woensdag 19 november 2014

Kasparov over Kasparov deel 3


De nieuwste van Kasparov is uit en … het is een halve ontgoocheling. Jammer dat ik de boekbespreking zo moet beginnen, maar ik keek vooral uit naar zijn kijk op de partijen van de WK’s na het Karpov-tijdperk en nu blijkt dat hij hier amper een tiental pagina’s per WK (Short, Anand, Kramnik) aan besteedt. Kasparov heeft in zijn voorbije boeken zo op detail ingezoomd op zijn partijen met Karpov, dat ik eigenlijk een gelijkaardige benadering had verwacht voor zijn andere WK-matchen. Kasparov slaagde erin om ook de remises in de lange eerste match (1984-85) interessant te laten worden. Maar geeft hij van elke niet-Karpov match slechts enkele partijen, bv van de Kramnik-match slechts twee partijen en twee partijfragmenten. En dat terwijl – volgens mij althans – de match tegen Short zowat de meest spectaculaire was van alle matchen die hij gespeeld heeft. Prachtige openingen en middenspelen, een Westerse uitdager, wat gebekvecht buiten de tornooizaal, een goede coverage van de BBC, kortom eindelijk een match met wat “leven” in – een groot contrast met de matchen tegen Karpov, die zich vooral op het schaakbord afspeelden en wel schitterend schaak opleverden, maar weinig meer. Voor de uitstraling van die matchen moest vooral Kasparov zelf zorgen.

Een globaal minder punt is dat het boek slechts drie + één hoofdstukken telt. Voor een boek van 501 bladzijden is dat te weinig. Het eerste hoofdstuk (blz 7-170) is meteen al “Short, Anand en Las Palmas”, wat een weerspiegeling is van de beknopte behandeling van die WK-matchen (Short: 24 blz, Anand: 17 blz). Dat is een gigantische snoei in vergelijking met de aandacht die hij zijn matchen uit 1986 en 1987 tegen Karpov geeft (een volledig boek!) en een voorafspiegeling van de mix WK/tornooischaak in dit en volgend hoofdstuk. Die mix maakt het boek nog minder doorzichtig – Kasparov had hier veel beter de WK’s behandeld in afzonderlijke hoofdstukken, met daartussen zijn soms zeer succesrijke tornooiresultaten. De drie hoofdstukken zijn door deze aanpak te groot en vormen geen eenheid in tijd noch thema. Waarom is de opdeling dan zoals ze is? Op het einde van hoofdstuk 1 noemt Kasparov het tornooi van Las Palmas 1996 de moderne variant van het AVRO-tornooi van 1938 – de nieuwe en de oude topspeler (Aljechin/Kasparov en Capablanca/Karpov) tegen de jeugd. Met 6,5/10 wint Kasparov het tornooi en wordt Karpov met 4/10 alleen laatste. Het einde van een tijdperk – vanaf nu speelt Kasparov tegen de nieuwe generatie. Dat is een geldig argument (wat niet wegneemt dat dat eerste hoofdstuk best in kleinere partjes kon opgedeeld worden).

Hoofdstuk 2 (Second Peak) loopt van Linares 1997 (blz 171) tot de verloren match met Kramnik (blz 330). Ook hier kan ik akkoord gaan met het slotmoment van dit hoofdstuk, niet met de grootte.

Hoofdstuk 3 (Life after Death, 331-460) loopt tot zijn laatste tornooipartij (tegen Topalov in Linares 2005). Eveneens logisch. Dat hoofdstuk vier het vierde wiel aan de driewieler is, is jammer, maar tja.

Wat inhoudelijk opvalt is dat het lijkt alsof hij zich alleen nog maar op Karpov in een matchsituatie goed kon voorbereiden. Short en Kramnik verrasten hem volledig met hun openingen en mede door extra-schaakbeslommeringen laten deze matchen blijkbaar een mindere nasmaak in Kasparovs mond na. Ook dit leidt tot de indruk dat Kasparov deze matchen stiefmoederlijk behandelt, omdat hij niet degene was die aan het roer stond, maar zijn tegenstander. Hier was niet “Kasparov de Grote” aan het werk, maar Kasparov de gewone supergrootmeester zonder meer. Over die momenten schrijft hij duidelijk niet graag. Dat vind ik een groot minpunt, want de partijen van deze drie matchen verdienen duidelijk meer. Voor de match met Kramnik kunnen we gelukkig terugvallen op de gedetailleerde beschrijving van Bareev in het boek “From London to Elista” (geen idee of er boeken van dergelijk niveau zijn van de Short en de Anand match).

Anderzijds is het maar een halve ontgoocheling, omdat het tornooischaak dat hij sinds 1993 speelde, er wel goed uitkomt. Niet fantastisch, maar goed tot zeer goed. Goed, omdat de sleutelpartijen er prima uitkomen en nu met de analyses van “de meester” verduidelijkt worden. Kasparov heeft zoveel modelpartijen gespeeld dat ze opsommen in deze korte bespreking al bijna teveel lijkt.

Mijn persoonlijke favoriet is Shirov-Kasparov (een modelpartij voor iedereen die de Sveshnikov speelt met zwart), maar ik maak van de gelegenheid gebruik om eens een “gewone” partij van Kasparov te geven. Nikolic was lange tijd net geen top tien speler, maar wel een vaste klant op toptornooien in de 90’er jaren. Niettemin was Kasparov’s score tegen Nikolic 13,5/16 (!). In de partij offert Kasparov  tijdelijk een paard, om het zwart moeilijk te maken, maar Nikolic speelt prima mee. Het gevolg is dat dit eigenlijk een zeer hoogstaande partij wordt, die analyses met de computer vandaag de dag rustig kan doorstaan. Pas door tijdnoodblunders gaat de partij voor zwart verloren. De partij krijgt zes volle bladzijden commentaar – en niet enkel zettenreeksen – ik geef het commentaar van Kasparov bij wits negende, dertiende en vijftiende zet. De leestekens bij de zetten zijn die van Kasparov.
In de analyses wordt ook duidelijk dat Kasparov de partijen achteraf met de computer doorkamd heeft. Op zet zestien geeft hij een verbetering op zijn analyses dankzij gebruik van de computer in 2012. Het analyseniveau van deze partij is hoog en representatief voor de rest van de partijen in het boek (en vergelijkbaar met de analyses in zijn andere boeken). De partij die erop volgt (Kasparov-Shirov uit hetzelfde tornooi in Horgen 1994) is trouwens ooit ”de partij van de 21ste eeuw genoemd”. Kasparovs torenoffer tegen de loper op b7 wordt nog altijd niet gevonden door computers (zie een vorig artikel op deze site). Zijn de analyses van hoog niveau en nog leesbaar (geen oerwoud à la Hubner), dan zijn de omkaderende commentaren vaak wel nog gekleurd. Wint Kasparov, dan was het bijna against all odds, verliest hij, dan was hij ziekjes, met zijn gedachten elders of gewoon een slechte dag. Blijkbaar heeft de gezonde Kasparov nooit verloren.

En toch kan ik de partijensectie niet fantastisch noemen, omdat een aantal partijen slechts partijfragmenten zijn – soms van slechts één zet. Dan is het een beetje boerenbedrog om het boek aan te kondigen als zijnde een partijenverzameling met zijn 100 beste partijen na de Karpov-matchen. Dan verwacht ik tenminste 100 volledige partijen. En eigenlijk kan Kasparov best meer partijmateriaal voorleggen, gezien zijn oeuvre – het zou het inlevingsvermogen in de tornooien die hij beschrijft ten goede komen.

Voor alle duidelijkheid, er zijn wel degelijk meer dan 100 partijen, maar de +100 nummers komen voor in hoofdstuk vier, met alle simultaanpartijen, rapid en blitzpartijen. Dit hoofdstuk doorkruist de chronologie (wat op zich al jammer is – het had voor afwisseling kunnen zorgen met de 440 blz over Kasparov de Grote), maar is bijna niets meer dan een verzameling “best of” minder belangrijke partijen. Partijen uit deze sectie die besproken worden, nemen gemiddeld een tweetal bladzijden in beslag – een duidelijk verschil met de “echte” partijen uit de eerste drie hoofdstukken.

Kasparov raakt heel kort even zijn gebruik van de eerste Chessbase versie aan – nog een half gemiste kans om hierover uit te wijden. Ook heeft Kasparov ervoor gekozen om geen tornooitabellen te plaatsen, wat ruimte spaart, maar de tekst minder “breekt”. Het is één grote, lange tekst – en het aantal anekdotes valt ook een beetje tegen – blijkbaar praat Kasparov niet graag uit de biecht wat betreft roddel over collega’s. Wel bespreekt hij het incident van Linares tegen Polgar, toen hij het stuk wel/niet losliet en een andere zet met zijn paard speelde. Volgens Kasparov was er niets aan de hand – of wat dacht U?

Op het einde laat hij duidelijk merken dat hem geen WK-match meer gegund is (waarschijnlijk door zijn politieke ambities in Rusland), maar ook de spelers vinden hem meer een has-been, die plaats moet ruimen voor de nieuwe generatie. Bemerk dat Kasparov tot het einde van zijn carrière de nummer één van de wereldranglijst was! Persoonlijk denk ik dat hij veel te vroeg gestopt is; het feit dat hij nu en dan nog opduikt bij grote evenementen en op internet, duidt er toch op dat hij het schaken nooit zal/kan loslaten. Zijn verliespartijen zijn niet enkel tegen de wereldtop, maar komen nu ook voor tegen mindere goden (o.a. Huzman). Wel is Kasparov nog zo eerlijk om zijn laatste officiële partij te becommentariëren (verlies tegen Topalov in Linares).

Ooit maakte ik de bedenking dat Kasparov na zijn predecessors en zijn eigen schaakbiografie misschien ook nog wat boeken kon schrijven over zijn opvolgers (zie boekbespreking) Nu ik dit boek gelezen heb, hoop ik dat hij het niet doet. Het is me duidelijk geworden dat het voor Kasparov enkel om zichzelf draait. Hij lijkt niet in staat om op een objectieve manier lovende woorden te schrijven over wat na hem is gekomen in de schaakwereld.

Enerzijds jammer, het zou interessant zijn om zijn kijk te krijgen over de tien jaren die verstreken zijn na zijn afscheid – op schaaktechnisch vlak wel te verstaan (op schaakpolitiek vlak maak ik me geen illusies – en zijn kritiek dat het schaken zich nu verschuilt in uithoeken van de wereld als Khanty-Mansyisk of Elista, in plaats van op het voorplan te staan in London of New York is zeker terecht). Vooral de opkomst van de nieuwe generatie, die Kasparov nauwelijks gekend heeft (Carlsen, Caruana, Nakamura) zou interessant commentaar opleveren. Maar gezien mijn voorgaande kritiek, nl dat Kasparov zich als het culminerend punt van de schaakevolutie beschouwt, zit het er dik in dat die kritiek niet zo objectief zou zijn.

Misschien heeft het schaakspel even stilgestaan na Kasparov en moesten we wachten tot Carlsen alles op een hoopje speelde, vaak nog zonder uitgekiende openingsvarianten, het handelsmerk (maar later ook de zelf gecreëerde zwakte) van Kasparov. Maar het schaken is nu zeker levendiger dan ooit;  alleen jammer dat het zonder Kasparov is, want hij had nog perfect 10 jaar kunnen meedraaien aan de top. Maar de pijn van het verloren imago was hem te groot en eigenlijk heeft hij net als Fischer (en Judit Polgar) gestopt toen hij nog top was. Het zal geen toeval zijn dat hij vaak de totaalscore tegen sommige andere toppers vermeldt – die zijn vaak enorm in zijn voordeel. Enkel Kramnik, Lautier (in klassiek schaak) en Gulko (3/8) hebben een plusscore (over meerdere partijen) tegen Kasparov kunnen opbouwen. Waarschijnlijk hebben slechts zeer weinig spelers zo’n overwicht aan de dag gelegd.

En nu het woord computerschaak is gevallen – bijna geen woord over de vele partijen en matchen die Kasparov tegen computers gespeeld heeft. Deep Blue krijgt een halve zin (!), de andere matchen zelfs geen vermelding en zijn partij tegen de wereld heb ik niet teruggevonden – toch wel een manco voor dat habbekrats-hoofdstuk 4.

Dit alles doet me besluiten dat Kasparov er hier beter had aan gedaan om het boek in twee delen op te splitsen om tenminste zijn WK-matchen volledig te bespreken, van partijfragmenten volledige partijen te maken, de chronologie beter te bewaken (de enige reden om de rapid- en simultaan partijen in hoofdstuk vier samen te brengen lijkt om zijn “100 beste partijen sinds 1993” na elkaar te kunnen zetten). Dat zou hem ook de kans geven om het boek wat meer gestructureerd te maken.

Waarom heeft hij het niet gedaan? Projectmoeheid of vond hij de verhouding 5 boeken predecessors, 4 boeken Karpov en 3 boeken hemzelf voldoende?

Tot slot nog wat kleine opmerkingen. Een blik op de index achteraan – die lijkt een beetje verhaspeld (de alfabetisch gerangschikte referenties naar de partijen staan noch in volgorde van tijd, noch in volgorde van pagina’s waar de partijen besproken worden). De index toont ook dat Kasparov de man was van partijen tegen de wereldtop – zijn voorbereiding op gekende tegenstanders was het halve werk. Vandaar dat het boek voor 90% bestaat uit partijen tegen zo ongeveer de top tien van de wereld en slechts nu en dan tegen een mindere god. Een opvallende naam bij die “mindere goden” is trouwens onze halve Belg Chuchelov, die Kasparov prijst als een goede grootmeester (nu trouwens secondant van Caruana). Wat dat betreft is hoofdstuk vier dan toch een lichtpuntje: andere tegenstanders of kortere tijdslimieten zorgen wel degelijk voor interessante partijen. En de fout tegen het Engels “an historic tournament” blijft net als in de vorige boeken consequent aangehouden.


Alles bij elkaar zou ik dit boek een drie op vijf geven – het is misschien het slechtste uit de hele reeks. Dat klinkt negatief, maar de overige boeken stonden dan ook op een zeer hoog niveau.

HK5000

4 opmerkingen:

  1. Het is puur toeval dat er 2 artikeltjes na elkaar op de blog staan over Kasparov's boeken want de artikels werden onafhankelijk van elkaar geschreven. Ik heb er geen probleem mee want de serie zal zonder twijfel een klassieker worden (indien het al niet is) en er zal in de toekomst nog vele malen naar gerefereerd worden.

    Dat de serie eigenlijk alleen rond Kasparov draait, daar kan ik wel meeleven. Opnieuw toeval maar in mijn vorig artikel schreef ik al dat partijcommentaar het best geschreven wordt door een betrokken speler dus omgekeerd kan je ook stellen dat je het best schrijft over jezelf. Trouwens de 4 boeken over Karpov zijn eigenlijk boeken over Kasparov die zijn ervaringen en analyses neerschrijft over de partijen met Karpov. Dus eigenlijk zijn 7 van de 12 boeken puur over Kasparov. Karpovs carriere stond slechts centraal in het 5de boek van de Predecessors en zelfs dan moet hij nog delen met Kortchnoi.

    Je kan je de vraag stellen waarom dan wel 5 boeken over de predecessors en niets over de successors. Ik zie 2 belangrijke redenen.
    1) Het is veel gevoeliger om te schrijven over successors dan predecessors waarvan de meeste al overleden zijn.
    2) Kasparov zal alle predecessors zonder twijfel in detail bestudeerd hebben in zijn carriere. Dus veel materiaal was er al om in boekvorm te gieten. Na het stoppen met spelen, geloof ik niet dat Kasparov nog alle trends in detail heeft zitten volgen.

    Het niet willen toegeven dat hij fout was met Judith Polgar, vind ik begrijpelijk maar niet eerlijk. Hierdoor krijgt zijn geloofwaardigheid toch een knauw. Nu als we enkel kijken naar de analyses dan zijn die al voldoende reden om de serie aan te kopen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Als je graag iets wilt lezen over hoe Chessbase te gebruiken (het is te zeggen de Fritzinterface in mijn geval) dan moet je zeker mijn volgend artikel lezen. Hoe kan je in een paar uurtjes voorbereiden iemand verslaan in zijn favoriete opening waarmee hij 25 jaar ervaring heeft terwijl je zelf een totale leek bent.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Zeer leuk geschreven!

    Ikzelf heb de drie (?) boeken van de tweekamp met Karpov. Na 1,5 boek gelezen/gedaan te hebben werd het me ook wat veel uiteindelijk. Dus moet me er nog eens aanzetten misschien...

    Arno

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ja HK5000 schrijft een stuk vlotter dan ik (en dat is een eufemisme).
    Technisch gezien heb je gelijk want van de 4 boeken over Modern Chess zijn er slechts 3 over de tweekamp. Het eerste boek gaat over schaaktheorie: Revolution in the 70's (wellicht met enkele openingen gespeeld door Karpov maar daar houdt het bij op). Deze titel verwerkte ik trouwens in een blogartikel tot Revolution in het millennium zie Oktober 2013.

    Zelf heb ik de 3 boeken over de tweekamp met Karpov helemaal gelezen. Ook hier ben ik het eens met HK5000 dat het laatste boek bijlange niet meer zo goed was als het 1ste boek.

    BeantwoordenVerwijderen