zaterdag 7 november 2015

Wandelende koningen

De sterke Georgische grootmeester Jobava Baadur bevestigde nog maar eens in een recent gepubliceerd tweedelig interview op Chessbase dat het kennen van de klassiekers cruciaal is in de ontwikkeling van elke jonge speler. Spijtig komt deze info voor mij meer dan 20 jaar te laat want toen was er geen internet of andere bron die mij hierop attent kon maken. Ik kwam pas via mijn werk in 1998 voor het eerst beperkt in contact met het internet.

Sedert een jaar of 5 ben ik nu langzaam bezig om dit gat in mijn schaakkennis te dichten. Vaak geraak ik niet verder dan 15 minuutjes per dag maar ondertussen heb ik wel het gevoel dat ik eindelijk een mondje kan meepraten over onze schaakgeschiedenis. Schaaktechnisch leer ik ook wel iets maar elowinst verwacht ik niet daar er te veel andere factoren minstens even belangrijk zijn.

Misschien het meest aantrekkelijke bij het bestuderen van de klassiekers is het ontdekken van verbanden tussen vandaag en vroeger. Het herkennen van bepaalde wederkerende thema's laat toe om partijen beter te begrijpen en te consumeren. Zo heb je bijvoorbeeld het thema van de wandelende koning. De koning gaat op wandel enkel met de bedoeling om niet in de weg te lopen van het offensief. De waanzinnige koningswandel van Navara die aan bod kwam in mijn artikel g4 in de najdorf is dus geen goed voorbeeld van dit thema.

Als we kijken naar onze klassiekers dan is het geen verrassing dat oud-wereldkampioen Tigran Petrosian meerdere keren dit thema gebruikte. Zijn meest bekende is wellicht de partij tegen de Duitse grootmeester Wolfgang Unzicker.
Een ander indrukwekkend voorbeeld vind ik zijn partij tegen de Spaanse grootmeester Jesus Diez del Corral.
Nog andere Petrosian partijen met dit thema kan je vinden in deze collectie. Petrosian heeft met zijn bijzondere stijl een grote invloed gehad op het schaken. Dit werd al vermeld in mijn artikel over profylaxis maar dit zien we ook terug met dit thema. Zo werd nog heel recent een koningswandel uitgevoerd in de tiebrake van de halve finale voor de wereldbeker door de Russische topgrootmeester Peter Svidler in een partij tegen het Chinees wonderkind Wei Yi.
Die topspelers kennen natuurlijk hun klassiekers maar ook dichter bij huis zien we dan onze Belgische toppers de nodige bagage hebben. Zo toonde zelfs Bart Michiels in onze onderlinge partij een wandelende koning.
Ik kan mij goed voorstellen dat sommige spelers zelfs zonder het kennen van de klassiekers een wandelende koning kunnen bedenken. Echter de kostbare tijd die nodig is om zelf iets te bedenken is zeker met de huidige snellere tempi niet altijd beschikbaar. Ik lees vaak dat de oude meesters 40 minuten of meer nadachten over 1 zet maar die luxe hebben we niet meer.

Brabo

12 opmerkingen:

  1. "Ik lees vaak dat de oude meesters 40 minuten of meer nadachten over 1 zet maar die luxe hebben we niet meer."
    Toevallig maakte ik gisteren nog de bedenking tegen Bart Michiels tijdens de Nederlandse competitie, je krijgt increment maar geen tijd meer om na te denken. Om praktische redenen
    zoals bij een interclub kan je er mee leven maar ik hoop toch dat er toernooien blijven waarin de spelers hun kans blijven krijgen om met een geschikt tempo in alle fasen van de partij te kunnen nadenken. Er van uitgaand dat een partij 60 zetten duurt heb je tegenwoordig gewoon 30 minuten minder. Het spook van het door de vlag jagen beroert anderen dan weer veel meer.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Als ik de balans opmaak voor Deurne na 3 interclubronden met het nieuwe tempo dan stel ik vast dat de matchen gemiddeld minstens een uur sneller zijn beëindigd. Ik heb daar gemengde gevoelens over. Enerzijds heb ik nog een avond met mijn gezin maar anderzijds speel je natuurlijk oppervlakkiger.

    In Belgie zal je al goed moeten zoeken om nog een toernooi te vinden met een langzaam tempo. Wellicht bestaat het nog in bepaalde clubkampioenschappen maar de iets grotere Belgische toernooien lijken allemaal te zijn overgeschakeld.

    In het buitenland wordt het tempo in de meeste toernooien ook steeds sneller. Dit wordt enkel gestimuleerd wanneer 6 wereldtoppers akkoord gaan met klassiek standaardschaak te reduceren tot een partij van 40 minuten elk met 10 seconden increment, zie http://en.chessbase.com/post/zurich-challenge-with-new-time-controls

    In het buitenland bestaan er nog wel tornooien met een traag tempo zoals: http://en.chessbase.com/post/pokerstars-isle-of-man-combines-chess-and-poker maar ze worden zeldzaam en zijn bovendien voor mij onhaalbaar. Ik heb mij erbij neergelegd dat sneller schaken noodzakelijk is om nog uberhaupt te kunnen spelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Het toptornooi in Zurich zal met een nog snellere tijdslimiet worden gespeeld (Chessbase artikel van 2 november) - het is een jammerlijke evolutie, waar ik ook zeker niet voor ben.
    Wat betreft (winnende) koningswandelingen - één van de bekendste voorbeelden uit de recente geschiedenis is Short-Timman, Tilburg 1991.Zeker opnemen in de "bagage".
    En wat leren van grootmeesters betreft - uit wat ik gelezen heb in interviews en biografieën - wordt Rubinstein het meest geciteerd als belangrijk voor de ontwikkeling als speler.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. en ik moet leren eerst de voorgaande commentaren lezen (Zurich)... :-p

    BeantwoordenVerwijderen
  5. De voorbeelden die je geeft zijn meestal "defensieve" koningswandelingen, waarbij de koning eerst in veiligheid wordt gebracht, alvorens een actie op die vleugel te beginnen. Short-Timman is een voorbeeld van een offensieve wandeling, waarbij de koning zijn waarde als stuk uitspeelt. Soms wordt voor eindspelen een praktische waarde van "3" (dus min of meer gelijk aan loper of paard) gegeven als stukwaarde van de koning (in gevallen waarin een actieve koning zelf in een eindspel met stukken de balans kan doen overslaan).

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Een puur defensieve koningswandel speelde Koen Van Vlaenderen eens in Open Gent tegen mij. Ik bereidde een aanval op de koningsvleugel voor en hij liet zijn koning daarom naar de damevleugel wandelen. Echter van tegenspel was geen sprake.
    In de voorbeelden die ik geef, is de koningswandel meer dan puur defensief. De koning wordt weggehaald om niet in de weg te lopen van het offensief. Ik ben akkoord dat mijn 2de voorbeeld van Petrosian niet helemaal zuiver thematisch is. Anderzijds wist Petrosian wel dat zijn tegenstander niets anders kon dan de koningsvleugel te openen om tegenspel te zoeken.
    In eindspelen zijn koningswandelingen schering en inslag net omdat in die fase de koning inderdaad belangrijk wordt in de actie. Ik kan talloze voorbeelden uit mijn eigen praktijk opnoemen maar die zijn in de context van dit artikel niet relevant.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Idd - maar dat maakt sommige koningswandelingen niet minder mooi - nog eentje uit een partij tussen toppers: Browne-Smyslov, Las Palmas 1982, waarbij Smyslov de waarde van de koning als stuk gebruikt.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Toen ik begon met schaken heeft deze partij van Petrosian een enorme indruk op mij gemaakt:

    http://www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1032639

    Hoe Petrosian hier de koning gebruikt - weliswaar in een eindspelsituatie - had voor mij iets betoverend. Zoveel jaren later heeft die partij nog niets van zijn magie verloren.

    Vroeger probeerde ik op eigen kracht zoveel mogelijk schaakgeschiedenis te studeren. Vooral uit interesse. De laatste jaren is mijn motivatie veranderd. Bij het analyseren van je eigen partijen merk je dat je - meestal onbewust - geïnspireerd bent door motieven die je in die of die 'oude' partij gezien hebt. Sindsdien probeer ik zoveel mogelijk informatie op te slorpen.

    Het verbaast me altijd een beetje als clubgenoten of vrienden die partijen dan niet kennen. Maar dat is niet verwonderlijk. Het is niet in onze 'schaakcultuur' ingebakken om terug te gaan naar de wortels van het spel.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ja die switch zie ik bij mezelf ook. Aanvankelijk was het gewoon interesse maar nu besef ik steeds vaker dat je beter al die motieven van de oude meesters eens op voorhand hebt gezien, i.p.v. zelf steeds het wiel trachten uit te vinden. Het bewust of onbewust inspireren op motieven van de oude meesters vind ik trouwens een erg goed thema voor nieuwe blogartikels.

    Ik ben net terug met mijn zoon van het Zottegems jeugdtornooi en ook daar hoorde ik meermaals dat we in Belgie helemaal geen schaakcultuur hebben. De meeste initiatieven zijn ad hoc van enkele vrijwilligers dus er is een groot gebrek aan structuur en informatie.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Het valt me idd ook op dat IGMs soms terugvallen op een bepaalde strategie, omdat ze net ervoor nog eens de klassiekers hebben bestudeerd en motieven uit hun partijen in gelijkaardige stellingen kunnen aanwenden. "We're all standing on shoulders of giants..."

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Applaus voor de vrijwilligers uiteraard. Zonder hen zou helemaal geen toernooileven zijn. En iedereen weet hoe moeilijk het is om steeds mensen te vinden die zich volledig engageren.


    Het probleem ligt helaas dieper. Het amateurisme wordt in België als vanzelfsprekend omarmd. En dat is ook niet onlogisch - voeg ik er met een glimlach aan toe - als je het verwaarloosbaar aantal professionals in ons land bekijkt. Ook de publieke opinie staat niet aan onze kant. En ik zou durven stellen dat onnozele discussies als 'Is schaken een sport of niet?' ons imago niet ten goede komen. Dus misschien is het nuttig om onze grote ambitie; "de verspreiding, het propageren en stimuleren van de schaaksport in al haar facetten" (statuten KBSB), af te zwakken en vooral de belangen van de bestaande leden te behartigen.

    En daar zit volgens mij een belangrijk probleem bij het bestuur.
    Zowel de Belgische Bond als de gemeenschapsfederaties en alles wat er rondhangt. Respect natuurlijk voor de mensen die zetelen in dat bestuur. Het is werk waar je niet veel waardering voor moet verwachten en voor de vetpotten moet je het ook niet doen. Maar opvallend is toch dat er amper sterke spelers zetelen in dat bestuur. Meestal zijn het goedwillende hobbyspelers, met een heel andere opvatting over spelplezier en wat echt belangrijk is. De belangen/interesses van sterke spelers interfereren met andere woorden met de belangen/interesses van zwakke spelers. En dat stelt volgens mij problemen.

    Voor mij is het allerbelangrijkste in het schaakspel nog steeds de zoektocht naar schoonheid, waarheid en de clash van ideeën met je tegenstander. Rapid en blitz zijn leuke afwisselingen, maar hier zit toch niet het ware plezier van het schaakspel. Uit eigen ervaring stel ik vast dat mijn voorkeuren niet overeenkomen met de meerderheid van de spelers. Voor hen is het contact met andere spelers, de pot en de pint, het eens van huis weg zijn (zeg ik opnieuw met een knipoog) veel belangrijker.

    Welnu, uit beslissingen zoals het knippen in de bedenktijd, de gebrek aan mogelijkheden tot opleiding en de soms vreemd aandoende regeltjes, leid ik af dat we meer en meer aan het transformeren zijn naar een gezapig vereningsleven. Het bestuur lijkt een intensivering van het schaakleven in ieder geval niet voor ogen te hebben.

    En dat is jammer. Want ondanks dat de meerderheid - geloof ik - best tevreden is met hoe het tegenwoordig werkt, is het toch wel ontgoochelend dat het zo moeilijk is om als speler sterker te worden. Je moet het helemaal alleen doen. Met een beetje geluk heb je een geldschieter (ouder of andere) die een trainer kunnen veroorloven. Maar dit is toch echt wel de uitzondering eerder dan de regel.

    Dus het werkt langs vele kanten. Het bestuur ziet de noodzaak niet (en er is "nooit geld voor niets" natuurlijk) om te investeren in een duurzame opleiding, daardoor evolueren we meer en meer naar een gezapige vereniging, de meerderheid van de spelers neemt daar vrede mee... en uiteindelijk blijf je vast zitten op het amateuristische niveau.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. terug naar het thema: winnende wandelkoningen zoals Tim Krabbé ze noemt; zie bv item 218 op https://timkr.home.xs4all.nl/chess2/diary_11.htm

    BeantwoordenVerwijderen