dinsdag 17 februari 2015

Kibitzen in Wijk aan Zee

Dit artikel is een praktische invulling op het artikel “kibitzen” dat eerder op de blog verscheen. De sfeer opsnuiven in Wijk aan Zee is niet echt een must op het CV van de amateurschaker, maar het is zeker een leuke uitstap. Tenslotte is dit een absoluut toptornooi en het kan met enige goede wil het enige toptornooi genoemd worden met zo’n lange (aaneengesloten) traditie. Tegenkandidaten als Hastings (sinds 1920-21) en Reggio Emilia (sinds 1947, maar de editie 2012-13 ging zelfs niet door) hebben veel zwakke jaren gehad en slechts occasioneel een sterke bezetting, afhankelijk van het beschikbare sponsorgeld. In Wijk aan Zee heeft Tata Steel de geldkraan een beetje dicht gedraaid, maar het tornooi is zeker nog een eersteklas uithangbord en de wereldtop neemt er graag aan deel. Er is officieel geen C-tornooi meer, maar het promotiesysteem wordt wel aangehouden. Zo kan je als gewone schaker (bij jarenlang volgehouden uitstekend spel weliswaar) het uiteindelijk nog altijd schoppen tot de A-groep.

Een groepje West-Vlaamse schakers bezocht het tornooi op vrijdag en zaterdag. Ikzelf (ex-West-Vlaming) ging op zaterdag. Voor mezelf was het een eerste keer dat ik het tornooi meemaakte. De rit naar Wijk aan Zee is lang, zelfs vanuit Brecht, waar ik nu woon. Dat ligt voornamelijk aan het feit dat zowat alle drukke autowegen in Nederland – en ik vermoed dat dat zo’n beetje alle snelwegen zijn – een snelheidslimiet hebben van 100 km/uur met trajectcontrole. Het valt op als je plots als enige 120 aan het rijden bent. Dus zelfs vanuit Brecht is het al snel 1h45 uur rijden in plaats van de voorziene anderhalf uur. Komt daarbij nog een nieuwe verkeerswisselaar bij IJmuiden en de toerist, met vol vertrouwen in zijn GPS, doet er nog snel enkele minuten bij.

Wijk aan Zee is een gehucht van net meer dan 2.000 inwoners – zo’n 1.000 meer dan ik op het eerste zicht zou geschat hebben. Het dorp ligt aan het uiteinde van de Zeestraat, die vanuit Beverwijk tussen de terreinen van Tata Steel naar de Noordzee leidt en de verbinding vormt met de niet-industriële wereld. Vanuit Wijk aan Zee zelf vertrekken enkel wegen die doodlopen of uitkomen op het Tata-terrein. Een schiereiland op het land.

Wijk aan Zee is klein, knus, winderig. Ik kan het moeilijk vergelijken met een Belgische kustplaats, want ik kan me er geen voor de geest halen die zo klein is. De Moriaan (de speelzaal) is een metalen doos (in normale omstandigheden waarschijnlijk in gebruik als sporthal, met cultureel centrum als goede tweede), niet te groot, maar van binnen goed aangekleed. De akoestiek was beter dan je van zo’n constructie kon verwachten.

Bon, op zaterdag 24 januari dus gearriveerd in Wijk aan Zee, een half uur voor de partijen van de voorlaatste ronde gingen beginnen en meteen post gaan vatten voor het bord van Timman, niet voor Timman weliswaar, maar voor zijn tegenstander: Valentina Gunina. Dat betekent niet dat ik Timman niet respecteer: om op zijn leeftijd nog competitief te blijven – chapeau. In een tijd waarin ook toppers de overstap naar een “echte” loopbaan overwegen, omdat het schaken een te onzeker bestaan biedt, is Timman een mooi voorbeeld van waardig ouder worden.

Ondertussen zwermen schakers en toeschouwers de zaal binnen. Met de bekende gezichten wordt wat rijervaring uitgewisseld: de nieuwe bocht van IJmuden is inderdaad een toeristenval. Waar kan je de beste drank verkrijgen, welke andere bekende gezichten er al gespot zijn, wie in vorm is, waar is de commentaarzaal. Langzaam wordt het afgesloten gedeelte bevolkt met persmensen, VIPS, wat spelers en secondanten en zelfs de Noorse TV, die hun blonde babe hebben gestuurd om de stoel van Carlsen voor te verwarmen. Gelijkt die nu op Lena Heady (Cersei uit Game of Thrones) of vergis ik me?
Bon, het schaken. Iets voor de partijen beginnen worden alle invités en VIPS buitengewerkt, de pers incluis. De gong gaat en de partijen starten. Bij wijze van geheugensteuntje geef ik hierna de partijen en de afloop die ze die dag kennen:
A-Groep
Van Wely, L. - Jobava, B.
½-½
Radjabov, T. - Hou, Y.
½-½
Ivanchuk, V. - Caruana, F.
½-½
Vachier-Lagrave - Aronian, L.
½-½
Ding, L. - Carlsen, M.
½-½
Saric, I. - Wojtaszek, R.
1-0
Giri, A. - So, W.
1-0
B-Groep
Wei, Y. - Haast, A.
1-0
Shankland, S. - l' Ami, E.
1-0
Dale, A. - Klein, D.
½-½
Navara, D. - Sevian, S.
½-½
Timman, J. - Gunina, V.
0-1
Van Kampen, R. - Potkin, V.
1-0
Michiels, B. - Saleh, S.
0-1
Ik blijf nog even kijken naar de openingszetten van de verschillende partijen, probeer in alle stilte enkele shots met zoom. Ondertussen kruipt Alina L’Ami zowat tussen mijn benen om van zo dicht mogelijk wat foto’s van de spelers te nemen. Ze excuseert zich, maar ik heb er geen probleem mee. 
Een gelukje heb ik ook met de foto van Wei Yi tegen Anne Haast. Haast is zo’n beetje de hot chick in het Nederlandse schaakwereldje en speelde best een goed tornooi – ze haalt haar eerste IM norm ruim voor de finish. Maar een klasseverschil blijft een klasseverschil. Haast speelde een ingewikkelde partij van de A-groep na. Wei Yi haalde haar uit haar voorbereiding en zoals zo vaak was de eerste zet die dan door de zwakkere speler op eigen kracht gespeeld wordt, meteen al fout. Wei Yi speelt f6, en de stelling die toen ontstond, zou in het recente WK meteen door zwart zijn opgegeven. Een gelukje dat mijn foto het moment vast legt wanneer de waarheid voor Anne duidelijk wordt.
Dat was de veegpartij van de dag in de B-groep. Best een heftige dag in de B-groep met vijf besliste partijen op zeven. Timman - Gunina wordt een messy Caro-Kann, die in haar voordeel wordt beslecht. Sam Shankland, de kleinste deelnemer (letterlijk) van de B-groep wint van L’Ami en Van Kampen wint van Potkin.

Wie nog in de B-groep? Bart Michiels natuurlijk, onze “schaakbelg” die hier gemiddeld iets onder het gemiddelde van zijn groep speelt. Weinig remises en verliespartijen die het klasseverschil duidelijk maken; de winstpartijen zijn soms hard werken, maar de punten zijn op alle borden duur. Zijn parcours doet me denken aan een open tornooi waarin je wit hebt tegen de zwakkere spelers en zwart tegen de sterkere. Je krijgt het gevoel dat het niet echt “bolt”.
Dan is het tijd voor een pauze, want van al dat harde werken (vrij naar “I like work: it fascinates me. I can sit and look at it for hours.”  – Jerome K. Jerome) krijgt een mens dorst. Gelukkig zijn mijn vrienden habitués in Wijk aan Zee en leiden ze mij weg van de tornooibar (die tot mijn verbazing in de grote speelzaal staat – probeer dat maar eens in de open van Gent), die blijkbaar niet het “goede” bier verkoopt. We gaan kijken naar de commentaarzaal, waar Hans Böhm wat uitleg gaat geven. Die (de zaal, niet Hans Böhm) ligt op enkele minuten wandelen van de speelzaal, in iets wat eruit ziet als een zorgcentrum. 

De ruimte heeft wel een goede bar (waarmee ik bedoel dat ze Belgische bieren schenken) en waar we meteen gebruik van maken. We nemen plaats op de stoelen, enkele minuten voor Hans Böhm moet aantreden. Het blijkt een goede keuze, want algauw loopt de zaal vol en moeten de nieuwkomers recht blijven staan. Het is enkele minuten wachten op Böhm, maar het is de moeite waard. Hij steekt meteen van wal met wat droge humor en anekdotes (hoe houd je een eindspel tegen Timman remise: met een goede dubbele whisky tijdens de partij). Toeschouwers mogen suggesties geven en als die effectief gespeeld worden, kan er zelfs een prijsje vanaf. Het gebeurt allemaal met een kwinkslag en de sfeer zit er goed in.
Na een goed half uur vinden we dat we genoeg inzicht hebben opgedaan voor één dag en verlaten we onze stoelen voor een tweede verfrissing en een tafeltje aan het raam, met uitzicht op de duinen van Wijk aan Zee. Er wordt nog wat nagekaart en de eerste plannen voor terugkeer naar huis komen op tafel. Maar eerst nog naar de schaakwinkel, die – origineel – de oorspronkelijke inrichting als café behouden heeft (zie foto 15 op Chessbase). Promoties alom en ook ik kan niet weerstaan, ook al vraag ik me af waar ik dit boekwerkje nog kan wegstouwen thuis.

Dan nog snel even naar de resterende partijen gaan kijken en nog enkele laatste foto’s proberen te schieten, maar ondertussen staat het rijen dik aan het hek (de schakers aan de andere tornooien bevolken nu ook het kijkerspubliek) en het is even wachten eer ik weer vooraan sta. Met al enkele partijen achter de rug is het gemakkelijker om een keuze te maken welke spelers te fotograferen. Ik geef de voorkeur aan enkele A-groep partijen – hierna een shot van Saric, die gaat winnen van Wojtaszek, die nochtans zo goed gestart was.
Als ik mijn laatste foto’s geschoten heb, vat ik de terugtocht aan – dit keer via Utrecht ipv via Rotterdam, maar het maakt weinig verschil uit – ook hier wordt mijn voet begrensd tot 100 km/h. Een evaluatie van het bezoek: het is zeker de moeite waard als schaker. Tot in Cappelle-la-Grande!

HK5000 

woensdag 11 februari 2015

Wantrouwen

Een aantal maanden geleden kreeg ik het tijdens een wedstrijd geweldig op mijn heupen van het gedrag van mijn tegenstander. Geregeld verliet hij de speelzaal om dan eenmaal terug aan het bord een erg sterke zet te spelen. Rond zet 23 toen mijn positie al kritiek was, kon ik mij niet meer bedwingen om hem te gaan zoeken. Ik vond hem aanvankelijk nergens terug en besloot dan maar post te vatten aan de deur van de toiletten. Enige tijd later kwam hij uit het toilet nadat er net iemand voor hem ook al het toilet had verlaten. Door mee te wandelen met hem naar ons bord, gaf ik een duidelijke hint dat er mij iets stoorde. Ik weet niet of de hint werd begrepen maar in elk geval hielden de lange afwezigheden uit de speelzaal hierna op.

Eenmaal thuis werd het wantrouwen alleen maar versterkt toen ik vaststelde dat er toevallig tot zet 23 steeds de eerste keuze werd gespeeld van de schaakprogramma's en dat terwijl mijn tegenstander zeker al uit boek was op zet 10. Onvermijdelijk denk je in zulke situatie aan vals spelen. Echter ik snapte zelf ook wel dat de bewijslast heel licht was. Heel wat spelers zijn in staat om een reeks goede of zelfs heel goede zetten te spelen. Op Chess-db.com kan je bijvoorbeeld van bepaalde partijen analyses vinden in hoeverre ze overlappen met schaakprogramma's. Van mijzelf vond ik zo een partij waarin ik een score van 99,22% haalde. Ik daag de lezer uit om van zichzelf een partij te vinden die nog beter scoort.
Chess-db Partij analyse
In mijn artikel Zwitsers gambiet had ik besproken dat de partij tot zet 17 voorbereiding was en van de resterende 11 zetten zijn er ook heel wat die je automatisch kunt spelen. Ondanks de enorme score was er dus geen sprake van valsspelen. Ik sta dan ook terughoudend om iemand openlijk aan de schandpaal te nagelen. Het is ook de reden waarom ik in het artikeltje elke referentie naar de persoon of situatie weggelaten heb. 

Echter anderen zijn niet zo voorzichtig en schrikken niet terug om bij het minste wantrouwen al beschuldigingen te uiten. Zeker online zie ik bij sommigen hun potje snel overkoken. Bijvoorbeeld laatst bij een bulletpartijtje tegen een Hongaarse speler.
Als je dit met een schaakprogramma bekijkt dan zie je al heel snel dat er vele zetten zijn die de computer niet zou kiezen maar toch werd ik achteraf op een speciale wijze bedankt voor de partij.

"Good comp" moet je uiteraard interpreteren dat ik beschuldigd wordt van assistentie te gebruiken van een schaakprogramma.

Nu naast de overlappingen met de schaakprogramma's is er ook nog dat mijn tegenstander geregeld uit de speelzaal afwezig was. Ik heb het aantal keren niet geteld maar het aantal lag hoog genoeg om op te vallen en mij te irriteren. Misschien had mijn tegenstander een medisch probleem en moest hij daarom steeds naar het toilet. De meesten zullen zich nog wel herinneren het Toilet-schandaal dat in het WK van 2006 tussen Topalov en Kramnik zelfs leidde tot een forfait van de 5de partij in het voordeel van Topalov. Laatst las ik nog eens het hele verhaal toevallig opnieuw in het boek From London to Elista. Het Topalov team hield toen nauwgezet bij hoeveel tijd Kramnik in het toilet spendeerde. M.a.w. ik zou bijlange niet de eerste zijn die wantrouwig wordt van veelvuldige toiletbezoeken. Trouwens gek is dit niet want vorig jaar werd er zelfs effectief iemand gepakt met een smartphone op het toilet, zie bv. schaaksite.

Uiteindelijk trok ik mijn stoute schoenen aan en vroeg ik op de man af wat er nu precies aan de hand was. Uiteraard was mijn tegenstander niet blij met zulke vraag maar zag wel in dat hij beter antwoordde vooraleer er iets escaleerde. Hij gaf aan dat hij een verstokte roker was en bijgevolg geregeld de speelzaal verliet om te roken als hij niet aan zet was. Daar had ik helemaal niet aan gedacht want ik had helemaal niets geroken. Ik ben geen roker dus besef ook niet dat er wellicht weinig blijft hangen als je buiten rookt.

Ik ben opnieuw bijlange niet de eerste die geïrriteerd wordt door rookpauzes van de tegenstander. Zo was er uiteraard het fameuze incident tussen Mamedyarov - Kurnosov waarbij de witspeler publiekelijk de zwartspeler beschuldigde van valsspelen en een officiële klacht neerlegde.
Een 2700 speler die in 21 zetjes met wit wordt weggespeeld door een 100 punten lager gekwoteerde speler is niet iets alledaags dus ik kan de frustraties wel snappen. Anderzijds moet ik wel toevoegen dat Kurnosov een bijzonder talentvolle schaker was. Ik zeg "was" want hij kwam om het leven in een tragisch verkeersongeval 2 jaar geleden.

Persoonlijk denk ik dat rookpauzes niet meer van deze tijd zijn. We hebben steeds strengere reglementen voor het bestrijden van valsspelen maar we laten wel nog toe dat spelers een tornooizaal kunnen verlaten om buiten te roken. Er is nauwelijks of geen controle buiten. Zelfs al doet je tegenstander niets fout buiten dan nog zit je in de onzekerheid aan je bord en is het moeilijk om je te concentreren op de stelling.

Een terugkeer naar roken aan het bord zit er uiteraard ook niet meer in. Mensen die zich afvragen hoe dit er ooit uitzag, raad ik ten stelligste the love for wood 1979 chess documentary aan. Pure nostalgie voor sommigen maar ik herinner mij nog dat ik van mijn ouders eerst al mijn (bovenste) kleren moest uitdoen vooraleer ik verder het ouderlijk huis mocht binnenkomen omdat alles naar de pest stonk. Nee roken zou van mij alleen nog mogen voor of na de partij. Ik heb makkelijk spreken voor iemand die niet-roker is maar ik ben bereid om een compromis te maken. Roken mag bijvoorbeeld na de tijdscontrole van de 40 ste zet. Volgend jaar wordt het tempo sneller in de Belgische interclub dus dat moet toch zeker haalbaar zijn. Zetten we het als actiepunt voor de volgende algemene vergadering?

Brabo

woensdag 4 februari 2015

Euforie

Het is erg zelden dat we een partij spelen zonder fouten. Er valt altijd wel iets op te merken. Het is dan ook vreemd om een speler te horen zeggen dat hij (helemaal) tevreden is over zijn partij of tornooi. Het is een normaal proces voor elke ambitieuze speler die lessen tracht te trekken. Echter ik kan mij goed voorstellen dat bepaalde lessen voor sommigen lijken op onbenulligheden. Zo kan kritiek snel ontaarden in irritaties zoals laatst gebeurde op schaakfabriek

Het is evenmin gemakkelijk om iets zinvol te vertellen zonder iemand te irriteren. Wanneer de microfoon onder je neus wordt geplaatst dan heb je geen tijd om een perfect antwoord te verzinnen. Carlsen gaf bijvoorbeeld in een recent interview aan dat hij zich pas achteraf realiseerde hoe erg hij sommigen verveelde met klagen terwijl hij punten bleef scoren.

Dit ontevredenheidsgevoel wordt nog versterkt door het feit dat we vaak overwinningen als gewoon vinden. De spijtig stopgezette blog van Alina L'Ami beschrijft dit aspect kort maar krachtig. Je hebt hard gewerkt dus het is vanzelfsprekend dat je won. Of de tegenstander speelde gewoon te slecht zodat winnen onvermijdelijk was. Het gevaar is reëel dat we afglijden in een spiraal van negatieve emoties en hierdoor elk spelgenot laten bederven.

Echt gelukkig zijn we dus nooit in het schaken of toch. Ik vermoed dat ieder wel eens een schaars moment meemaakt van een uitzonderlijke meevaller. Je rekende helemaal niet op die uitslag maar het lot was gunstig. Je bent op slag alle tegenslagen vergeten want je bent euforisch. Zo liet de Britse grootmeester Nigel Short recent optekenen dat hij na het winnen in Myanmar zo blij was dat hij in zijn kamer op en neer stond te springen. In de partij kwam hij niet goed uit de opening maar zijn veel jongere tegenstander geraakte de weg kwijt in de complicaties.
Voor analyses van deze partij verwijs ik naar het eerste Chessbasereport over dit tornooi.

Het tornooi in Leuven sloot ik eveneens af met een knaller. Ik versloeg er de Zweedse grootmeester Ralf Akesson en eindigde met 6/7 in de hoofdprijzen. Het lot was mij gunstig gezind. Het begon al bij de voorbereiding. Normaal is er geen tijd om de laatste ronde voor te bereiden maar ik had op voorhand de paring juist ingeschat/ gegokt. Ralf was nog aan het spelen tegen Stefan Docx maar ik verwachtte dat dit remise zou worden. Hovhanisian als hoogste rating zou naar boven worden gepaard tegen Dgebuadze. Ik had vorige ronde zwart gehad net als Stefan dus het meest logische was dat ik wit zou krijgen en Ralf als tegenstander wat ook gebeurde. Vervolgens had ik redelijk vroeg gedaan met mijn vorige partij (zie vorig artikeltje) waardoor ik toch een half uurtje had om iets te bekijken. Tenslotte wat ik bekeek, kwam ook op het bord. Een moegespeelde Ralf door de uitputtingsslag met Stefan was uiteindelijk niet meer een zo onhaalbare kaart voor mij.
De stemming achteraf was uiteraard opperbest. Met een TPR van ongeveer 2500 elo en 500 euro prijzengeld ga je niet elke dag naar huis. Ik kon een glimlach en gebalde vuist niet onderdrukken. Misschien vinden sommige mensen zulk gedrag ongepast en kwetsend voor de tegenstander maar als je euforisch bent dan denk je sowieso niet goed meer na. In elk geval een lekkere Leffe liet ik onmiddellijk na de partij aanrukken na 4 dagen van droogte (slechts eentje want ik was nog chauffeur).

Deze speciale momenten koester je als schaker maar hierop wachten zou ik niet doen want dan zou je wel eens erg lang kunnen wachten. Zelf tracht ik ook te genieten van de vele andere kleinere dingetjes die het schaken zo mooi maken. Op mijn blog vind je talloze voorbeelden hiervan : interferentiesexcelsior,.. Met wat goede wil moet iedere speler wel iets vinden wat hij de moeite vindt. Met ongeveer 180 artikels is deze blog wellicht een goede plaats om eens te grasduinen en te beseffen hoe rijk ons spel wel is.

Brabo

maandag 26 januari 2015

Uitdagingen

Een huis-en tuinschaker wordt doorverwezen naar een schaakclub wanneer men meer dan eens sporadisch wil schaken. In België hebben we een ruim aanbod van clubs want ik tel er bij onze KBSB 148 en dan hou ik nog geen rekening met de vele niet-aangesloten clubs (scholen, handel, ...). 

Tot ongeveer een rating van 1800 elo vind je in de meeste clubs wel voldoende tegenstand maar eenmaal je voorbij die grens wilt gaan dan ben je min of meer verplicht om ook extern te gaan spelen. Open tornooien, liga-kampioenschappen en interclub zijn de nieuwe competities waaraan je deelneemt om verdere progressie te kunnen maken. In België zijn de afstanden klein waardoor het voor de meesten geen probleem is om logistiek een oplossing hiervoor te vinden.

Echter wanneer de rating voorbij 2100-2200 gaat , begint het moeilijk te worden om voldoende uitdagingen te vinden als men ambities heeft. We hebben in België slechts 100 +2200 spelers waarvan er dan nog eens bijna 20% zelden of nooit spelen. Eenmaal de rating voorbij de 2300 dan is enkel spelen in België geen optie meer voor iemand met ambities. Optimaal om te verbeteren, speel je best tegen spelers met 100 of 200 punten meer. 300 punten meer is dan weer overdreven zoals ik beschreef in het blogartikel met een kanon op een mug schieten

Iemand die niet graag reist of gewoon de middelen niet heeft, zit met een probleem. De Britse grootmeester Nigel Davies waarschuwde op zijn blog dat het gevaarlijk kan zijn om te sterk te worden "Can you improve too much?". Dit is iets wat ik zelf ook heb ondervonden. Tot 2007 speelde ik geregeld in het buitenland maar na de geboorte van mijn dochter schrapte ik elke buitenlandse competitie van het menu. Echter in het binnenland voldoende uitdagingen vinden, is steeds een zoektocht zoals mijn artikel inactiviteit bewijst. Een dikke pluim trouwens voor het initiatief van Steven Geirnaert om voor spelers in zijn regio een interessant expertentornooi te organiseren. De prachtige site opgebouwd door Frederik Decoster raad ik iedereen ten stelligste aan. Alleen vind ik het een beetje flauw om een paswoord te plaatsen op de partijen terwijl we toch geen profs zijn. Het tornooi is/ was spijtig niet haalbaar voor mij (zaterdagen rij ik de halve dag rond om boodschappen te doen, kinderen naar hun activiteiten te brengen zonder rekening te houden dat Brugge niet naast de deur ligt) anders had ik zeker willen meespelen.

Vandaag ben ik dan ook blij als ik toch nog af en toe eens kan spelen tegen een sterkere speler. In de Open van Leuven kreeg ik zo de kans om tegen de enige Belgische grootmeester te spelen die ik nog niet eerder had ontmoet aan het bord: Alexander Dgebuadze. Tegen Vladimir Chuchelov speelde ik eens een leerzame Stonewall in de Open Gent van 2000. Mijn partijen met Bart Michiels werden in diverse artikels besproken zoals bv. the modern french deel 2 en vorig interclubseizoen speelde ik ook tegen Luc Winants (die partij komt wellicht eens aan bod in een later artikel).

Alexander koos zoals verwacht voor zijn huidig favoriete nevensysteem in het Frans maar voordeel kon ik hieruit niet halen want met 15 minuten voorbereidingstijd kom je uiteraard niet ver als je vroeger het nooit serieus bekeken hebt.
Wellicht een typische avondpartij van een dag met 2 speelronden want sommige zetten lijken mij toch ondermaats. Anderzijds is de partij toch erg leerzaam want de eigenzinnige pionnenstructuur zal ik volgende keer zeker beter kunnen bestrijden.

De voorbije 2 interclubseizoenen heb ik het geluk gehad om in 1ste afdeling op bord 1 of 2 te kunnen spelen wat niet alleen een enorme uitdaging was waarover ik veelvuldig heb geschreven maar tevens een serieuze boost aan mijn repertoire gaf. Omdat ik heel veel tijd stak in voorbereidingen, leerde ik niet alleen veel uit de partijen maar ook uit de voorbereidingen zelf. Deze nieuwe verworven kennis komt nu geregeld van pas zoals laatst in de 6de ronde van Open Leuven.

Mijn tegenstander Jonas Van Cappellen besloot mij te verrassen met een ingestudeerd variantje van het Hollands maar ik kon counteren met mijn voorbereiding die ik gemaakt had op de sterke Duitse FM Marcel Becker spelend voor Eynatten die dezelfde variant al speelde in 2012.
Het kostte mij flink wat tijd aan het bord om mijn 2 jaar oude voorbereiding te herinneren maar uiteindelijk slaagde ik erin en kreeg ik een scherpe stelling op het bord waarin ik voor de winst kon spelen. Persoonlijk vind ik het mijn beste partij van het tornooi.
Nieuwe uitdagingen opzoeken is een belangrijk onderdeel om progressie te maken. Echter dit betekent niet dat schaken alleen maar om uitdagingen draait. Heel wat spelers blijven naar de schaakclub komen niet om nog perse iets bij te leren maar wel om fun te maken. Fun lijkt een alien concept maar is zonder twijfel gezonder voor de schaakhonger op lange termijn dan de prioriteit te leggen op steeds hogere elo's en titels.

Brabo

zaterdag 17 januari 2015

Optische illusies

Eindspelen hebben vaak een verborgen schoonheid. Die schoonheid wordt dikwijls pas opgemerkt in de analyse omdat er tijdens de partij nauwelijks tijd voor is of de spanning domineert. Een ogenschijnlijk eenvoudige stelling vraagt niet zelden heel wat extra onderzoek dan we aanvankelijk dachten.

Met het sterk gereduceerde materiaal spreekt het voor zich dat de koning een belangrijke rol speelt. De koning staat niet meer te wachten in een hoekje maar moet zo actief mogelijk meehelpen. In bepaalde eindspelen gaat dit zelfs zover dat je het gevoel krijgt dat de koning op zijn eentje de klus klaart. Recent hield ik mij bezig met enkele van dit soort eindspelen te bestuderen en werd ik weer eens verbaasd over hoe complex en mooi ons schaken kan zijn.

Na de erg fortuinlijke overwinning in ronde 3 van Open Leuven op Iuliia Morozova, moest ik dezelfde avond nog spelen tegen de Belgische grootmeester Alexander Dgebuadze. Ik speelde niet goed de opening en verloor bijgevolg heel veel tijd om een directe nederlaag af te wenden. Later in de partij kwam ik nog sterk terug maar uiteindelijk begon de klok mee te spreken. In tijdnood blunderde ik en belandde in een hopeloos eindspel waarna de vlag mij verloste. Tenminste zo dachten we allebei hoe de partij verlopen was tot ik met de computer ontdekte dat het eindspel helemaal niet verloren was.
De illusie is dat zwart makkelijk wint met een snelle vrijpion en een snelle loper die elke witte tegenpromotie in de kiem kan smoren. Echter de werkelijkheid toont dat de trage koning voldoende snel is om zowel de pionnen te ondersteunen als de vrijpion voldoende af te remmen. Een opmerkelijke prestatie die mij doet denken aan de befaamde Reti-studie.

Een 2de voorbeeld van een illusie ontmoette ik in het boek From London to Elista dat ik las tijdens mijn vakantie in Rusland. Ik pikte een paar maanden geleden per toeval het bestaan op van het boek en besliste bijna onmiddellijk om het te kopen. Het was een vlot lezend boek met beknoptere analyses dan Kasparovs boeken over zijn tweekampen met Karpov. Het boek werd niet geschreven door Kramnik zelf maar is een project van de voor mij onbekende Russische schaakamateur Ilya Levitov die voor het analytische deel steunde op de sterke Russische grootmeester Evgeny Bareev. Dit brengt een speciale dynamiek in het boek met soms goede maar ook minder goede stukken. Vooral wanneer Ilya tracht over het schaaktechnische iets te zeggen dan fronste ik soms mijn wenkbrauwen. Zo wordt in het boek na de gemiste winstkans door Kasparov in de 8ste matchpartij verwezen naar de vreemde opgave in de partij Kramnik Svidler, gespeeld in Wijk aan Zee 2004. Svidler gaf op in klaarblijkelijk een remisestelling wat Ilya onterecht classificeert als een beginnersfout.
De opgave had helemaal niets te maken met het niet kennen van de basisregel van 3 kolommen tussen 2 vrijpionnen in een ongelijk lopereindspel zoals Ilya beweert. Net omdat Svidler deze regel kende, gaf hij op omdat hij de optische illusie had dat zulke verloren positie onvermijdelijk was.

Een 3de en laatste voorbeeldje van een optische illusie dat ik hier wil tonen, is een eindspelletje dat ik enkele jaren geleden ontmoette tijdens een analyse. Opnieuw was ik verwonderd dat mijn schaakprogramma onmiddellijk winst toonde terwijl ik op het eerste zicht dacht dat het potremise moest zijn. Achteraf probeerde ik er nog een eindspelstudie van te maken met een inleiding maar ik moet toegeven dat het een ruwe diamant gebleven is.
Naast de leuke koningswandels vond ik het opmerkelijk dat wit er toch nog inslaagde om zwart in tempodwang te krijgen. Iemand met tijd en energie staat vrij om het idee te verwerken in een mooiere studie.

De koning is ondanks zijn kleine stapjes vaak niet minder sterk dan een licht stuk maar dit komt pas tot uiting in het eindspel als de koning kan deelnemen aan de actie. Daarbij komt ook nog dat de beweeglijkheid van een koning moeilijker te vatten is want een veld kan bereikt worden via verschillende routes in hetzelfde aantal zetten terwijl de afstand optisch anders lijkt. Misschien is dit voor een Ivanchuk allemaal makkelijk. Toen Yasser Seirawan hem vroeg waarom Jobava in de eerste ronde van het nog lopende Wijk aan Zee had opgegeven, antwoordde hij "It is not so difficult for a good grandmaster". Echter voor ons gewone stervelingen zijn dit soort optische illusies veel moeilijker te doorzien.

Brabo

zaterdag 10 januari 2015

Details

Een tijdje geleden vroeg Daniel Sadowski mij wat ik vond van het nieuwe boek van Negi. Hij vond het vanzelfsprekend dat ik het boek had aangekocht omdat het grotendeels mijn repertoire overlapt. Echter ik choqueerde hem door te vertellen dat ik het niet bezit. Ik heb de laatste 20 jaar geen enkel openingsboek meer aangekocht. In de post-mortem na mijn interclubpartij in Opwijk vroeg men mij dan ook hoe ik zonder boeken toch vaak een betere openingskennis had dan mijn tegenstanders.

In mijn artikeltje databases gebruiken leg ik uit hoe op een snelle efficiënte wijze zonder openingsboeken toch resultaten te boeken. De resultaten lijken mij meer dan voldoende voor een speler van mijn niveau maar het zou een grote fout zijn om te veronderstellen dat we telkens hiermee succes kunnen behalen. Ik maak veelvuldig gebruik van correspondentiepartijen maar correspondentieschaak is erg verschillend van standaardschaak. Dezelfde opmerking kan je trouwens maken voor standaardschaak t.o.v. blitz. Het is niet omdat een opening perfect speelbaar is op een bepaald tempo dat het dezelfde resultaten zal leveren op een ander tempo. Een voorbeeldje vermeldde ik in mijn artikeltje Achilles.

We mogen niet vergeten dat we in standaardschaak niet over schaakprogramma's beschikken (tenminste als we niet vals spelen) noch de tijd of mogelijkheden hebben om de details uit te pluizen. Het gevaar is dus reëel om als bordspeler in een lastig parket te geraken  als je zonder grondige studie een correspondentiepartij volgt. Zoiets gebeurde ook in mijn partij van de 3de ronde Open Leuven. Ik had geen enkele ervaring met de Chinese draak en dus had ik er niets beter op gevonden om in de voorbereiding enkele kritieke lijnen uit correspondentiepartijen te memoriseren. De correspondentiepartij die ik uiteindelijk volgde was Delizia, Costantino - Silva, Marcus Antonio Roli gespeeld in 2012.
Zoals ik verwachtte, week Iuliia op zet 17 af van de partij want d5 is uiteraard geen standaardzet die je als mens zult spelen in dit type stellingen. Echter toen ik zelf moest beginnen nadenken, ondervond ik al snel dat ik kop noch staart kon krijgen aan de stelling. De stelling is erg rijk en allerlei details beïnvloeden de evalutie. Het spreekt voor zich dat onnauwkeurigheden en zelfs blunders al snel onvermijdelijk waren. Hieronder de partij met wat commentaar voorzien.
Een beetje commentaar was uiteraard ironisch want ik heb mij eens lekker uitgeleefd op het analyseren van de opening. Dit noem ik trouwens geen opening studeren maar eerder een opening onderzoeken. Je steekt er uiteraard wel iets van op maar uiteindelijk is het rendement laag. Deze diepte van details heb je zeker niet nodig in standaardschaak. Trouwens ik meen dat weinig of geen openingsboeken zulke gedetailleerde analyses publiceren. Vass op chesspub gaf aan dat openingsboeken geschreven worden voor de tornooispelers maar weinig of niets is toepasbaar in correspondentieschaak.

Als niet-correspondentiespeler kan je jezelf natuurlijk afvragen waarom zulke analyses maken. Het antwoord is eenvoudig. Ik vind het fascinerend. Ik snap dat de meesten hun schouders ophalen bij het zien van details en veel liever kijken naar het gevecht op het bord waar fouten gemaakt worden maar ik kan ook erg genieten van het ontdekken van allerlei nuances in een bepaald type stelling. Ditmaal vond ik zelfs allerlei ideetjes die wellicht voor correspondentieschaak nuttig zouden kunnen zijn. Eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven dat het met programma's die steeds sterker worden, het niet zo erg ongewoon is om verbeteringen op oudere correspondentiepartijen te vinden.

Het maken van zulk onderzoek vergt tijd, veel tijd. Ik heb er 2 weken elke dag mee bezig geweest waarbij mijn notebook slechts 's nachts even een pauze kreeg om af te koelen. Geen luxe dit afkoelen want ondanks ik de notebook maar een paar maanden geleden als nieuw aankocht, produceert het (wellicht de ventilator) steeds meer lawaai.

In o.a. mijn vorig artikel gaf ik al aan dat tijd schaars is voor mij maar de voorbije kerstvakantie had ik heel wat vrije tijd beschikbaar. Net zoals vorig jaar (zie artikeltje de gelukzak) bracht ik die periode terug door in Rusland. Uiteraard zijn er de eindejaarsfeesten, bezoeken en de uitstapjes maar uiteindelijk zit je het grootste deel van de tijd in het appartement van de schoonouders. Je kleine kinderen op een prettige wijze bezig houden is er niet altijd makkelijk (vooral omdat ze het Russisch onvoldoende begrijpen). Ik had het lumineus idee gehad om het 1ste boekje van de stappenmethode mee te nemen voor mijn zoon maar na 1 keertje gaf hij er al de brui aan. Saai en als je onderstaand videofilmpje ziet dan begrijp je best dat mijn zoon wel iets actiever verkiest.

Trouwens niet alleen kinderen zag ik van deze ijsglijbaan komen maar ook vele volwassen waagden zich aan een rit. Dolle pret uiteraard alleen voor de ouders die het hele gebeuren nauwlettend stonden te volgen - klaar om in te grijpen wanneer iets verkeerd gaat -, was het wel koud. Nee deze waaghalzerij is niet voor mij weggelegd. Geef mij maar een leuke schaakopening waar ik in de warmte en alle comfort rustig details kan ontdekken.

Brabo

zaterdag 3 januari 2015

Stijlen

Alhoewel ik er minder en minder tijd voor heb, kan ik ook erg genieten van het kibitzen. Het live volgen van partijen als toeschouwer beleef je helemaal anders dan als speler. Je hebt geen stress en je kan naar hartenlust hoppen van partij naar partij. Tegenwoordig als de partijen worden uitgezonden via een server is het ook mogelijk om op elk moment een vrij accuraat oordeel te krijgen van de stellingen.

Als we het pseudo-kibitzen tijdens het zelf spelen van partijen even buiten beschouwing laten want dat is vaak niet meer dan een paar blikken werpen op de stellingen van concurrenten of vrienden dan gebeurt vandaag 99% van het kibitzen thuis in de luie zetel. Het inleggen van een bus om het tornooi van Wijk aan Zee te bezoeken zoals schaakkring Oude God Mortsel al een paar keer deed, is een grote uitzondering. In de meeste tornooien zie je nauwelijks of geen toeschouwers soms met als resultaat dat een speciaal voorziene zaal voor het publiek helemaal leegt blijft.

Slechts voor toppartijen tussen professionals zien we op het internet vele kibitzers. Echter het is voor mij een brug te ver dat iedere schaker ook een potentiële kibitzer is. Als ik achteraf spreek met andere clubschakers over bepaalde toptornooien of zelfs de finale van het wereldkampioenschap dan valt het mij steeds op dat er toch heel wat spelers zijn die niet 1 partij live hebben gevolgd. Ik durf zelfs te stellen dat er een minderheid van actieve schakers is die op regelmatige basis partijen van andere spelers live volgen.

De inleiding schrijf ik om te bewijzen wat we eigenlijk allemaal al weten. Schaken is een individuele aangelegenheid. Er zullen wel enkele fans bestaan maar je speelt voor jezelf. Vervolgens durf ik ook te stellen dat we schaken in de eerste plaats om te winnen. Een verliespartij kan zeker een interessante ervaring zijn maar niemand blijft schaken als hij keer op keer verliest. De beslissingen die we maken in de partij staan dan ook steeds in verband met het doel dus de partij te winnen. Ik vind bijgevolg de reactie van de Anonieme IM een beetje tekort door de bocht alsof er 3 soorten spelers zijn: sporters, kunstenaars en wetenschappers.  Op een uitzondering na gaat niemand een mooi artistiek dame-offer plegen om de partij in stijl te winnen als je een andere eenvoudige zet kunt spelen met stukwinst. Niemand gaat een complexe winstvariant kiezen als er een andere eenvoudige winst bestaat zelfs al zou de complexe winstvariant mogelijks veel sneller kunnen winnen.

Bestaan er dan geen verschillende stijlen? Uiteraard wel maar op andere vlakken. Vooreerst zal iedere schaker trachten in een partij zijn troeven uit te spelen en zijn gebreken te camoufleren. Iemand die veel kennis heeft van openingen (geleerd uit boeken, analyses, of gewoon de praktijk) zal dit gebruiken in zijn partijen. Iemand die makkelijk in ongewone stellingen zijn weg vindt, zal net deze stellingen trachten op te zoeken (denk bv. aan de flamboyante Nederlandse IM Manuel Bosboom). Iemand die goed en snel kan rekenen zal sneller tactische stellingen opzoeken. Tenslotte iemand die sterk is in het eindspel zal al eens sneller aansturen op ruil.

Misschien lijken sommige keuzen artistiek of wetenschappelijk maar in werkelijkheid ligt steeds het sportieve doel als grondslag. Nu daar houdt het verhaal niet mee op want naast de bewuste keuzen speelt ook ons karakter een rol waar we weinig of geen vat op hebben. Misschien zijn het impulsieve beslissingen maar het valt mij op hoe verschillend sommige mensen reageren op bepaalde risico's. De ene speler ziet allerlei grote gevaren terwijl de andere speler meent dat er niets aan de hand is. Dit verschil in stijl werd uitvergroot in mijn partijen tegen Lacrosse en Beukema.

Na de vingerfout op zet 20 vertelde Marc mij achteraf dat hij al dacht aan opgeven. De stelling is niet aangenaam voor zwart maar opgeven is veel te pessimistisch want de stelling was zeker nog te verdedigen.
Een groot verschil met Stefan die mij achteraf vertelde dat hij het gevoel had dat de hele partij ongeveer in evenwicht stond terwijl hij objectief vaak zelfs slechter stond dan Marc had gestaan in onze onderlinge partij. Zelfs in de slotstelling waar Stefan nog steeds duidelijk minder staat, gaf Stefan aan dat hij misschien had gewonnen indien ik de zetherhaling uit de weg zou gaan.
De evaluatieprofielen van beide partijen toont objectief mooi aan hoe gelijkaardig in grootte het voordeel was voor mij en dus hoe groot de kloof in perceptie was bij mijn beide tegenstanders. Lezers die meer wensen te weten over evaluatieprofielen, raad ik het artikeltje op Chessbase aan van Roger Vermeir.
Evaluatieprofiel partij Brabo - Lacrosse vanaf zet 20

Evaluatieprofiel partij Brabo - Beukema vanaf zet 18
Uiteraard is een terechte opmerking dat eenzelfde beoordeling van eenzelfde programma in totaal verschillende stellingen niet als conclusie mag leiden dat beide stellingen automatisch dezelfde praktische bordkansen opleveren. Dit wil ik hier helemaal niet mee aantonen. Wat ik wel wil tonen is dat Marc zijn stelling te pessimistisch beoordeelde en Stefan zijn stelling dan weer te optimistisch. Misschien reageerden beide spelers toevallig zo voor die ene partij maar ik heb een sterk vermoeden dat je dit gedrag ook kunt terugvinden in hun andere partijen.

Het gedrag van bovenstaande spelers lijkt mij evenmin uitzonderlijk. Ik zie vaak spelers die een sterke tendens hebben naar pessimisme of optimisme. Zonder namen te willen noemen maar in mijn club hebben we een speler die altijd denkt in de interclub na de opening dat we met een grote marge zullen winnen om bijna steeds na afloop van de wedstrijd verrast te zijn met de veel magere score. Sommigen van die optimisten zien we dan ook vaak hun terrein verleggen naar de wereld waar geluk meer een rol speelt: pokeren, gokken in een casino,...

Voor mij maken de diverse stijlen het schaken alleen maar aantrekkelijker. Trouwens als we kijken naar de diverse oud-wereldkampioenen die we gehad hebben dan is het best mogelijk om met verschillende stijlen erg goed te schaken. Jezelf een bepaalde stijl opleggen, lijkt mij dus niet perse een goede oplossing.

Brabo