Al tijdens het schrijven van mijn vorig artikel over Draftian vroeg ik mij af in welke mate we zijn prestaties als uniek mogen beschouwen. Hiermee bedoel ik niet zijn score want
de calculator op chess.db toont dat Draftian 1/7 kans had om 5,5 of meer te halen. Niets speciaal dus zeker als we vergelijken met enkele gevallen vermeld in en onder mijn artikel
vals spelen. Wat mij wel intrigeert, is het aantal en de grootte van de comebacks die hij maakte. Onderstaande tabel geeft een overzicht van zijn partijen. Om de invloed van 1 specifieke partij op het gemiddelde van de grootte van de comebacks te beperken, heb ik de negatieve waarden gelimiteerd tot 3 punten. Dit betekent dus dat de 6,75 tegen Rein Verstraeten werd herleid voor de berekeningen naar 3. Tenslotte heb ik ook nog toegevoegd op welke zet de meest negatieve waarde in een partij werd bereikt door Draftian.
|
Draftians comebacks |
Deze data op de juiste wijze interpreteren, is niet eenvoudig want referenties over comebacks zijn zover ik weet niet beschikbaar. Het onderzoek over menselijke fouten staat nog in zijn kinderschoenen. Misschien is dit wel een ideetje voor een thesis aan de universiteit. Daarop kan ik uiteraard niet wachten dus gebruik ik nogmaals mijn eigen uitgebreide en becommentarieerde database. Ik beperk mij tot mijn laatste 100 partijen waarbij mijn rating ongeveer stabiel bleef rond 2300 elo. Zowel van mijzelf als mijn tegenstander noteerde ik per partij welke de meest negatieve waarde was als er een comeback gebeurde en op welke zet die gebeurde. Als er geen negatieve waarde was dan noteerde ik een X. Als er geen comeback gebeurde dus de partij verloren ging dan noteerde ik een V. Kleur en ratings van de tegenstanders werden tenslotte ook nog toegevoegd om mogelijks nog fijnere conclusies te kunnen maken.
|
Comeback details van mijn 100 meest recente partijen |
Mijn artikel
fouten toonde eerder al aan dat de rating van de tegenstander een impact heeft op het aantal fouten dus hoogst waarschijnlijk ook op het aantal en de grootte van de comebacks. Ik heb daarom de resultaten in elogroepen ondergebracht zoals in mijn artikel
schaakopeningen studeren. Dit laat vervolgens ook makkelijker toe om Draftians resultaten gerichter te vergelijken.
|
Overzicht comebacks tegenstanders volgens elogroep |
|
Overzicht comebacks van mijzelf volgens elogroep |
Als we kijken naar de 2 elogroepen 2150-2250 en 2250-2350 wat overeenkomt met de tegenstand van Draftian dan zien we dat er bij mij slechts comebacks gebeuren in 50% van de partijen. De grootte van de comebacks is bij mij ook iets kleiner met slechts 0,8 t.o.v. 1 voor Draftian. Als laatste belangrijk verschil zien we dat de zet wanneer de meest negatieve waarde optreedt, ongeveer 6 zetten vroeger is bij Draftian dan in mijn partijen.
Een vergelijking met slechts mijzelf is te pover dus breiden we dit uit naar mijn tegenstanders. We zien eenzelfde lijn in de resultaten van de tegenstanders in de elogroep 2250-2350. Opnieuw slechts comebacks in 50% van de partijen. De meest negatieve waarde treedt hier zelfs 8 zetten later op dan in Draftians partijen. Kortom alle gegevens bevestigen wat ik eigenlijk al min of meer intuïtief vertelde in het vorig artikeltje. Draftian zadelt zichzelf op met een serieuze handicap door zijn gebrekkige openingskennis maar is schaak-technisch sterker dan zijn peers. Of hoe langer de partij duurt, hoe beter de kansen eruit zien voor Draftian.
Bovenstaande statistieken bevat behalve voor Draftian ook nog ander interessante gegevens. Het spreekt voor zich dat sterkere spelers meer kans maken om een comeback te maken maar veel minder evident is dat hun comebacks ook gemiddeld een stuk groter zijn. Vorige zondag op
het jeugdschaaktornooi te Hoboken vroeg mij een papa of beter schaken niet gewoon een kwestie was van steeds minder en kleinere fouten te maken. Ik vertelde hem dat dit niet helemaal correct was. Ja in de lagere eloregionen is het inderdaad vooral belangrijk om de foutenlast onder controle te houden. Echter vanaf +2350 zien we dat zowel bij mijzelf als de tegenstander er een drastische verhoging is van de grootte van de comebacks. +2350 spelers gaan zich niet enkel bezig houden met het vermijden van fouten maar zullen veel sneller complexe stellingen opzoeken die veel meer schommelingen veroorzaken. Deze spelers zullen er ook in slagen om veel langer druk uit te oefenen op de tegenstander wat eveneens wordt bevestigd met een veel latere zet voor de meest negatieve score.
Een ander interessante link is met het artikel
opgeven. Daarin toonde ik aan dat er gemiddeld op 7,4 door de meeste spelers werd opgegeven. Op mijn 100 partijen gebeurde er slechts 11 keer een comeback van meer dan 3 punten. 5 door mijzelf tegen spelers van 1940-2320. 6 keer door mijn tegenstanders die een gemiddelde rating hadden van 2368 elo. Zeer grote comebacks zijn niet alleen vrij zeldzaam maar gebeuren dus ook bijna uitsluitend wanneer de sterkere speler slecht staat. Het is een indirect bewijs van wat ik al eerder schreef dus dat veel spelers nog lang doorspelen in hopeloze posities.
Tenslotte wil ik ook nog even de aandacht schenken aan comeback-verschillen in mijn resultaten tussen de kleuren. Eerder heb ik al aangegeven in het artikel
schaakopeningen studeren dat mijn TPR makkelijk 100 punten meer is met wit dan zwart. Zo een groot verschil laat zich natuurlijk ook doorschijnen in de fouten.
|
Overzicht comebacks tegenstanders volgens kleur |
|
Overzicht comebacks van mijzelf volgens kleur |
De verklaring is volgens mij vrij eenvoudig. Met wit speel ik powerplay zoals ik al enkele keren heb vermeld op mijn blog (zie bv
een minithematornooi). In 56% van mijn witpartijen stond ik op geen enkel moment een fractie slechter. Ik denk een uitzonderlijk resultaat voor een amateurschaker. Echter je ziet ook dat er hogere risico's verbonden zijn aan dit powerplay. De grootte van de comebacks zijn groter en als het fout gaat door de theorie niet meer te kennen dan gaat het soms heel hard (zie bv.
harakiri). Met zwart is een theoretisch voordeeltje zoeken onzinnig dus speel ik openingen waarin ik een gevaarlijke tactische computervoorbereiding van mijn tegenstanders niet hoef te vrezen.
De Spaanse Chigorin en het Hollands (stonewall) hebben een redelijke reputatie die in elk geval voldoende is om grote vervelende verrassingen te vermijden voor het niveau waarop ik speel.
Fouten en de bijhorende comebacks kruiden ons schaken. De quote "The hardest game to win is a won game" is de meesten onder ons welbekend. Trouwens op het internet vond ik de quote toegeschreven aan zowel Emmanuel Lasker als Frank Marshall maar ik wijk af want dat is voor geschiedkundigen. Grote ontsnappingen spreken tot de verbeelding. Het is niet altijd makkelijk om de emoties onder controle te houden als een partij kantelt. Dit lukte wel in de enige interclubpartij dit seizoen waarin ik uit een verliezende positie ontsnapte.
Lezers die graag willen lachen met mijn geklungel en de gelukte comebacks van mijn tegenstanders verwijs ik naar de artikels
restbeeld,
geluk bij een ongeluk of misschien het meest hilarische
het sadistische examen. Enige zelfspot en veel relativeren is de beste medicijn om van het schaken te blijven houden.
Brabo
Interessant onderzoek - maar dit hangt sterk af van de speelstijl van de individuele schaker, me dunkt. Iemand als Luc Henris of Robert Schuermans zal waarschijnlijk vaker "terugkomen" omdat ze meer risico's nemen, terwijl positionele spelers hier minder gevoelig gaan aan zijn. Als ik me goed herinner kwamen de partijen van Fischer en Capablanca goed uit een vergelijking met computerevaluaties, maar Tal dan weer slecht. Daarnaast heb je altijd aspecten als "vorm", "tijdnood", "angstgegner", "motivatie", "belang van de partij", ... Ik zou zeggen, niet alles is "data-mineable" :-)
BeantwoordenVerwijderenEr is toch nog een groot verschil tussen Draftian en aanvallende spelers zoals Luc Henris of Robert Schuermans (zonder rekening te houden met het eloverschil). Luc Henris en Robert Schuermans spelen misschien wel vaak dubieuze openingen maar weten goed dat er talloze vallen op de weg verborgen zijn die een onvoorbereide speler moeilijk kan vermijden. Dus in veel partijen zie je hen met een duidelijk voordeel uit de opening komen.
BeantwoordenVerwijderenIk heb bepaalde details weggelaten uit mijn artikel omdat ik het nu al te lang vind maar ik begon pas te zoeken naar de meest negatieve computerevaluatie wanneer de stelling niet meer in de databases is terug te vinden. In een paar uitzonderingen betekende dit dat een comeback genegeerd werd omdat we nog in (slechte) theorie zaten.
Draftian gaat geen tactisch scherpe openingen spelen want beschikt niet over het studiewerk dat Robert en Luc vooraf hebben gemaakt. Ik heb tegen beiden meermaals gespeeld en weet heel goed dat hun variantjes tactisch erg gevaarlijk zijn wat helemaal niet het geval is bij Draftians openingskeuzes.
Ik ben het natuurlijk eens dat scherpe stellingen grotere fluctuaties veroorzaken. Dit wordt ook indirect vermeld in mijn opmerking over +2350 spelers in het artikel.
In 11 partijen van de 100 werden comebacks groter dan 3 punten opgetekend. Hiervan waren er 7 boven de 6 punten met als absolute uitschieters 29,67 en 32,06.
BeantwoordenVerwijderenSommigen (vooral onervaren spelers) verwachten dat er boven een bepaalde score geen comebacks meer gebeuren maar dat blijkt niet te kloppen. Tja mensen maken soms de grootste onverklaarbare blunders. Zo herinner je misschien nog de mat in 1 van Kramnik: http://en.chessbase.com/post/how-could-kramnik-overlook-the-mate-
Op mijn artikel http://schaken-brabo.blogspot.be/2013/12/leestekens.html kwamen weinig reacties maar dit was wel het geval toen ik een stukje publiceerde op chesspub: http://www.chesspub.com/cgi-bin/chess/YaBB.pl?num=1407660706
Ik had geschreven dat wanneer de witscore +1,4 is dat wit 95% kans heeft om te winnen. Een score van 6 punten of meer zou dan betekenen dat de kans 99,999..% is. In de realiteit zien we dat 7 keer in 100 partijen dit niet tot winst leidde. Het toont aan hoe groot het verschil wel is tussen een theoretische beoordeling waarop ik mijn leestekens baseer en de praktijk.
1 stelling evalueren duurt 1 minuut. Gemiddeld moest ik slechts 3 tot 4 stellingen laten evalueren per partij omdat de partijen goed geanalyseerd waren. Dit betekende toch nog 3,5 * 100 * 1 minuut = 350 minuten. Dan moet je daarnaast nog de tijd bijtellen om alles netjes te verwerken in excel met de bijhorende (niet zo eenvoudige) formules. M.a.w. als funproject kan dat al tellen.
BeantwoordenVerwijderenNatuurlijk ben ik het eens dat het pas echt interessant zou worden als we dit onderzoek ook op vele andere spelers zouden kunnen toepassen. Echter die tijd wil/kan ik niet vrijmaken. Daarom schrijf ik dat we wellicht een thesis van een universiteit zullen nodig hebben.
Ondanks de kleinschaligheid van het onderzoek worden toch enkele interessante zaken bevestigd/ ontdekt.
1) Een 2300 speler beschikt over voldoende techniek om met powerplay bescheiden successen te boeken. 56% witpartijen zonder negatieve score beschouw ik een succes.
2) De gemiddelde maximale comeback (bepaalde maximale comebacks in partijen werden genegeerd wanneer de partij alsnog werd verloren !) ligt rond 1 pion voor partijen van 2300 spelers. Daarboven nemen comebacks exponentieel af.
3) Een winnende computerevaluatie biedt geen garanties in de praktijk.
...