dinsdag 21 april 2020

Jesus de la Villa: 100 endgames you should know

Jesus de la Villa: 100 endgames you should know

Een eindspelboek… Wie koopt dat nu? En vooral, wie leest zoiets van voor naar achter? En wie speelt elke stelling en elke variant na? Het antwoord is eenvoudig: de schaker die echt wil verbeteren.
Maar dan nog zijn er “goede” en “slechte” eindspelboeken, net zoals er goede en slechte openings- of middenspelboeken zijn. Wat onderscheidt nu De la Villa’s boek van andere eindspelboeken? Ik maak de vergelijking hier vooral met Nunn’s 100 Endgames, maar ook enkele andere eindspelboeken (en hun aanpak) komen aan bod.

Het sterkste punt van de la Villa’s boek is de duidelijke structuur en het lesformaat dat er aan verbonden is – per thema. Het is van begin tot einde opgesteld als lesboek, in tegenstelling tot andere boeken die ofwel volledig proberen te zijn, ofwel eerder een inleiding willen geven op de materie. Dat is alvast één groot punt dat andere (oudere) eindspelboeken te weinig benadrukten: thematisch werken en in hapklare brokken duidelijk de learnt lessons vermelden. Wat zijn de vuistregels, de strategie uitgelegd in eenvoudige zinnen, niet al te technisch met bv zones die op het bord worden getekend om winst- of remisezones aan te geven (want zo’n theorie kan niemand onthouden). Vaak verliezen de “andere” boeken zich in te grote hoofdstukken, met te weinig “fijn gehakt” materiaal, waar zonder al te veel overgang van het ene naar het andere stellings/materiaal type gesprongen wordt.

Één voorbeeld: bij het verdedigen (door wit) van het eindspel K+T vs K+T+f-&h-pion wordt (bijna terloops) meegegeven dat de verdedigende toren het best in de “noordwestelijke hoek” (zijnde rond veld a8) gehouden wordt. Dit was de eerste keer dat ik deze regel zo eenvoudig uitgelegd zag – het is geen “remisegarantie” voor de zwakke partij, maar gewoon dat aspect onthouden, kan al helpen om de remisehaven te bereiken. En zo staat het boek vol met dergelijke eenvoudig te onthouden regels.
Positief is ook hoe binnen de verzameling eindspelen, de belangrijkste eruit gelicht worden. Vaak betreft het eindspelen met maximaal 6 stukken op het bord. Dat toreneindspelen als het belangrijkste eindspel naar voor geschoven worden, is geen verrassing, maar dat het ongelijke lopereindspel K+L+2p vs K+L als het tweede belangrijkste beschouwd wordt, verdient vermelding. En laat dit nu het eindspel zijn waar ik een first hand experience mee had.

Een goede insteek zijn de korte oefeningen die op het einde van enkele items gegeven worden, waarbij dan de opgave soms wordt “verdubbeld” door de lezer de vraag te stellen om de stelling te spelen met wit/zwart of 1 lijn op het bord verschoven.

Aangezien we nu al aan 7-stukken eindspelen zitten (Lomonosov en sinds begin 2020 ook Chessbase), zijn quasi alle eindspelen in het boek ook te oefenen met perfect tegenspel (een aanrader). In tijden van apps op gsm’s is dit een leuk voordeel, want hoewel de huidige engines dergelijke eindspelen ook bijna perfect spelen, is het altijd handig om zonder twijfel  “de waarheid” te kennen.

Een nadeel – dat meteen een voordeel is – is dat het boek “luchtig” is opgevat. Het is geen eindspel-encyclopedie, met andere woorden het aantal voorbeelden en oefeningen is eigenlijk beperkt tot het strikte minimum, maar dat betekent dan ook dat elke oefening telt. Zijn er echte nadelen of gebreken aan dit boek? Nauwelijks, maar er zijn een paar kleinere die ik toch wil vermelden.

Een eerste puntje is dat al in de eerste oefeningensectie, er eindspelen ter oplossing worden aangeboden, van eindspelen die nog niet behandeld zijn. Dat lijkt me een nogal eenvoudige fout, die gemakkelijk kon vermeden worden.

Een tweede – en veel kleiner minpuntje – is dat de lessen soms sterk verschillen in grootte. Dat sommige thema’s dieper (kunnen/moeten) uitgewerkt worden, is logisch, maar wie per item (bv 1 per dag) wil werken, heeft soms na een kwartiertje gedaan, terwijl andere lessen gemakkelijk een (half) uurtje kunnen duren. Wat dat betreft heeft Nunn’s 100 meer “discipline”: telkens 2 volle bladzijden (met vaak 4 stellingen) per item. In elk geval had ik geen problemen om 1 eindspel per dag te oefenen in De la Villa, maar had wel dat probleem bij Nunn, waar de bladzijden ook iets beter gevuld zijn (en met iets zwaardere kost).

Een derde – en iets “gevaarlijker” minpuntje is dat er wel degelijk fouten zitten in dit boek. Net omdat je alles met tablebases kan checken, heb ik enkele verkeerde evaluaties gevonden – en dan vooral in de oefeningensectie achteraan het boek. Het gebeurt dat er varianten fout beoordeeld zijn, maar dat zijn echt uitzonderingen.

Een vergelijking met andere algemene eindspelboeken kon ik niet zo gemakkelijk maken, want veel andere algemene eindspelboeken heb ik niet echt in mijn bezit. Zo moest ik zelfs teruggrijpen naar Euwe’s Praktische Schaaklessen deel 4, één van mijn allereerste schaakboeken tout-court. Bij het herlezen van Euwe, moest ik vaststellen dat het (naast heel correct in zijn evaluaties) ook heel … praktisch (duh…) was, en de test met De la Villa goed kon doorstaan. Zelfs in die mate, dat De la Villa quasi enkel op het vlak van de betere structuur en behapbaarheid (de onderverdeling in de 100 duidelijke hoofdstukjes) beter scoort en zo nipt deze race wint van Euwe. De vergelijking met het dubbelwerk van Chéron gaat niet op, wegens het simpele feit dat Chéron qua niveau en volledigheid, niet enkele treden, maar enkele étages hoger staat (maar allerminst als trainingsboek is opgesteld). Ook Müllers eindspelbijbel is eerder gericht op volledigheid (als naslagwerk), dan als trainingsboek. Het enige andere “pure” trainingsboek, Polgars eindspelbijbel, is met zijn 4560 stellingen dan weer “ruwe” training, maar zonder uitleg, en dus didactisch van een lager niveau. En Silmans Complete Endgame Guide is eerder gericht op de (absolute) beginner.

Een vergelijking met specifieke eindspelboeken (die zich focussen op pionnen- of toreneindspelen) is moeilijker (en ook onrechtvaardiger), want specifiek boeken, zoals Secrets of Pawn Endings, of Averbakhs / Nunns boeken over toreneindspelen, kunnen altijd dieper gaan. Maar zelfs dan, precies door de overzichtelijkheid en de duidelijkheid van De la Villa’s 100 EYMK, valt de balans niet negatief uit voor 100 EYMK. Het is beter om enkele duidelijke vuistregels en voorbeelden te hebben, dan tientallen gedetailleerd uitgewerkte voorbeelden (you know, de bomen en het bos).

In het halverwege afgebroken kandidatentornooi van maart 2020 kwam meteen al een stelling uit het boek op het bord in ronde 1 (Giri vs Nepomniachtchi). Zelf heb ik ook zo’n moment gehad: ik verloor ooit een kei-moeilijk ongelijk lopereindspel, en moest wachten tot zes-stukken tablebases beschikbaar kwamen om de waarheid te kennen (omdat zelfs nu nog computerprogramma’s de stelling niet correct evalueren). Het gaat om een stelling uit deze partij:
Dit eindspel staat quasi letterlijk in het boek: Positie 9.17 (een studie van Speelman, de meest ongunstige versie van dit eindspel), maar ook als Positie 2.09:

met de vraag: is dit remise (wit aan zet). Het antwoord is ja: de loper houdt de pionnen op dezelfde diagonaal tegen, en het lijkt onmogelijk, maar de zwarte koning houdt wel degelijk de witte koning op afstand: 1.Lc8 Lh2 2.Kd5 Kf6 3.Kc6 Ke7 4.Kb6 Lb8! 5.Lg4 Kd6 6.Lh3 Ke7 7.Kc6 Lf4=.

Conclusie: dit is echt een boek dat je beter maakt. Laat dit het enige eindspelboek zijn dat je koopt in de volgende vijf jaar, en neem het jaarlijks eens volledig door. Succes verzekerd!

PS bovenaan het artikel staat ook de afbeelding van het oefeningenboek. Daar ben ik nog niet aan begonnen, maar het betreft 300 oefeningen, die zeker als goede drill kunnen beschouwd worden. Maar je kan alvast starten met de 40 oefeningen achteraan het boek.

HK5000

15 opmerkingen:

  1. Gefeliciteerd met deze indrukwekkende boekbespreking. Ik heb ook het theoretische werk van De la Villa in boekvorm en zowel het boek als de oefeningen digitaal. Als je De la Villa kent, dan sta je
    al heel ver. Ik ben zeker dat bitter weinig grootmeesters perfect kennen wat hij allemaal beschrijft.Er zijn natuurlijk nog tal van andere uitstekende handleidingen: de 'Manual' van Dvoretsky, de werken van Shereshevsky, de schitterende vijfdelige reeks "Comprehensive Chess Endings" van Averbach en Checkover ( bij mijn weten enkel nog antiquarisch verkrijgbaar, als je geluk hebt), Tibor Karolyi's boeken over de eindspelvirtuozen Karpov en Carlsen, de verzamelingen van Nunn, enz. Voor het pionneneindspel is er ook het interessante boekje van wijlen Willem Hajenius en Herman Van Riemsdijk " The Final Countdown". Ik maakte heel onlangs ook gebruik van het voordeelaanbod van Thinkers Publishing ( geldig tot eind deze maand) om "Mastering Complex Endgames" van Mikhalchishin en Stetsko te verwerven, door onze Jan Rooze keurig vanuit het Russisch naar het Engels vertaald. Wel geen lichte kost, zoals de titel aangeeft. Tegen dat ik 130 ben, zal ik al die boeken perfect gestudeerd hebben. ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Inderdaad - er zijn veel goede eindspelboeken (ik ben bv Smyslov & Levenfish vergeten te vermelden voor toreneindspelen - en een flinke graad moeilijker, Kortchnoi's "Practical Rook Endings", dat een uitstekende inleiding heeft (de "must know" basis van toreneindspelen).

      Verwijderen
  2. In mijn vorig blogartikel schreef ik dat een elorating weinig zegt over welke vaardigheden iemand heeft en ik herinner mij 1 persoon die overleed in 2002 in het bijzonder die ondanks een relatief lage 1800 elo dingen wist over het schaken die meerdere meesters niet kenden. Ik heb het over Eddy Verledens, een correspondentiespeler waarmee ik vele uren samen geanalyseerd heb. Het was hij die mij ergens eind jaren 90 vertelde dat ongelijke lopers met 2 pionnen meer in de regel gewonnen was wanneer er meer dan 2 kolommen zitten tussen de 2 pionnen. Je moet daarbij weten dat er toen dus nog geen sprake was van tablebases met 6 stukken want die werden pas beschikbaar in 2004. Deze vuistregel klopt en ik ben benieuwd of het vermeld wordt in dit eindspelboek van Jezus De La Villa. De positie van Speelman is een uitzondering want verplaats de witte pion van b7 op b5 dus minder ver en het is opnieuw gewonnen voor wit.

    Ik wil met die anekdote ook nog meegeven dat een coach/ trainer niet perse een zeer hoge elo moet hebben zoals sommigen verkeerdelijk denken. Meer dan eens hoor ik dat een zeer sterke speler er niet in slaagt om zijn kennis over te brengen aan anderen.

    Hasanovic reageert hier soms ook. Bij hem krijg ik ook het gevoel dat hij veel meer weet van het schaken dan zijn elo doet vermoeden. Het lijkt mij meer dan toeval dat ook hij correspondentieschaak speelt zoals Eddy deed. Spijtig dat we elkaar maar heel af en toe eens kunnen zien en nu in coronatijden het nog veel moeilijker is geworden.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Even opgezocht en hierbij een korte samenvatting: (telkens met 2 kolommen tussen de pionnen). Wit (= sterkste zijde) heeft grootste winstkansen als het gaat om de loperpionnen (c en f). Hoe meer de pionnen naar de rand opschuiven (b & e en a & d), hoe groter de remisekansen. Vuistregel voor de verdediger is om de pionnen proberen te blokkeren op de eigen loperdiagonaal, waarbij de loper de verst opgerukte pion moet blokkeren, en de koning de minst ver opgerukte.

      Verwijderen
    2. Interessant. Ik wist dat ook niet, maar het komt dan ook niet zo enorm veel voor. Veel couranter zijn eindspelen met T+L van ongelijke kleur. Jammer te horen dat Verledens overleden is. Ik herinner me van vele jaren geleden, dat hij ergens in een correspondentiepartij een nieuwtje had gespeeld in een variant van het Stauntongambiet. Stond toen in 'Schaakbulletin'. Ik denk niet dat het de theorieboeken gehaald heeft. Klopt ook dat sterke spelers niet noodzakelijk goede instructeurs zijn. Valt zeker tegenwoordig op, met de vele online cursussen en videomateriaal. Sommige video's van GM's zijn ronduit abominabel, niet zelden qua taal (gesloten koolmijnengels) maar vooral didactisch, terwijl veel minder gereputeerde spelers dan weer uitstekend materiaal afleveren.

      Verwijderen
  3. Er bestaat ook nog een toevoeging aan de 2 kolommen-regel. Hoe verder de vrijpionnen uit elkaar staan, hoe beter en dan maak het vaak zelfs niet eens uit dat de tegenpartij nog een pion heeft.

    Als we bovenstaand principe respecteren dan kan je ontdekken dat 52.a4 wint i.p.v. 52.a3 in de partij Minet - HK5000. Het is belangrijker dat de vrijpionnen verder uit elkaar staan dan dat de zwarte b-pion wordt uitgeschakeld. Ik wil hierbij ook nog opmerken dat 53.a4 te laat is omdat zwart dan net voldoende tegenspel kan creëren o.a. door de eigen pion te pushen naar b2.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het kennen van de 2 kolommen-regel in het ongelijke lopereindspel heeft mij ooit geholpen om een Bulgaarse grootmeester te verslaan in een standaardpartij terwijl ik zelf op increment overleefde. Hierover schreef ik al in 2013: https://schaken-brabo.blogspot.com/2013/11/hoe-winnen-van-een-sterkere-speler.html met zelfs een vermelding naar Eddy Verledens. Er zitten heel vaak van die verborgen tips in mijn artikels verweven. Ik denk dat daarom ook veel oudere blogartikels nog steeds de moeite zijn om nog te (her-)ontdekken.

    In mijn schaaklessen te Mechelen heb ik er speciaal een les aan dit thema gewijd. Mijn sterkste leerling Sterre Dauw kwam mij enkele maanden geleden trots vertellen dat hij mijn aangeleerde kennis feilloos had gebruikt om de winst te verzilveren door het juiste ongelijklopereindspel binnen te gaan met 2 extra pionnen. Het hielp hem een handje om recent de FM-titel te kunnen aanvragen.

    Tenslotte ben ik het helemaal eens met Richard dat veel sterke spelers zeker geen feilloze techniek hebben in het eindspel. Ik herinner mij in de Brugse meesters van 2018 dat een zekere Daniel Dardha mij een eindspel met ongelijke lopers en 2 pluspionnen toonde die hij verkeerd had gespeeld. Hij had nog nooit gehoord van de 2 kolommen-regel. Hij had toen slechts 2300 maar vandaag is hij onze Belgische kampioen bij de volwassenen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Een aanrader om het eindspelboek van De La Villa spelenderwijs onder de knie te krijgen is door het boek digitaal aan te kopen op Chessable:
    https://www.chessable.com/100-endgames-you-must-know/course/5193/

    Voor wat Chessable is en hoe het werkt, verwijs ik naar een artikel van Han Schut op Schaaksite:
    https://www.schaaksite.nl/2019/09/03/chessable-een-groeiende-schaak-leeromgeving/

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik vind Chessable ook een leuke site. Ze geven ook behoorlijk wat 'Short and Sweet' versies van de volledigere cursussen, zodat je een uitvoerige sample krijgt van wat je kan verwachten. Er is ook gratis materiaal, beperkt tot 5, maar onbeperkt als een 'pro' abo neemt.

      Verwijderen
  6. Vele jeugdspelers gebruiken het eindspelboek van Silman, zelf vind ik dat een goed boek, wat jij Brabo?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik hoor alleen maar goede dingen van Silman en niet alleen voor het eindspelboek. Ik heb er zelf geen want ik denk wel dat ik het niveau overstegen ben. Dit seizoen wordt normaal het laatste dat ik les geef in Mechelen. Daar schrijf ik later wellicht nog een artikeltje over.

      Verwijderen
  7. "Positief is ook hoe binnen de verzameling eindspelen, de belangrijkste eruit gelicht worden. Vaak betreft het eindspelen met maximaal 6 stukken op het bord."
    Zelf heb ik nog nooit een echt eindspelboek gekocht. Ik heb er wel eentje gekregen maar die heb ik nooit helemaal uitgelezen. Daarvoor zie ik 3 belangrijke redenen.
    1) Ik vind dat andere domeinen bestuderen in het schaken mij persoonlijk veel meer rendement kunnen opleveren dan het eindspel.
    2) Ik ondervind dat je van praktische eindspelen veel meer kunt leren dan de theoretische. Ik heb zonet nog mijn laatste 100 standaard-partijen gecheckt. Slechts in 8 partijen werd een eindspel van maximaal 6 stukken bereikt en in geen enkele van die 8 werd het resultaat van de partij nog beinvloedt. In slechts enkele moesten een paar nauwkeurige zetten nog gespeeld worden. Dus die theoretische eindspelen van maximaal 6 stukken die complex zijn, zie je echt heel zelden verschijnen.
    3) Ik heb ooit een eindspelboek van Dvoretsky geprobeerd maar vond het ongelooflijk saai. Na een paar stellingen had ik het gezien. Ik miste ook het verhaal van de partijen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik denk dat je niet enkel rekening moet houden met het aantal keer dat je een theoretisch eindspel op het bord krijgt. Waarschijnlijk zullen er ook wel gevallen geweest waarbij je bewust een zet speelt/vermijdt omdat je in bepaalde varianten in een theoretisch eindspel terecht zou kunnen komen waarvan je de juiste evaluatie kent. Hoe meer van deze eindspelen kent, hoe vaker en hoe sneller je hierdoor soms beslissingen kunt nemen.

      Verwijderen
    2. Zelfs dan kan ik zeggen dat ik er geen enkele keer mee rekening heb gehouden in mijn laatste 100 standaardpartijen. Het zal zeker vroeger gebeurd zijn maar het zal voor mijn elo slechts ruis geweest zijn. Het is best mogelijk om een elo van 2400 te halen met een heel gebrekkige eindspelkennis.

      Ik herinner mij 1 partij dit seizoen tegen Marcel Van Herck waarin het Philidoreindspel bereikt werd. Ik had de pluspion, wist op voorhand dat het remise was maar meer zat er niet in voor mij. De juiste evaluatie van de stelling heeft dus niet mijn beslissingen in de partij beinvloedt maar meer dan waarschijnlijk wel die van Marcel.

      Verwijderen
  8. "Aangezien we nu al aan 7-stukken eindspelen zitten"
    Die hebben we al sinds 2012. In mijn artikel http://schaken-brabo.blogspot.com/2012/06/tablebases.html gaf ik aan dat het ongeveer gemiddeld 9 jaar duurt om een extra stuk erbij te hebben. Dat zou betekenen dat we in 2021 al over 8 stukken zouden moeten beschikken maar ik hoor dat we nog nergens zijn en het onwaarschijnlijk is dat dit in de nabije toekomst zal gebeuren. Het ziet er naar uit dat schaken niet zal kunnen worden opgelost via tablebases en dat werd al in 2010 voorspeld door niemand minder dan Kasparov zie https://www.youtube.com/watch?v=9hf31xOhchY&t=50m10s

    BeantwoordenVerwijderen