Het fenomeen van een zwart beest in de sport- en spelwereld is iets vreemds. Hoe te verklaren dat bij een treffen tussen twee gelijkwaardige partijen, er één bijna altijd aan het langste eind lijkt te trekken? Dat een scheefgetrokken score zich kan voordoen bij een duidelijk verschil in sterkte, is nog te verklaren. Maar wanneer zich dit voordoet bij bepaalde combinaties van spelers of teams, is het moeilijker een duidelijke reden te geven.
Hoe is het mogelijk dat de Russen de laatste jaren telkens naast Olympiadegoud grijpen, terwijl een kleiner en relatief zwakker team als Armenië net zo goed gedijt in dezelfde atmosfeer. Is ploeggeest de enige verklaring - of faalangst aan de kant van de Russen? Hoe komt het dat Kramnik en Morozevich een monsterscore hebben tegen Judit Polgar, terwijl Short er meestal niets van bakt in partijen tegen haar? Dat Polgar een slechte score heeft tegen Kasparov (3/17), kan voor een groot deel teruggevoerd worden op het incident in Linares 1994. Toen liet Kasparov een fractie van een seconde zijn paard losliet en speelde een andere zet - Polgar verloor de volgende acht partijen (met 3 remises ertussenin) voor ze eindelijk van hem won in 2002. Dit voorbeeld lijkt te wijzen naar misschien wel de belangrijkste oorzaak voor het fenomeen: wanneer (meestal) in het begin van de reeks onderlinge ontmoetingen, er een speciale "turn of events" heeft plaats gevonden, waarvan het psychologisch effect zeer lang nazindert. Enkele verliespartijen op rij kunnen dan bij de verliezende partij een gevoel losweken "dat het de volgende keer geen waar zal zijn". Zoiets overkwam Kasparov, die met een minscore tegen Gulko in hun laatste onderlinge partij in Linares het teveel forceerde om de partij naar zich toe te trekken en zo tegen een nieuwe nul aanliep. Tegen Lautier, ook iemand met een plusscore tegen Kasparov, wou hij in Amsterdam 1995 de bordjes terug in evenwicht hangen, maar verhaspelde hij zijn openingsvoorbereiding en mocht binnen de kortste keren opgeven.
Het fenomeen lijkt zich meer voor te doen tussen spelers wiens spelstijl of persoonlijkheid clasht: positioneel versus taktisch. Zo kon Janowsky, toch zijn hele leven een top 20 speler, geen vuist maken tegen Capablanca, na hun dramatische partij in San Sebastian 1911. Janowsky, de aanvaller, kon gewoon geen recept meer bedenken tegen de machine die Capablanca was - hij verloor zowat elk type stelling.
Een ander aspect dat kan meespelen is het tijdsgebruik. In Roeselare is meervoudig kampioen Kris Muylle iemand die een ganse partij kan afwerken in minder dan een kwartier; in Oost-Vlaanderen zijn Harry Cattoir en Chris Lanckriet ook nogal snelle jongens. Je hieraan aanpassen is soms een taak op zich - net alsof je maar je eigen bedenktijd krijgt om na te denken en de tegenstander gewoon op jouw tijd zit te denken. Voor sommige spelers is het zeer moeilijk om zich hieraan aan te passen; ofwel spelen ze hun gewone spel en dan zitten ze vaak na zet 20 al in tijdnood, ofwel proberen ze ook iets sneller te spelen en maken ze dan een fout.
Op internationaal vlak maakte Anand in het begin van zijn carrière ook vaak gehakt van grootmeesters, in een fractie van de bedenktijd die ze zelf hadden gebruikt.
Een algemene oplossing is er niet - of toch? Misschien kan de aanpak van Boris Gelfand wel vernoemd worden; voor zijn match met Anand, was de onderlinge score desastreus voor Gelfand (Megabase 2010). Gelfands witscore was +5=26-3; met zwart was het +1=19-13! Niet moeilijk dat iedereen Anand favoriet vond om de WK-match te winnen. Toch slaagde Gelfand erin om het hoofd koel te houden en de strijd enkel op het bord te laten plaats vinden. Een goede voorbereiding en een rustige, positionele aanpak hielden hem overeind in de korte match. Dat hij uiteindelijk (en zeker niet kansloos) verloor in de rapidpartijen, kan men toeschrijven aan het rapidtalent van Anand. Objectiviteit lijkt de sleutel: een nuchtere en grondige analyse van het waarom van het verlies kan de ogen openen. Waarschijnlijk is met deze match het angstgegner gevoel van Gelfand voor Anand verdwenen - het is uitkijken naar de eerste onderlinge tornooipartijen tussen beiden. Die staan al op het programma voor 2013.
HK5000
Het principe van een zwart beest kan het best omschreven worden als het spelletje: schaar papier steen. Allen zijn even sterk maar toch heeft ieder van hen een zwart beest.
BeantwoordenVerwijderenSoms kun je met een paar kleine aanpassingen wel een angstgegner neutraliseren maar vaak is er veel meer nodig.
Vroeger werd algemeen gesteld dat de verstandigste wijze om jezelf te verbeteren, te werken was op je zwakste punten waardoor dus zwarte beesten automatisch verdwenen. M.a.w. een allround speelstijl werd dus gepropagandeerd.
Vandaag zien we een compleet nieuwe aanpak verschijnen waar meer op de sterke punten wordt gefocusseerd. Dus bv. een tacticus die nog sterker in taktiek wordt. Dit is niet zo onlogisch want het veranderen van iemands speelstijl tegen zijn natuur in zal wel beter doen scoren tegen een zwart beest maar naar alle waarschijnlijkheid in het algemeen slechter. M.a.w. leer je zwarte beest te accepteren.
Ik vermoed dat de waarheid zoals altijd wel ergens in het midden ligt. Dus je moet zowel je sterke punten zoveel mogelijk trachten te ontwikkelen maar tezelfdertijd ook je zwakke punten niet onbeperkt laten verwaarlozen.
Tenslotte wil ik het verhaal van Anand en Gelfand wel enigszins nuanceren. Uit het interview van Anand op chessvibes: http://www.chessvibes.com/reports/vishy-anand-you-never-know-how-much-motivation-you-have-inside-interview-part-1-of-2 kan je lezen dat Gelfand slechts 1 keer had verloren van Anand in de laatste 15 jaren. Een zwart beest is dit dus niet waarmee nogmaals wordt aangetoond hoe voorzichtig we met statistieken moeten zijn.
Wie last heeft van een zwart beest - ik kende tot nu toe alleen nog de term angstgegner - kan ik maar één ding afraden: speel schaamteloos op remise vanaf zet 1.
BeantwoordenVerwijderen