakte onder de aanhoudende druk. M.a.w. de gelukzak heeft zijn eigen geluk gemaakt waardoor we eigenlijk nog nauwelijks kunnen spreken van geluk.
Tenslotte een zet zoals 2.b4 vergt geen enorme voorbereidingen om te spelen. Het heeft ook weinig zin om er veel werk in te steken want zwart heeft een brede waaier aan mogelijkheden en de kans dat je het geregeld kunt spelen, is al evenmin groot. Zulke zetten ontdekken is puur een kwestie van de ogen open te houden voor het niet-alledaagse. Zo kan je bijvoorbeeld detecteren in een openingsboek voor schaakprogramma's dat wit er 70% mee scoorde in desalniettemin 38 eerder gespeelde partijen . Met een open blikveld, een redelijk geheugen en vooral een flink stukje lef kom je al een heel eind ver.
Brabo
Net het omgekeerde doen van wat de zwakkere speler tracht te verwezenlijken is iets te simpel. Uiteraard helpt het om hun strategie te dwarsbomen maar er is meer wat de sterkere speler kan doen. Een sterkere speler rekent beduidend sneller en beter. Dit kan maar hoeft niet perse op basis te zijn van een betere patroonherkenning. Er valt dus zeker iets te zeggen om als sterkere speler meer rekenwerk in een partij te steken tenminste met die verstande dat het geen chaos wordt en dus grote (verliezende) fouten vermeden kunnen worden. Als we dan vandaag ook nog rekenschap houden dat een superieure openingskennis al lang geen garantie meer is voor de sterkere speler met de alom beschikbare databases en openingsboeken dan valt er zeker iets te zeggen om theorie zo vroeg mogelijk te vermijden.
Allemaal mooi en wel zullen sommigen denken maar hoe werkt dit in de praktijk? De commentaar van Bruno op mijn artikeltje spelen op de man omschrijft deze visie het best: " Dat je op vele plaatsen kan afwijken van de theorie wil ik ook best geloven. Dat het eenvoudig is om zulke varianten te vinden die ook nog passen bij je speelstijl en die niet leiden tot droge stellingen geloof ik minder." Het is een terechte opmerking/vraag waar meer dan een eeuw al spelers hun tanden stuk hebben op gebeten. Zo kwam ex-wereldkampioen Jose Capablanca al in 1920 met zijn eigen variant van het schaakspel door 2 kolommen toe te voegen met enkele nieuwe stukken. Ex-wereldkampioen Bobby Fischer introduceerde op zijn beurt dan weer Schaak 960 of Fischer Random Chess wat een variant is op het al oudere shuffle-schaak. Bij deze oplossingen vertrekt men steeds vanuit het standpunt dat het top-schaken geen toekomst meer heeft en zal sterven aan een langzame remise-dood. Kasparov lacht met de kortzichtigheid van Capablanca in zijn boek Garry Kasparov on my Great Predecessors, Part 1 maar maakt iets later een gelijkaardige fout door te stellen dat hedendaags topschaak pas begint na heel wat theoriezetten. Anders geformuleerd blijft er vandaag na het verplicht spelen van alle theoriezetten op topniveau nog slechts een beperkte (oninteressante) partij over waar men op eigen kracht speelt. Ik meen dat net daarom een decennium geleden het speeltempo is opgedreven om de spektakelwaarde terug te vinden.
In 2004 werd dit boek door Kasparov op de markt gebracht en toen was dit inderdaad de norm. Echter eind 2011 kwam er voor het eerst duidelijk een breuk in deze zienswijze toen aangetoond werd in een artikel op Chessbase dat de huidige topspelers plots gemiddeld veel minder theorie spelen dan hun voorgangers. Onderstaand grafiek toont de diepte van het gemiddeld nieuwtje t.o.v. de tijdlijn.
Bron Chessbase |
Om partijen te winnen, moet je de tegenstander onder druk zetten (dit werkt zelfs in wereldkampioenschappen). Carlsen toont vandaag aan dat je minstens even succesvol (en dat is wellicht te zwak uitgedrukt) kunt zijn met het toepassen van een minder grote maar meer langdurige druk. De druk is minder groot omdat het niet uitgaat van super-menselijke openingen (vandaag vooral intensief op voorhand gecreëerd met behulp van computerprogramma's) maar eerder gebaseerd is op de eigen speelsterkte. Echter door veel sneller van de theorie af te wijken en bovendien te kiezen voor stellingen waarin veel mogelijkheden zijn, wordt de tegenstander verplicht veel meer denkwerk aan het bord te verrichten. Als je i.p.v. zet 20 al op zet 10 uit boek bent dan heb je bij een gemiddelde partij van 40 zetten een 50% verhoging van het aantal zetten die je zelf moet bedenken.
Een sterkere speler zal dus makkelijker het verschil kunnen maken als meer denkwerk aan het bord moet worden verricht. Echter door ons huidig speelritme is er nog een 2de element die een belangrijk rol speelt in het succes van deze aanpak. De bedenktijd die men krijgt, hangt voor de eerste 40 zetten niet af van hoeveel zetten men zelf moet over nadenken. M.a.w. met die aanpak worden de meer klassieke spelers gedwongen om af te stappen van hun normale meer langzame tijdsverbruik om tijdnood te vermijden. Van Carlsen wordt gezegd dat hij sneller speelt dan zijn meeste tegenstanders maar hij houdt er gewoon beter rekening mee dat zijn type spel meer beslissingen zal inhouden. Hierbij mogen we niet vergeten dat deze strategie nog versterkt wordt als je ook technisch sterker bent dan de tegenstander en dus in minder bedenktijd nog steeds ongeveer evenveel kunt zien.
Carlsens eerste overwinning in het wereldkampioenschap etaleert deze filosofie zeer goed. Reeds op zet 10 komt Carlsen op de proppen met een onbekende damezet die zeker geen weerlegging is van de zwarte stelling maar wel een open gevecht garandeert. De reacties op twitter vertellen voldoende: "Dit wordt geen korte remise." en "Dit ziet er uit als een spectaculaire niet-indrukwekkende openingsvoorbereiding van het Carlsen team".
Ok allemaal goed en wel maar wij zijn geen Carlsen. Bruno's commentaar: "Ik heb weinig twijfels dat ook Carlsen enorm veel werkt aan zijn openingen, al is het maar om op een goede manier te kunnen afwijken van de theorie." Daar ben ik het deels oneens mee. Het is veel makkelijker om iets speelbaar te vinden in een zijvariant dan de kritieke voortzettingen te bestuderen. Ok er moet nog steeds gewerkt worden maar het is niet meer noodzakelijk om de grote hoeveelheden theorie te studeren. Een speler die deze strategie zeker al succesvol toepast, is de sterke Armeense IM Mher Hovhanisian (wonende in België). Dat Mher geen zin heeft in theoretische debatten, kon je al lezen in mijn artikeltje een uitgebreid zwartrepertoire.
Variëren op dezelfde wijze met witte bestaande openingen zoals met zwarte bestaande openingen, heeft veel minder effect. Zwart bepaalt grotendeels welke opening op het bord komt. Het is voor mij de voornaamste reden waarom voorbereiden met zwart altijd veel sneller gaat dan met wit. Echter een voordeel van het witte kleur is dan weer dat je jezelf meer vrijheid kunt permitteren in het kiezen van de zetten. Ik bedoel een iets mindere zet leidt niet perse met wit tot een moeilijke stelling. Dit toonde Mher ook in de 5de ronde van de Open Leuven in onze onderlinge partij. Wij waren de enige overgebleven met 4/4 dus beslisten onderling wie zou verder gaan als leider. Er was weinig tijd om voor te bereiden maar dat was ook niet nodig want na het bekijken van de database had ik al snel door dat ik onmogelijk zou kunnen voorspellen wat er op het bord zou komen. Trouwens Mher deed zelfs helemaal niets vooraf. In de partij ging Mher op zet 2 reeds in de denktank, produceerde het agressieve b4 en smeet mij uit boek. Na 4 zetten stond reeds een originele interessante stelling op het bord met tal van mogelijkheden.
Tenslotte een zet zoals 2.b4 vergt geen enorme voorbereidingen om te spelen. Het heeft ook weinig zin om er veel werk in te steken want zwart heeft een brede waaier aan mogelijkheden en de kans dat je het geregeld kunt spelen, is al evenmin groot. Zulke zetten ontdekken is puur een kwestie van de ogen open te houden voor het niet-alledaagse. Zo kan je bijvoorbeeld detecteren in een openingsboek voor schaakprogramma's dat wit er 70% mee scoorde in desalniettemin 38 eerder gespeelde partijen . Met een open blikveld, een redelijk geheugen en vooral een flink stukje lef kom je al een heel eind ver.
Brabo
Geen opmerkingen:
Een reactie posten