zaterdag 14 juni 2014

The Modern French deel 2

Mijn hogere studies voor ingenieur liet ik niet aan het toeval over in tegenstelling tot heel wat medestudenten. Ik zorgde er steeds voor dat ik de cursussen minstens 3 keer serieus bestudeerd had zodat ik de leerstof grondig kende. Mijn resultaten waren bijgevolg ook steeds erg goed. Deze grondige wijze van voorbereiden heb ik ook geërfd in het schaken. Zelfs vandaag na bijna 20 jaar schaken, is er nog steeds weinig of geen sleet te bemerken op mijn (zeer) intensieve partijvoorbereidingen. Echter ik moet natuurlijk ook wel beamen dat er ook grote verschillen bestaan tussen een hedendaagse partijvoorbereiding en mijn toenmalige voorbereidingen op de examens.

Vooreerst bestaat er bij een partijvoorbereiding geen limiet op de hoeveelheid leerstof in tegenstelling met de meeste klassieke examens. Je moet dus als schaker zelf bepalen wanneer stoppen redelijk is of niet. Een vraag die ik mezelf hierbij recent stelde, is of het loont om tijd te spenderen aan het herhalen van het ingestudeerde materiaal of die tijd beter kan gespendeerd worden aan het bekijken van nog extra varianten? Of een zeer gelijkaardige vraag is, hoeveel tijd per zet moet je spenderen? Het antwoord hangt uiteraard af van een aantal factoren zoals hoe snel en goed kan de persoon iets onthouden, hoeveel (nieuwe) varianten moeten worden onthouden, ... Echter ik denk wel dat de meeste schakers bij tijdsdruk kiezen van zo weinig mogelijk tijd te spenderen aan het herhalen omdat je tenslotte ook zelf nog voor een groot deel door rekenen en deducties de onthouden fragmenten aan elkaar kunt puzzelen. Dat er bij het puzzelen af en toe iets fout gaat, is uiteraard geen verrassing.

Daarnaast bestaat er ook een groot verschil in studie-omstandigheden. Toen ik mij voorbereidde op mijn examens van ingenieur dan achtte mijn omgeving het prioritair dat ik gerust werd gelaten. Zo kon ik makkelijk op 1 dag 12 uren geconcentreerd studeren. Vandaag wordt een partijvoorbereiding door mijn omgeving wel getolereerd maar ik word tevens verwacht om tezelfdertijd paraat te staan voor de andere taken. Een voorbereiding op zaterdag is bijgevolg vaak niets meer dan een aaneenschakeling van halve relatief vrije uurtjes (met 2 jonge kinderen is het nooit 100% rustig) tussen de andere activiteiten (wekelijkse boodschappen, brengen van de kinderen naar dansschool, tekenschool, zwemles,...). Zulke chaotische wijze van voorbereiden beïnvloedt natuurlijk de studie-kwaliteit. Een concreet voorbeeld van zulke chaotische voorbereiding tracht ik in het vervolg van mijn artikeltje uit te leggen. Het is te zeggen, ik zal het deel vertellen dat in rechtstreeks verband stond met de gespeelde partij.

In de laatste ronde van de Belgische interclubs stond er voor Deurne niets meer op het spel. De ploeg was reeds gedegradeerd en enkel een persoonlijk succesje kon nog worden behaald. Omdat ik door omstandigheden op bord 1 speelde, was de kans reëel dat ik de nieuwe Belgische grootmeester Bart Michiels zou ontmoeten dus het spreekt voor zich dat ik mij op hem duchtig voorbereidde. In onze vorige ontmoeting had hij gekozen voor the modern french maar ik achtte de kans klein dat hij dit opnieuw zou spelen. De verrassing zou er deze keer niet meer zijn en als Bart een beetje mijn blog had gevolgd dan had hij ook wel door dat ik mijn voorbereidingen serieus neem. Nu zoals eerder vermeld, ben ik niet iemand die een voorbereiding aan toeval over laat dus desondanks nam ik mij toch voor om de opening van onze vorige onderlinge partij serieus te bekijken.

Het eerste wat ik bekeek, was het concept uit de correspondentiepartij dat ik zelf al in mijn vorig artikeltje naar voren schoof dus met 0-0-0. Omdat ik de opening sinds mijn partij (dus die van 2012) niet meer op het bord had gehad en bijgevolg niet meer serieus had bekeken, was het hoogtijd om de partij met een engine eens van naderbij te bekijken. Trouwens Bart kon makkelijk hetzelfde doen als hij de blog had gelezen.

Ik vond het concept ideaal om Barts speelstijl te bekampen maar door het ontdekte gat op zet 13 durfde ik het niet te spelen. Achteraf vroeg ik of Bart mijn blog had gelezen en tevens de antidote op het concept met 0-0-0 had gevonden. Op het lezen van de blog, bevestigde Bart. Het had mij enorm verwonderd als een grootmeester niet van vrij beschikbare voorkennis zou gebruik maken maar op het kennen van de antidote gaf hij een eerder verwarde uitleg. Hij zei namelijk dat hij hierop al eens succesvol c4 in de praktijk had gespeeld. Echter de enige partij die ik kon terugvinden waarin Bart c4 speelde op 0-0-0 was een variant zonder de toegevoegde zetten Le2 en 0-0 waardoor ik vermoed dat Bart niet het gat op zet 13 kende (wat niet wil zeggen dat hij aan het bord niet de juiste zet had gespeeld).  Hij zou niet de eerste (sterke) speler zijn die de kans liet voorbijgaan om de beschikbare informatie op mijn blog maximaal te gebruiken. Hieronder geef ik de best interessante partij weer waarin Bart c4 speelde op 0-0-0.

De foutenlast toont m.i. aan dat mits een goede voorbereiding dit soort stellingen geen slechte keuze zou geweest zijn tegen Bart.

In elk geval ik ging dus op zoek naar een alternatief en die vond ik in het concept vermeld in een reactie van TheUnknownOne. Ik maakte een vluchtige studie van wat de gevolgen zijn als Bart een identieke opstelling zou kiezen als in onze vorige onderlinge partij en kwam tot de vaststelling dat er een leuk nieuwtje kon worden gespeeld.

Wit heeft misschien geen concreet voordeeltje maar ik vond de resulterende stellingen wel aangenaam voor wit. Bovendien was ik bijna 100% zeker dat het idee 11.Pb5 een complete verrassing zou zijn waardoor ik minstens heel wat tijd op de klok zou winnen.

Echter een week eerder had ik ook gelezen op chesspublishing.com dat de sterke Zweedse correspondentiespeler Thomas Johansson claimt dat zwart met 9...f6 onmiddellijk kan egaliseren. Ik ben niet geabonneerd op de site (volgens mij een absolute aanrader voor elke speler met meestertitel-ambities) maar ik kon toch relatief snel terugvinden waarom. Nu gelijk spel in correspondentie betekent nog geen droge kansloze stelling in bordschaak dus bleef ik zoeken naar interessante ideeën maar verder dan onderstaande correspondentiepartij kwam ik niet.

Opnieuw was ik dus niet tevreden van het resultaat en voelde ik mij genoodzaakt om de zoektocht verder te zetten. Een vreemde maar interessante partij vond ik in de computer-database.

Iets te vreemd voor mij vooral omdat ik onvoldoende begreep waarom nu net De2. Trouwens de resterende tijd was te beperkt om er nog een serieuze studie aan te wijden dus parkeerde ik het idee. Het concept uit de volgende partij die ik hier vermeld kon ik daarentegen veel makkelijker begrijpen.

De varianten die ik bekeek, leken mij aantrekkelijk voor wit. Anderzijds met een zet zoals a3, zet je de deur wel wijd open voor allerlei al dan niet interessante zwarte voortzettingen. M.a.w. de kans was groot dat zwart mij onmiddellijk uit boek zou kunnen smijten en dan zonder enige ervaring sta je ook weer nergens.

Dus wat dan wel? Tijd om nog iets nieuw van scratch te bekijken, wou ik niet meer investeren want er waren nog andere openingen die ik perse wou bekijken. Is de resulterende stelling van mijn oorspronkelijke analyse op de aanbeveling van Thomas echt zo pessimistisch? Ik besloot om de variant opnieuw te bekijken en vond enkele interessante ideeën waardoor ik uiteindelijk het toch een kans wou geven. Het is na dit lang artikel zeker geen verrassing meer als ik vertel dat jawel de complete variant op het bord verscheen.

Als 200 punten lager gekwoteerde speler tegen een grootmeester een stelling behalen waarin je controleert en zwart moet opletten dankzij bijna uitsluitend de voorbereiding dan beschouw ik de voorbereiding als een onverdeeld succes. De Belgische IM Geert Van der Stricht gaf achteraf nog aan dat zulk lot af en toe onvermijdelijk is als hoger gekwoteerde speler maar daar ben ik het toch niet helemaal mee eens. Als je 2 keer dezelfde opening speelt tegen iemand waarvan je mag verwachten dat hij zich (goed) voorbereidt dan ben je grotendeels zelf verantwoordelijk voor de resulterende stelling.

Dat ik er nog in slaagde om de slotstelling te verknoeien, komt in een volgend artikeltje want daar valt ook nog heel wat over te vertellen. Met dit artikeltje heb ik alvast een status update gemaakt van deze interessante Modern French.

Brabo

woensdag 4 juni 2014

Archiveren

Na mijn vorig blogartikeltje kreeg ik een interessante vraag. "Welk systeem pas je toe om al je openingsstudie overzichtelijk te houden?". Hierop kon ik niet goed antwoorden in een paar lijnen dus verkies ik om mijn antwoord te gieten in een afzonderlijk blogartikeltje. Hierbij wil ik wel onmiddellijk aan toevoegen dat ik zeker niet beweer dat er geen betere systemen zijn. Het systeem heb ik proefondervindelijk ontworpen en is niets meer dan een logische evolutie geweest van mijn persoonlijke noden. Ieder moet dus zelf uitmaken of er bruikbare elementen voor zichzelf aanwezig zijn. Dus het artikeltje moet in dezelfde stijl worden gelezen als de artikels analyseren met de computerde partijvoorbereiding en leestekens.

Uit mijn studententijd heb ik geleerd dat het neerschrijven van een samenvatting op papier voor mij een belangrijk onderdeel is om de materie te verwerken. Dit doe ik ook vandaag nog voor mijn partijvoorbereidingen. De samenvatting somt alle mogelijke varianten op die mijn tegenstander kan spelen (veelal uitsluitend gebaseerd op partijen die kunnen worden teruggevonden in de databases) met daarbij mijn gekozen antwoorden (minimum een paar zetten per systeem maar kan ook veel meer zijn). Hieronder een scan van zulke recente samenvatting op papier gemaakt als voorbereiding op de Bulgaarse grootmeester Marijan Petrov.
Samenvatting op papier
Als je beseft dat ik in de 1ste klasse van de Belgische interclub soms op 6 spelers tezelfdertijd voorbereidde dan weet je dat het aantal papieren met samenvattingen erg snel vermenigvuldigt. Zulk stapeltje papieren is wel handig om als passagier in de auto nog eens te herhalen maar bij het hergebruiken van nieuwe partijvoorbereidingen is het omslachtig. Om tijd te winnen zal ik daarom geregeld de analyses van mijn papieren samenvattingen opslaan in een persoonlijke database volgens mijn wit en zwart repertoire. Het is een eenvoudig mechanisme dat ik creëerde in 2005 waarbij een database wordt gebruikt bestaande uit 2 partijen. Hieronder een screenshot om te tonen dat de database echt simpel is.
Openingsboek
De 1ste partij bevat alle systemen die ik met wit op het bord kan krijgen en eens eerder heb bekeken. De 2de partij bevat dan alle systemen die ik met zwart kan ontmoeten en tevens eens bekeken heb. Mijn antwoorden op deze systemen zijn veelal uniek in die zin dat er weinig variatie is wat uiteraard sterk aanleunt bij mijn wetenschappelijke aanpak. Een screenshot van het beginnende stuk van mijn wit-repertoire kan je hieronder bekijken.
Preview openingsboek
Het blijft overzichtelijk omdat ik vermijd grote analysebomen op te richten van specifieke systemen en er slechts variatie is op 1 kleur (de tegenstander). Het nut van deze database ligt dan ook voornamelijk in het herhalen van de snelle en efficiënte antwoorden over de breedte van iemands repertoire. Natuurlijk maak ik ook wel diepe openingsanalyses maar zelden in een partijvoorbereiding omdat hiervoor vaak onvoldoende tijd is. Als ik een opening serieus bestudeer dan is het geen uitzondering dat ik er 2 weken of zelfs meer mee bezig ben. Hierbij wil ik wel opmerken dat ik tegenwoordig mijzelf niet laat opjagen bij de analyses want tenslotte speel ik toch erg weinig en heb ik heel wat andere verplichtingen. Iemand die full time met het juiste materiaal analyseert, kan wellicht dezelfde resultaten op een paar dagen behalen.

Omdat de meeste diepe analyses gebeuren op mijn eigen partijen, worden die ook voornamelijk gemakshalve bewaard in de partijanalyses. Met ondertussen 690 partijen is dit al een flinke goudmijn aan openingsmateriaal. Vooral de recentere partijen tonen heel wat interessante openingsstudies waarvan ik er al vele gepubliceerd heb op mijn blog. Daarnaast beschik ik ook nog over een afzonderlijke database van uitgebreide openingsanalyses. Enerzijds omdat het soms te veel wordt om nog leesbaar te houden in een partijanalyse en anderzijds omdat ik eens een systeem in detail wil bekijken zonder dat er al eerder een serieuze partij werd gespeeld. Een screenshot van deze database laat zien hoe over de jaren heen deze speciale database groeide.
Analyse database
Elke regel stelt deze keer een analyse voor van een bepaald systeem. Veel tekst vind je in de analyses veelal niet terug want voor eigen gebruik vind ik dit niet nodig. Hier gaan we in tegenstelling met het openingsboek wel variaties zien voor beide kleuren. Een voorbeeldje van een analysedump kan je hieronder vinden.
Voorbeeld uit analysedatabase
De trouwe en snuggere bloglezer zal het al opgevallen zijn dat ik een analyse toon die ik reeds gebruikte in mijn blogartikel aljechin met g6. Af en toe publiceer ik wel stukjes uit de database om de artikels meer inhoud te geven.

Naast het aanleggen van persoonlijke online archieven is het uiteraard nooit overbodig om andere bronnen te consulteren. Openingsboeken of online openingsanalyses integreren met de eigen archieven lijkt mij een erg twijfelachtige strategie. Als je op de hoogte bent van waar het materiaal te vinden dan volstaat dit in de meeste gevallen. Uiteindelijk is de bedoeling van het archiveren uiteraard tijd winnen.

Brabo

woensdag 28 mei 2014

Een repertoire opbouwen

Laatst stond er een verrassende brief op schaakfabriek. Over de werkelijke toedracht van die brief wil ik het hier niet hebben maar ik wou wel even inzoomen op de passage waarin wordt gesteld dat men veel tijd steekt in het schaken. De definitie 'veel' is uiteraard erg vaag maar het feit dat de spelers die de brief ondertekenden (bijna) allemaal een of andere meestertitel hebben, laat uitschijnen dat er een link bestaat tussen het niveau van een speler en de tijd men aan het schaken spendeert. Niets nieuws onder de zon want ik heb het al vele keren gehad over de 10.000 uren regel op mijn blog maar het feit dat er voor het eerst een hele resem Belgische (top-)spelers onrechtstreeks toegeeft dat hun resultaten niet vanzelf zijn gekomen, vind ik toch opmerkelijk.

Dezelfde passage vertelt ons tevens in welke domeinen deze spelers heel wat tijd spenderen. De eerste 2 domeinen vermeld, zijn gerelateerd aan openingen: het bestuderen van openingen en voorbereiden tegen een tegenstander. Ook dit vind ik bijzonder want hiermee laat deze groep van spelers verstaan dat openingen wel heel belangrijk zijn voor hen. Echter als ik kijk naar de modale clubspelers dan zien we toch erg grote verschillen want openingen zijn bijlange niet zo belangrijk voor hen. Vanaf welke sterkte wordt precies het bestuderen van openingen een substantieel onderdeel van de tijdsbesteding in het schaken?

Vooreerst kunnen we niet ontkennen dat openingen studeren een sterke correlatie heeft met hoe sterk de persoonlijke ambities zijn. Openingen studeren is nu niet 1 van de meest aantrekkelijkste aspecten in het schaken dus doorzetting en wilskracht zijn noodzakelijk. Ambities zijn dan op hun beurt sterk verbonden met iemands rating zoals beschreven in mijn blogartikeltje ambities. Echter belangrijker dan ambities is uiteraard het rendement van openingen te studeren. Voor mijzelf bepaalde ik eens dat het verschil tussen een goede of slechte opening ongeveer 80 elopunten in prestatie bedraagt, zie blogartikeltje schaakopeningen studeren. Verder zien we ook dat er een belangrijke toename van het rendement gebeurt vanaf de tegenstanders meer dan 2250 elo hebben. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat vanaf dit niveau de spelers makkelijker een openingsvoordeeltje kunnen vasthouden maar ik moet toegeven dat de data eigenlijk te beperkt zijn om serieuze conclusies te trekken.

Wel staat vast dat sterke spelers veel vaker een voorbereiding moeten vrezen want er staat nu eenmaal veel meer materiaal in de databases waarvan de tegenstander gebruik kan maken. In mijn artikeltje de sterktelijst toon ik duidelijk aan dat vanaf een 2200 rating, partijen op regelmatige basis worden opgenomen in de databases. In tegenstelling met de gewone clubspeler beschikken deze sterkere spelers niet meer over de luxe om jarenlang zorgeloos dezelfde (dubieuze) openingen te spelen zoals ik al eens vermeldde in een commentaar. Dus ik durf te concluderen dat openingen studeren en bijgevolg een serieus repertoire opbouwen vanaf 2200/2300 elo echt belangrijk wordt. Hoe wordt zulk serieus repertoire opgebouwd?

In het artikeltje welke partijen analyseren geef ik aan dat 80% van mijn analyses gemaakt worden op de eigen partijen. Ik vermoed dat tegenwoordig zeker 3/4 van die tijd naar de opening gaat waardoor ik vooral diepgang creëer in mijn repertoire. Dit vind ik niet overbodig want tegenstanders bereiden zich voor op het beschikbare materiaal dat ze over mijzelf kunnen terugvinden en mits diepe analyses waarvoor normaal geen tijd is tijdens een partijvoorbereiding, tracht ik mijzelf hier tegen te wapenen. Dit is dan ook het enige alternatief dat ik heb met de wetenschappelijke aanpak t.o.v. spelers die frequent variëren. Attente lezers zullen het zeker al opgevallen zijn dat ik geregeld stukjes van die diepe analyses publiceer op deze blog. Linton Donovan maakte bijvoorbeeld dankbaar gebruik van wat ik schreef in het blogartikeltje tactiek om de sterke FM Martin Ahn te verslaan, zie partij. Om zelf niet de dupe te worden van mijn eigen publicaties geef ik wel toe dat ik af en toe iets met opzet weglaat maar ik tracht dit tot een minimum te beperken tot enkel de fragmenten waarmee ik mijzelf te veel pijn zou kunnen doen in een serieuze partij en trouwens nog weinig of geen toegevoegde waarde brengt aan het artikel.

Slechts de eigen partijen gebruiken om een goed repertoire op te bouwen is onvoldoende (iets wat ik slechts door ervaring leerde). Naast diepgang is het ook noodzakelijk om in de breedte te werken en hiervoor gebruik ik voornamelijk partijvoorbereidingen. Dat partijvoorbereidingen voor vele spelers een goede stimulans zijn om aan openingen te werken, kan je bijvoorbeeld lezen in een reactie van de Belgische FM Tom Piceu welke reeds in het artikel de valse waarheid ter sprake kwam. De voorbije 2 interclubseizoenen in de Belgische 1ste klasse waren dan ook voor mij een ideale motivator om serieuze progressie in mijn repertoire te maken. Meer dan 75 uren spenderen aan de partijvoorbereidingen in het seizoen 2012-2013 zoals neergepend in het artikeltje de sterktelijst was ondanks een gebrek aan directe resultaten geen verloren investering. Alle analyses (o.a. gebaseerd op de methode van de groene zetten) worden steeds geïnventariseerd met behulp van een persoonlijk wit en zwart openingboek op de computer.

Dit seizoen kon ik al heel wat hergebruiken in nieuwe partijvoorbereidingen. Dit zorgt niet alleen dat er minder voorbereidingstijd nodig is maar vooral dat er meer tijd over is om iets dieper te graven in de repertoires van de mogelijke tegenstanders (geen luxe door het grote onevenwicht tussen de kleine en grote clubs van de 1ste klasse). Hierdoor was ik bijvoorbeeld in staat om goed door de opening te komen in mijn partij tegen Dejan (beschreven in het artikeltje camouflage). Een ander voordeel van de maturatie van mijn repertoire merkte ik op in de 10de ronde toen plots de Nederlandse IM Henk Vedder verscheen als tegenstander. Hij had nog niet eerder dit seizoen meegespeeld in de Belgische interclub dus het was voor mij een totale verrassing dat hij aan mijn bord verscheen. Desalniettemin kwam ik prachtig uit de opening en het is jammer dat ik net niet voldoende scherp durfde/ kon spelen om het volle punt ook effectief binnen te halen. Misschien zal tijdsgebrek ook wel een beperkte rol gespeeld hebben want ik heb nu eenmaal veel tijd nodig om een oude analyse terug op te rakelen. Je wil geen domme fout maken met de zettenvolgorde.
Ik speelde mijn 10de en 11de zet snel waardoor ik vermoed dat Henk wel doorhad dat ik op zekere hoogte vertrouwd was met deze nochtans zonderlinge zijvariant. Zijn keuze voor het passieve maar meer strategische 11... Da6 , i.p.v. het explosieve 11...Pxb4 was dan ook begrijpelijk. Zeker geen verkeerde keuze want reeds in 2009 had ik er uitgebreid naar gekeken naar aanleiding van het repertoire van Mher Hovhanisian (zie een uitgebreid zwartrepertoire). Toen vorig jaar in het toptornooi van Dortmund (verrassend gewonnen door Michael Adams) deze variant in een partij op het bord kwam, was ik dan ook benieuwd in hoeverre mijn analyses zouden overeenstemmen.
Dankzij de recente intensieve partijvoorbereidingen heb ik nu wel een breder repertoire kunnen opbouwen maar voor sommige spelers houdt het hier niet mee op. Uiteindelijk blijf je voor een stuk achterop hinken met je repertoire op de laatste ontwikkelingen als je slechts baseert op gespeelde partijen van jezelf of je tegenstanders. Om maximaal competitief te zijn, moet je alle trends opvolgen. Nieuwe boeken, schaakmagazines,... op geregelde tijdstippen aankopen is dan ook een must. Meer hierover heb ik al geschreven in het artikeltje de volgorde. Een repertoire opbouwen is dus niet alleen iets van een lange adem maar tevens nooit af. Ik prijs vaak de minder ervaren spelers gelukkig want deze minder mooie kant van het schaken, blijft voor hen tot een minimum beperkt.

Brabo

vrijdag 16 mei 2014

Handleidingen

Het schaken heeft een uitzonderlijk rijke geschiedenis wat voor mij persoonlijk een serieuze meerwaarde betekent t.o.v. andere spelletjes. Echter om te laten doorschijnen zoals Tom Piceu in een reactie op mijn blogartikeltje kinderen leren schaken dat dit voor iedereen geldt, is onjuist. Ik herinner mij eens dat we in mijn eerste club de torrewachters een quiz deden over de schaakgeschiedenis waarin het mij opviel dat de kennis toch wel heel beperkt was van de meeste deelnemers.

Desondanks zal ik niet ontkennen dat er wel degelijk een niche-markt bestaat voor schaakgeschiedenis. Ik denk bijvoorbeeld aan de boekenreeks van Kasparov over de wereldkampioenen die verkochten als zoete broodjes. Daarnaast bestaan ook columns en websites : Past PiecesInside Chess van de Amerikaanse GM Yasser Seirawanthe kibitzer of dichter bij huis de Belgische schaakgeschiedenis of de uitgebreide online archieven van de CREB.

In mijn blogartikels laat ik het nooit na om referenties te maken naar ouder materiaal en dat is een eufemisme als je kijkt hoeveel linken er gemiddeld per artikeltje staan. Soms is dit om aan te tonen dat je vaak iets kunt leren van wat vroeger al eens op het bord kwam, zie bv. oude wijn in nieuwe zakken. Soms is het om uit te leggen hoe ik recent tot bepaalde keuzes kwam: zie bv. hollandse stappen in de engelse opening of de valse waarheid. Vaak is het om iets beter te illustreren zoals bv in o.a. de artikels schaakintuitie en excelsior. Ik ben dus een grote aanhanger van een goed gedocumenteerd werk waarmee de schrijver toont dat hij (enig) onderzoek heeft gedaan en redelijk tot erg goed op de hoogte is van de materie.

Ik was dan ook enigszins verrast om vast te stellen dat veel commerciële publicaties zo weinig of zelfs geen rekening houden met de schaakgeschiedenis. Een opening zoals het Koningsgambiet was 300 jaar 1 van de meest populaire openingen maar in het recente werk The King's Gambit van John Shaw wordt hier nauwelijks over gepraat. Op chesspub kan je meerdere threads vinden waarin aangetoond wordt, hoe weinig referenties werden gebruikt naar ouder materiaal waardoor vaak al dan niet onterecht reeds bekende zetten als nieuw worden beschouwd. Het twee paardenspel is een gelijkaardige opening waarvan de eerste sporen reeds teruggaan naar eind 16de eeuw. In het erg recente werk a black repertoire against the two knights by Robert Ris wordt opnieuw nauwelijks hierover iets gezegd. De review van Arne Moll op chessvibes was daarom zeker terecht.

Het is wel een feit dat je zonder naslagwerk en referenties zeker hoogstaande analyses kunt maken en neerschrijven. In een reactie op het artikeltje voortgang van schaakprogramma's had ik al eerder laten noteren dat ik alle analyses gemaakt voor 2007 sowieso opnieuw doe omdat ze vrij waardeloos zijn door de steeds sterker geworden programma's. Zelfs in recentere analyses merk ik al opnieuw verbeteringen. Dus ik kan best begrijpen waarom bepaalde auteurs, zoals Peter Lalic op chesspub vertelt, hun boek geschreven hebben aan de hand van de laatste megadatabase en een schaakprogramma. Echter enkel kijken naar de waarheid maakt een boek snel koud en afstandelijk. Schaken is veel meer dan enkel evaluaties. Die boeken zijn wellicht goede handleidingen vandaag om in tornooischaak veel punten te scoren maar hun waarde daalt snel op lange termijn. Praten over geschiedenis is voor mij fun en alles blijft ook beter hangen als het aangenaam lezen is.

Zeker met boeken in papierversie is er steeds een gevecht voor ruimte waardoor vaak heel wat geschrapt wordt. Zo herinner ik mij toen ik ondersteuning gaf aan de analyses van het boek 'Win with the Stonewall Dutch' dat er een voortdurende strijd was met de maximale toegelaten dikte van het boek.
Ik hield mij helemaal afzijdig van het concept en de keuzes maar vond het wel jammer dat er erg weinig aandacht werd geschonken aan het oude traditionele recept van Lc8-d7-e8-h5(g6) o.a. omdat het historisch belangrijk was. Op pagina 25, 5de partij wordt verteld dat dit manoeuvre vroeger de standaard methode was om de loper te activeren maar vandaag wordt beschouwd als iets te traag en grotendeels vervangen door het moderne plan b6. Spijtig wordt dit nergens geïllustreerd dus vond ik het hier wel eens opportuun om dit gemis goed te maken.

Een eerste belangrijke referentiepartij waarin duidelijk blijkt dat zwart wel degelijk nogal traag is om tegenspel te vinden, is een correspondentiepartij van 1999 waarin de Argentijnse specialist en IM Walter Fabian Bonnati van het bord werd weggedrukt.
Een 2de belangrijke referentiepartij is een grootmeesterduel in 2006 waarin de Stonewall specialist en Russische grootmeester Alexei Iljushin kansloos werd weg geschoven.
Zelf speelde ik het systeem tot 2007. Na mijn uitgebreide analyses op mijn partij tegen David Vincent (Franse IM, in 2012 overleden op 36 jarige leeftijd) switchte ik naar het moderne plan met b6.
Ik ben niet iemand die zomaar gelooft wat men schrijft dus illustraties vind ik een noodzakelijke aanvulling. Een top-boek is dus voor mij meer dan een handleiding.

Brabo

maandag 5 mei 2014

Einstellung effect

De laatste decennia zijn grote stappen voorwaarts gemaakt in het beter begrijpen van hoe het menselijke brein functioneert maar tezelfdertijd beseffen we ook dat de psychologie een wetenschap is die nog steeds in zijn kinderschoenen staat. Net deze gebrekkige en onvolledige informatie zorgt ervoor dat velen psychologie niet serieus nemen. Onterecht want zelfs vandaag valt er al heel wat te winnen door rekening te houden met psychologie.

Zelf heb ik al vele jaren een grote nieuwsgierigheid naar het begrijpen van de psyche. Misschien heb ik wel de verkeerde studierichting gevolgd maar thuis bestond er geen draagvlak voor psychologie dus werd het logischer wijze ingenieur. Nu als ik vandaag een artikeltje of tv-programma hierover kan meepikken dan zal ik dit zeker niet negeren en het spreekt voor zich als dit gecombineerd wordt met het schaken dat mijn interesse enkel versterkt wordt. Zo verschenen recent 2 leuke artikeltjes op chessbase over o.a. het Einstellung effect: artikel 1 en artikel 2. Hierin wordt uitgelegd hoe eerdere ervaringen vaak een belangrijke invloed hebben op nieuwe keuzes wat af en toe tot vreemde fouten kan leiden.

Eigenlijk heb ik al voorbeelden van dit effect besproken op deze blog zonder het met de wetenschappelijke naam te benoemen. Ik denk hierbij aan mijn 1ste artikeltje over schaakintuitie waarin ik aangeef dat het reproduceren van analyses niet altijd beter is dan zelf zonder enige openingskennis zetten te zoeken. Kennis is vaak onvolledig of gedateerd. Het geheugen heeft beperkingen waardoor het reproduceren slechts gedeeltelijk lukt of zelfs helemaal de soep indraait wanneer varianten door elkaar worden gehaald. In mijn 2de artikeltje over schaakintuitie deel 2 toonde ik de gevaren van het toepassen van eerder aangeleerde patronen, thema's want elke kleine verandering in een stelling kan beslissend zijn of iets al dan niet werkt.

Terwijl deze eerdere artikeltjes het hebben over de impact van ervaringen soms lang voorafgaand aan de partij, wil ik het deze keer hebben over ervaringen tijdens een partij die het verdere verloop op vreemde wijze beïnvloeden. M.a.w. ik wil aantonen dat het Einstellung effect ook in een zeer korte tijdspanne kan gebeuren. Dit is eigenlijk niets nieuws wat wie kent niet de volgende mop? Beantwoord de volgende vragen! Welke kleur heeft de eerste witte koelkast? Welke kleur heeft de tweede witte koelkast? Welke kleur heeft de derde witte koelkast? Wat drinkt een koe?

Velen antwoorden verkeerd op de laatste vraag wanneer ze deze mop voor het eerst horen omdat ze misleid worden door de eerdere vragen. Ik geloof dat ik ook zoiets tegenkwam in mijn interclubpartij tegen de Bulgaarse grootmeester Dejan Bojkov (die ik al eens toepasselijk eerder vermelde in mijn artikeltje camouflage ).
Dus omdat ik een zet eerder Ta6 na enige reflectie terecht had genegeerd, spendeerde ik foutief er geen aandacht meer later aan. Het feit dat ik bovendien in lichte tijdnood zat en dacht een winnende combinatie te zien, zal ook wel een rol gespeeld hebben maar ik acht het einstellung effect als de hoofdverantwoordelijke voor het missen van de simpele winst. Nu als de lezer denkt dat kom ik niet tegen dan vond ik het grappig om te lezen op de blog van jawel mijn tegenstander dat hij net hetzelfde schreef in het artikeltje the art of excuses. Ik quote: "It is funny how people (or it is probably just me) tend to miss recurring tactical themes in a single game."

Het toppunt dat ik eens meemaakte van een wederkerend tactisch motief was een combinatie waarin ik compleet de switch-back miste. Goed geconcentreerd moet ik wellicht ook niet geweest zijn want ik kan nog altijd niet geloven dat ik zelfs na heel wat tijd te spenderen zulke blunder speelde.
Dit soort blunders zijn niet alleen pijnlijk maar eveneens erg moeilijk te vermijden. We zijn geen computers die elke stelling opnieuw van scratch berekenen en vergeten wat vooraf is gebeurd (met uitzondering van exact identieke stellingen). Ik vind het vaak fascinerend hoe programma's in een oogwenk totaal verschillende evaluaties tonen bij de kleinste verandering aan de stelling. Vaak steek ik dan ook tijd in het zoeken waarom dit net voor het Vlindereffect heeft gezorgd. Zo herinner ik mij bv. een recente openingsanalyse van mijn partij tegen de Deen Jens Frederiksen (een partijfragment kwam al aan bod in mijn artikel excelsior) waar de programma's met de gekke zet 9...,Kd7 op de proppen kwamen.
Het zich onttrekken van het Einstellung effect is erg moeilijk of misschien zelfs onmogelijk voor de meesten. Ook voor mezelf stel ik vast dat ik snel onbewust bepaalde handelingen doe waarvan ik ze achteraf niet begrijp. Mogelijks kan hiertegen wel weerstand worden opgebouwd door jezelf te verplichten vaak nieuwe onbekende dingen te proberen en dus uit de comfortzone te gaan. Makkelijker gezegd dan gedaan uiteraard want de verlokking om snel puntengewin door zich te baseren op bekende materie is erg groot.

Brabo

dinsdag 15 april 2014

Universele systemen

Soms krijg ik de vraag van een minder ervaren speler wat voor hem een goede opening met zwart zou kunnen zijn. Het is mij duidelijk als ik deze vraag krijg dat de speler geen ingewikkeld antwoord verwacht gebaseerd op complexe varianten met heel wat studiewerk maar wel een kant en klaar recept dat onmiddellijk en overal kan worden geïmplementeerd. De vraag voor het witte kleur beantwoorden is vrij eenvoudig. Het Colle systeem of ook wel vaak zakenman-opening genoemd, is in een minimum van tijd aan te leren en tegen om het even welke opstelling te spelen. Enkele leuke video's over deze opening kan je bekijken op de chessimprover. Echter voor zwart is het heel wat moeilijker om een universeel systeem te vinden. 

Zoals besproken in mijn artikeltje openen met de f pion bouwde ik mijn zwart-repertoire op door bijna elke openingszet (behalve e4 en g4) te beantwoorden met f5. Wel van een repertoire opbouwen kan je eigenlijk niet spreken want het enige wat ik een beetje kende was de Hollandse moderne stonewall en om mijn (toenmalige) zeer beperkte openingskennis te minimaliseren trachtte ik steeds hetzelfde type stelling op het bord te krijgen. Dus was ik onbewust bezig met de Hollandse moderne stonewall als een universeel systeem te gebruiken. Natuurlijk duurde het niet lang of de eerste barsten verschenen in dit concept. Mijn tegenstanders vonden al snel opstellingen waardoor ze makkelijk een openingsvoordeel konden verkrijgen wat mij noodzaakte om aanpassingen uit te voeren. In mijn artikeltje hollandse stappen in de engelse opening bespreek ik 1 van die calavarietochten.

Een bijkomend nadeel van de Hollandse moderne stonewall of ruimer genomen het Hollands als universeel systeem, is dat het voor de tegenstanders wel erg gemakkelijk wordt om iets gevaarlijks voor te bereiden. Een grappige anekdote in deze context is mijn partij in 2006 tegen de Nederlandse IM Koen Leenhouts. Voor de partij waarschuwde Koen mij dat ik beter mijzelf niet voorbereidde want hij zou iets spelen waarop ik mij onmogelijk kon voorbereiden. Zijn raad volgde ik deels op want enerzijds zag ik ook wel aan zijn repertoire dat hij niet schuw was om te variëren/ experimenteren en anderzijds was ik toen veel te graag bij mijn vriendin (en toekomstige echtgenote).
Nu het is niet omdat het Hollands geen universeel systeem is voor zwart dat er helemaal geen mogelijke opstellingen bestaan. De slaagkans voor een universeel systeem hangt voornamelijk af van de mate hoever er contact met de stukken van de tegenstander is. M.a.w. hoe minder contact, hoe langer de speler ongestoord steeds dezelfde zetten kan spelen. Schaken vanuit de baseline is geboren. Enkele maanden terug schreef de Amerikaanse grootmeester Lubomir Kavalek hierover een leuk artikeltje in de Huffington Post wat overgenomen werd op chessbase. Hierin stelt hij correct dat de hypermodernist Richard Reti 1 van de eerste spelers was die de deugden van deze strategie ten volle trachtte te ontwikkelen. In zijn vervolgartikel toont hij dat deze strategie verder werd ontwikkeld door de Serbische grootmeester Ljubojevic Ljubomir begin jaren 70 door die over te nemen in de Hedgehog of ook vertaald naar het Nederlands egelstelling. Deze moderne opstelling is ook vandaag nog populair wat ik o.a. in Open Leuven van 2011 op het bord kreeg.
De hedgehog is dan wel een excellent voorbeeld van schaken uit de achterste linies, een goed voorbeeld van een universeel systeem is het niet want tenslotte heb je toch c4/ c5 nodig. Om echt een universeel systeem met zwart te creëren, moeten vroege pionzetten op de 5de lijn worden vermeden. Enkele van deze systemen zijn hier al op de blog eens vluchtig aangesneden. Ik denk hierbij aan de Pirc of de Tsjechische verdediging. Deze keer wil ik het hebben over misschien wel het meest universele systeem dat ik ooit gezien heb namelijk de Hippopotamus verdediging of ook wel Nijlpaardopening genoemd. Er bestaat discussie over wat nu precies wel of niet in zulke opstelling mag maar in elk geval is men het er over eens dat zwart zo lang mogelijk op 3 rijen tracht te spelen. Persoonlijk dacht ik altijd dat zoiets goed is voor wat snelschaak tot ik laatst het door de Duitse internationaal meester Haub Thorsten Michael voorgeschoteld kreeg in een serieuze officiële wedstrijd.
Hippo specialist Haub Thorsten Michael  (foto: Fabrice Wantiez)
In de partijvoorbereiding had ik gezien dat TM de hippo op zijn repertoire had staan maar serieuze aandacht had ik er niet aanbesteed omdat Haub slechts 1 van de vele mogelijke tegenstanders was en er uiteraard veel lastigere systemen moesten worden bekeken dan een hippo. Het is dan wellicht ook geen verrassing dat ik met wit al snel slechter kwam te staan.
Ik ontsnapte dus met een dik blauw oog maar zelfs in het achteraf analyseren van de partij vond ik het opmerkelijk hoe flexibel en stevig de hippo eigenlijk is. Het feit dat een + 2400 speler er zich geregeld van bedient, zegt eigenlijk al voldoende over de kwaliteiten. Spelers die dus weinig tijd hebben om openingen te studeren, openingen een noodzakelijk kwaad vinden of gewoon liever lui dan moe zijn, hebben misschien na dit artikeltje eindelijk eens het universele systeem te pakken waarmee ze jaren op hun niveau kunnen meedraaien.

Brabo

woensdag 2 april 2014

Tom Piceu leidt Brugge door 1ste afdeling

De Belgische interclubs eindigden reeds op 23 maart maar veel kan je er op het web niet over lezen. Bovendien in tegenstelling met vorige jaren waren er nauwelijks reacties op schaakfabriek bij het slotartikel waaruit we mogen afleiden dat de interesse voor de 1ste afdeling bij de modale clubschaker op een zeer laag pitje staat. Mijn artikeltje zoals het wilde westen zal misschien daar wel voor een stuk de boosdoener in zijn maar veel schakers vinden het opstellen van buitenlandse huurlingen sowieso een manipulatie van de werkelijke sterkte van de clubs waardoor de uiteindelijke rangschikking een pure geldkwestie is geworden i.p.v. een sportieve.

Desalniettemin kan ik niet ontkennen dat de inbreng van de buitenlandse spelers ook positieve elementen bevat. Voor de (overgebleven) Belgische spelers in 1ste klasse wordt het niveau aanzienlijk opgekrikt wat niet alleen interessantere partijen oplevert maar ook kansen op normen te scoren. Zo zien we dat er nu al enkele jaren lokale spelers zijn die een norm effectief behalen. Grote uitschieter dit jaar was opnieuw Stefan Docx die met 6,5/9 tegen een gemiddelde van 2481 een fabelachtige TPR van 2649 scoorde dus ruim voldoende voor de grootmeesternorm. Dit verdient zeker een artikeltje maar dit laat ik deze keer achterwege omdat ik vorig jaar al 1 geschreven heb over Stefan zie hier, ik dit jaar geen partij tegen hem heb gespeeld en er nog een andere speler is die in de bloemetjes mag worden gezet. Die speler is uiteraard Tom Piceu al vele jaren (20?) bij Brugge en al geruime tijd ook de kapitein van het team.
Tom Piceu
Brugge heeft vroeger ook met professionals gespeeld maar doet het nu al een paar jaar zonder. Echter zelfs met 2 IMs en 3 (?) FMs in de rangen is het nog steeds geen evidentie om in 1ste klasse te blijven wat ook in deze competitie duidelijk werd toen de degradatie pas met het nodige geluk werd afgewimpeld. Op schaaksite staat een mooi artikeltje van de Nederlandse IM Herman Grooten over zijn rol in deze ontknoping. Een belangrijk aandeel in het behoud was zonder twijfel Tom die met een IM-norm een stuk boven de te verwachten individuele score presteerde. 

Dat Tom de capaciteiten heeft om dit soort resultaten te kunnen neerzetten, was mij al lang bekend want 10 jaar geleden scoorde hij al een eerste norm. Voor een buitenstaander zal de tijdspanne tussen beide normen vreemd zijn maar m.i. is er een eenvoudige verklaring. Tom heeft altijd parallel andere rollen (VSF-voorzitter, jeugdleider,...) opgenomen die erg nobel zijn maar uiteraard niet goed te combineren zijn met ambities op het bord. Hopelijk komt die 3de norm nu iets sneller want dat verdient Tom zeker.

Als ik zijn speelstijl omschrijf dan valt mij onmiddellijk op dat hij erg praktisch schaak speelt. Tom kent de noodzakelijk dosis theorie om op zijn niveau mee te kunnen spelen maar is zeker geen specialist. Zijn openingskeuzes Najdorf, Benoni, Benko sluiten goed aan op zijn dynamische speelstijl. Hij gaat hierbij verder dan bv. Jan Rooze door veel minder vast te houden aan materiaal. Hij rekent op zijn eigen gevoel voor het initiatief en de beperkte rekencapaciteiten van de tegenstander in de resulterende complicaties. Hiermee scoort hij af en toe ware schoonheidspareltjes waarvan ik al 2 toonde op mijn blog, zie een hollands gambietje en de valse waarheid. Echter vaak is het ook minder correct maar in een praktische partij hoeft dit uiteraard niet. Onze onderlinge partij in de interclub etaleert dit erg goed. Tom neemt serieuze risico's om het type spel op het bord te krijgen dat hij wil en komt er uiteindelijk mee weg.
De opening had een serieuze invloed op het resultaat. Tom kreeg zijn type spel op het bord dankzij de voorbereiding en ik slaagde er niet in om mijn specialisatie in het Hollands te kunnen gebruiken. Dit laatste was niet triviaal want in 2011 had ik de opening al eens vluchtig bestudeerd aan de hand van onderstaand partijtje die ik op het internet speelde.
Het partijtje zou mooi passen in mijn artikeltje de (on)zin van blitz mocht ik de kennis gebruikt hebben in mijn partij tegen Tom. Anderzijds kan je wel verwachten dat je 3 jaar later een vluchtige analyse (15 minuten?) op een bulletpartijtje nog kunt reproduceren? Trouwens in mijn (playchess) database staat de teller ondertussen al boven de 40.000 online partijtjes (geen abnormaal cijfer als ik onlangs las in een artikeltje op chessvibes dat de Nederlandse GM Erwin L'Ami er al meer dan 100.000 heeft). Alhoewel ik geen slecht geheugen heb, ligt dit toch ver boven mijn capaciteiten. Nu vermoed ik dat er altijd wel iets blijft hangen maar wat precies is onduidelijk wat ik al aangaf in mijn artikeltje ik wist het wel. Bovendien lonkt het gevaar dat wat blijft hangen een negatieve invloed heeft op de beslissingen die je maakt in de partij omdat je zaken door elkaar begint te halen. Ik verwijs hierbij naar mijn pionoffer op zet 18 wat niet echt in mijn stijl past en ik misschien niet had gespeeld als ik het niet thuis had bekeken. Meer over dit schreef ik o.a. in het artikeltje schaakintuitie.

Terwijl ik tot nu toe het voornamelijk had over het belang van de opening, besef ik wel dat ik Toms talenten in het middenspel tekort doe dus dat probeer ik in het vervolg goed te maken. In een volgende partij zien we hoe Tom met krachtig dynamisch spel, de Franse grootmeester Jean-Luc Chabanon opzij zet nadat hij zijn hand overspeelde.
Ik vind het vooral een knappe overwinning omdat Tom in een onnatuurlijke materiaalverhouding toch erg goed het overzicht behoudt. Dit is niet evident wat ik bijvoorbeeld al aantoonde in mijn artikeltje gekke materiaalverhoudingen. Een partij waarin nog een paar versnellingen hoger wordt gegaan, betreffende complicaties was zijn partij tegen de Belgische grootmeester Luc Winants.

Correct er waren flink wat fouten maar het illustreert opnieuw hoe praktisch Tom zijn partijen speelt. Hier past hij al dan niet bewust de chaos-theorie toe die ik uitlegde in het artikeltje hoe winnen van een sterkere speler. Het weze duidelijk dat Tom een puur sang vechtschaker is die voor om het even welke tegenstander aartsgevaarlijk kan zijn. Zowel aan als van het bord is Tom een levende propaganda voor het schaken.

Brabo

Addendum 7 april 2014:
Ik las zonet een leuk stukje op de Open chess diary van Tim Krabbe waarin een lange lijst wordt opgesomd van vergeten voorbereidingen/ analyses bij wereldtoppers. Oef en ik die dacht dat het vooral aan mijzelf ligt dat ik steeds opnieuw stukjes vergeet, door elkaar haal,....