maandag 7 juli 2014

Ideeën

Als we geen rekening houden met de psychologische aspecten in het schaken dan blijft enkel de theoretische evaluatie over van de zetten. De zet waarvan we verwachten dat ze cruciaal is voor de theoretische evaluatie van een stelling, wordt in het schaakjargon als kritiek beschouwd. Zelf heb ik altijd erg veel tijd gespendeerd in het zoeken van kritieke zetten wat op deze blog al veelvuldig aan bod kwam: correspondentieschaak, groene zetten,...

Of het nu kritiek, verwondering of simpel een opmerking was, feit is dat Bart Michiels het uiteraard bij het rechte eind had door achteraf te stellen dat ik met 8.Le2 in onze onderlinge partij niet een kritieke voortzetting had gekozen. Rekening houdend dat ik hiervan voorafgaand de partij al op de hoogte was, zal voor sommige lezers wellicht inconsequent klinken met mijn eerder artikel over de wetenschappelijke aanpak. Zelfs Kara schreef in een reactie dat hij zelf voor een andere en vanuit theoretisch perspectief interessantere zet zou hebben gekozen.

Verantwoording afleggen voor mijn openingskeuze is natuurlijk niet verplicht maar een aantal zaken wil ik wel even verder toelichten omdat ik meen dat ze ook voor andere schakers interessante elementen bevatten. Eerst en vooral is een kritieke zet niet altijd de beste praktische zet. Een kritieke zet plaatst mogelijks wel meer druk op de tegenstander maar vaak ook op jezelf. In mijn vorige onderlinge partij met Bart koos ik bijvoorbeeld voor een kritieke zet in het eindspel i.p.v. een afwikkeling naar een remise-eindspel met een pion minder om dan uiteindelijk zelf als eerste in de fout te gaan.

In heel wat openingen met een goede reputatie (zoals het Marschallgambiet, het Berlijns,...) is het vaak ook heel moeilijk om te stellen wat precies de kritieke zet is (net omdat niemand tot nu toe in staat was om een concreet voordeeltje aan te tonen). Daarnaast is het ook zo dat net de interessantste varianten uiteraard ook het meest waarschijnlijk door de tegenstander zullen onderzocht zijn. Een recent mooi voorbeeldje waarin we deze risico's terugvinden, is de cruciale partij van het rapid WK op bord 1 tussen Anand en Caruana in jawel de Modern French.
Anand kwam nog goed weg met slechts een blauw oog. Echter dit voorbeeldje is evenmin een bewijs dat het kiezen van een kritieke opening onzin is. Ik stel enkel dat een juiste inschatting moet worden gemaakt van de risico's. Mits voldoende training, studie op voorhand is het kiezen van de kritieke voortzetting meestal correct. Nu ik ben niet schuw van het nemen van (te) grote risico's in een opening (zie bv. schaak-intuïtie deel 2) maar iets complex spelen zoals 8.a3 zonder training, studie of zeker te zijn dat het een kritieke lijn is tegen een speler met 200 punten meer, vond ik erover en evenmin wetenschappelijk.

Eenmaal de keuze gemaakt om niet verder te zoeken naar een kritieke voortzetting is het wel best zaak om een alternatief klaar te hebben liggen. Een dubieuze openingsvariant kiezen is een oplossing waarvoor heel wat amateurs (zelfs sterke) kiezen maar niet voor mij. Het is niet alleen risicovol maar gaat eveneens helemaal in tegen mijn wetenschappelijke aanpak. Variëren met een totaal andere opening die geen deel uitmaakt van het repertoire is een andere mogelijkheid die relatief makkelijk is als je met wit speelt. Minder risicovol dan de vorige oplossing maar een openingsvoordeeltje mag je normaal vergeten en wetenschappelijk is het ook al niet. Tenslotte kan je ook kiezen om het normale repertoire te spelen maar je tracht er voldoende ideeën in te weven. Met ideeën bedoel ik geen "killer"-nieuwtjes die belangrijk zijn voor de theoretische evaluatie van de stelling. Het doel van een idee is om vooral tijd te winnen op de klok en een positie op het bord te verkrijgen waarin men zich goed voelt. In correspondentieschaak zijn zulke ideeën vrij waardeloos maar in bordschaak hebben ze hun nut al talloze malen bewezen.

Deze strategie van een vast repertoire doorspekt van ideeën is niets nieuw wat ik vertel en wordt al geruime tijd ook door topgrootmeesters gebruikt. Zo herinner ik mij nog goed hoe Anand in 2007 de wereldtitel veroverde in Mexico door 4 verschillende ideeën tegen de ongenaakbare Marshall te gebruiken. In het artikeltje Tanguy Ringoir is Belgisch kampioen werd het verhaal al terloops aangehaald maar ik wou deze keer wel eens de partijen concreet tonen.

Anand was niet geïnteresseerd in het weerleggen van de Marshall wat wellicht toch onmogelijk is maar creëerde telkens nieuwe onbekende problemen op het bord voor zijn tegenstanders. Niet elke partij leidt tot winst met deze methode maar met een rendement van 75% kon Anand uiteraard niet klagen. Er zijn een aantal grote voordelen aan deze aanpak. Vooreerst blijf je in grote lijnen binnen het repertoire spelen dus mocht zwart plots iets minder stevig spelen dan de Marshall dan ben je niet perse op onbekend terrein. Alhoewel het idee geen theoretisch voordeel oplevert, kom je zeker ook niet slechter te staan. De grootste troef is uiteraard dat je het idee thuis al bekeken hebt met de computers en de tegenstander naar alle waarschijnlijkheid niet.

Het grote nadeel van het werken met ideeën is dat ze meestal slechts 1 keer in een serieuze partij kunnen worden gebruikt. Na publicatie zullen potentiële tegenstanders snel een anti-dote met de computer vinden. Dus je moet nadat een idee opgebruikt is op zoek naar weer wat nieuws. Dat is een onbegonnen werk voor de meeste amateurs, hoor ik al denken maar dat valt eigenlijk best mee. Een idee neemt een fractie van de tijd in beslag dan voor een killer-nieuwtje want er bestaan een aantal handige hulpmiddelen. MNb gaf aan dat ik behoorlijk goed ben hierin maar ik geloof dat de lezer na mijn tips ook wel zijn plan moet kunnen trekken.

1) Kopieer ideeën uit recente OTB-partijen die onder de radar bleven van het internationale schaaknieuws. Heel wat schakers zijn op de hoogte van wat de top 2700 spelers speelden in hun repertoire maar spelers tussen 2300 - 2700 komen ook vaak met interessante ideeën op de proppen. Het is ook belangrijk dat de partijen recent werden gespeeld zodat de kans klein is dat de tegenstander het idee in de voorbije jaren per toeval heeft ontmoet.
2) Kopieer ideeën uit correspondentiepartijen zelfs al werd het slechts remise voor de witspeler. Bijzonder weinig bordspelers kijken naar die partijen. Bovendien problemen die in correspondentieschaak oplosbaar zijn, kunnen vaak erg moeilijk te kraken zijn achter het bord.
3) Laat een schaakprogramma kijken naar meerdere lijnen per zet. Soms levert de 2de of 3de beste zet een heel interessant idee op. Mijn favoriete knop in infinite analysis mode is de letter 'y', zie Fritz handleiding voor meer info. Hiermee verplicht ik het programma zijn favoriete keuze te negeren en te kijken naar de volgende beste zet. Het grote voordeel t.o.v. meerdere lijnen tezelfdertijd te laten berekenen is dat je veel sneller resultaten krijgt. Dit is niet alleen omdat er minder te berekenen valt maar ook omdat er geen tijd verloren moet gaan tussen het wisselen van de meerdere lijnen.

Dus met een minimum aan tijd en inspanningen kan iedereen met succes ideeën implementeren. Naast het verrassingselement kunnen ze ook worden gebruikt als patches tot wanneer meer tijd beschikbaar is om serieus te werken aan een opening. Ik ben ervan overtuigd dat het zowel voor amateur als prof een uitstekend instrument is voor tornooischaak.

Brabo

6 opmerkingen:

  1. Op amateurniveau is dit instrument nog veel effectiever dan op profniveau. Bij een goede voorbereiding krijg je het grootste openingsvoordeel dat mogelijk is (behalve directe blunders): een stelling waarin jij weet waarom het draait en je tegenstander niet. Van amateurs (ie je tegenstander) mag je niet verwachten dat hij/zij achter het bord alle finesses ontdekt.
    Wat ik met mijn compliment echter bedoelde is dat er ook creativiteit voor nodig is; de vaardigheid om onbevangen naar een variant te kijken en je af te vragen: maar wat gebeurt er als ik dit speel? Dat is niet een ieder gegeven - of in dezelfde mate.
    Je geeft zelf al aan dat er een aardig alternatief is: ideeën "stelen". Een handig instrument daarbij is het openingenrapport van Chessbase. Wandel een beetje door de variantenboom en kijk of je iets interessants tegenkomt. Probeer het eerst direct te weerleggen (in de ruimste zin van het woord - iets voor de tegenstander te vinden dat je om welke reden dan ook beslist niet wilt spelen) en steek er dan tijd in. Dat doe ik tegenwoordig natuurlijk mbv een programma. Inderdaad zijn regelmatig tweede en derde keuzes zeer de moeite waard.
    Een andere leuke mogelijkheid is het gebruik van oude bronnen. Je staat er verstelt van hoe snel interessante ideeëen vergeten worden. Ik bewaar mijn oude boeken dan ook zorgvuldig.
    Zelfs met corr. schaak werkt dit op mijn niveau (ELO ongeveer 2100). Ik schreef al dat ik niet meer de energie heb om een uitputtend repertoire op te bouwen. Het afgelopen jaar mocht ik twee keer het Hollands bestrijden. Prompt leidde mijn "experimentele" aanpak tot moeilijkheden en wel als volgt:
    1.d4 f5 2.Pc3 Pf6 3.Lg5 d5 4.Lxf6 exf6 5.e3 Le6 6.Df3 Dd7 7.Lb5 Pc6 8.Pge2 a6 9.La4 g5 en twintig zetten later had ik gelijk spel gehaald. Of nog net niet helemaal, want mijn tegenstander ging remise middels driemaal dezelfde stelling uit de weg.
    1.d4 f5 2.Lg5 (want volgens Schandorff moet wit soms c2-c4 kunnen spelen) h6 3.Lh4 g5 (Ha leuk - scherpe partij!) 4.e4 Pf6 5.e5 (Schandorff: "To me this seems bad for Black") e6 6.exf6 Dxf6 7.Lg3 f4 8.Dh5+ (allemaal volgens het boekje) Df7 (Niet in Schandorff) 9.Dxf7+ Kxf7 met einde scherpe partij. Wit moet nog oppassen voor het zwarte loperpaar.
    Zoals ik al schreef: zulke stellingen spelen is leerzaam, maar brengt je in een corr. toernooi nergens. Niet dat ik Schandorff blameer uiteraard, want ik had gewoon geen zin om mij grondig voor te bereiden - dat kwam pas toen het al te laat was, dus na 9...f5 respectievelijk 8...Df7, dat niet in Schandorff's boek wordt genoemd.
    Killer-nieuwtjes zijn vrijwel verleden tijd. Uiteindelijk is schaken een beperkt spel en dus ook openingentheorie. Vrijwel alle killer-nieuwtjes zijn al ontdekt. Mijn laatste was in 1998 in het Blumenfeldgambiet: 1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 c5 4.d5 b5 5.dxe6 fxe6 6.cxb5 d5 7.Pc3 (werd destijds in combinatie met de volgende zet als bijna weerlegging gezien) Pbd7 (ik had en heb een boekje van Przewoznik, die niet goed raad wist) 8.e4 d4 9.e5 Pg4 10.Pe4 (10.Pg5!) Lb7 (verbazingwekkend hoeveel mensen Pgxe5 hebben gespeeld - het doel van een gambiet is niet het zo snel mogelijk terugwinnen van je materiaal, aldus Rudolf Spielmann) 11.Ld3? (Nisipeanu kreeg 11.Pfg5 tegen zich in 2007) c4 12.Pxd4 Lb4+ (mijn nieuwtje; prompt blijkt Rybka Pdxe5 nog sterker te vinden, dus het was toch geen killer, maar dat wist toen nog niemand) en wit koos 13.Pc3 Dh4 14.Dd2?? Pdxe5 en werd er grondig afgehakt.
    Zoiets komt tegenwoordig niet meer voor.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Toevallig staat er vandaag een nieuw blogartikel op quality chess die hetzelfde onderwerp aanraakt: http://www.qualitychess.co.uk/blog/?p=2871
    Hierin wordt vermeld hoe een speler van 2460 rating klaagt over het feit dat hij geen nieuwe ideeën heeft en maar een beetje na-aapt wat de elite-spelers spelen. Als ontwijkend antwoord wordt gegeven dat dit niet zo erg is zolang je de opening begrijpt maar ik heb een flauw vermoeden dat de 2460 speler hiermee niet tevreden zal zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. MNb
    Vorig jaar publiceerde ik over Lars Schandorff een artikeltje: http://schaken-brabo.blogspot.be/2013/03/lars-schandorff.html. Was dit gepubliceerd na de correspondentiepartij want anders had er toch een belletje moeten rinkelen als trouwe lezer?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. In mijn artikeltje spreek ik over een killer-nieuwtje dat de theoretische evaluatie van een stelling wijzigt. De benaming "killer" blijkt voor sommigen misleidend te zijn want voor mij vallen zetten die de beoordeling van gelijk spel naar een licht voordeel ombuigen ook in die categorie. Ik ben akkoord dat winnende nieuwtjes uiterst zelden zijn geworden maar minder uitgesproken evaluatie-wijzigende nieuwtjes komen zeker nog erg vaak voor. Trouwens in top-correspondentieschaak zijn vaak kleine openingsvoordeeltjes al voldoende om veel later de partij te winnen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik word een dagje ouder, Brabo. Ik was je stukje volkomen vergeten en ook de discussie op chesspub. Als het toernooi achter de rug is ga ik nog eens kijken naar 4.e3. Bevalt dat niet dan heb ik nog de Rubinsteinvariant als plan D.
    Zoiets is ook gebeurd met het Konings-Indisch. Na het Seirawansysteem (Ld3, Pge2) en het Krasenkovsysteem (Pf3, h3) is gebleken dat Lg5, h3 prima bij me past. Dat had ik nooit kunnen denken.

    "want voor mij vallen zetten die de beoordeling van gelijk spel naar een licht voordeel ombuigen ook in die categorie."
    Dat had ik inderdaad anders begrepen. Zulke bescheidener nieuwtjes zijn er nog wel te vinden, inderdaad. In feite heb ik er een paar zelf in voorraad, maar die houd ik nog even voor mezelf.
    Ook ben ik het met je eens dat het voor spelers van boven de zeg 2400 een veel groter probleem is. Ik verwacht dan ook dat de Carlsen methode de nieuwe trend wordt en helemaal zodra hij wereldkampioen is. Dat is een kwestie van tijd.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ik herinner mij dat Kamsky in zijn jonge jaren volledig gedomineerd werd door zijn vader Rustam. Het verhaal ging de ronde dat zijn vader hem verplichtte voor de tweekamp met Karpov om de complete informator van buiten te leren. In 1992 was zoiets nog net mogelijk maar er is in de laatste 2 decennia zoveel gebeurd dat dit uiteraard niet meer kan. Ik geloof dan ook niet dat Carlsens methode iets als een trend moet worden bekeken maar eerder als een evolutie hoe topschaak vandaag best moet worden gespeeld. Met de wereldtitel van Carlsen is deze methode nu definitief goedgekeurd en hebben de laatste ongelovigen (zoals Svechnikov) moeten toegeven dat de methode zinvol is.

    BeantwoordenVerwijderen