vrijdag 14 augustus 2015

Onzichtbare zetten

Puzzelkampioen, een fietsdiploma, een medaille voor de beste zakkenloper,... Mijn kinderen geraken heel snel gehecht aan punten, diploma's, titels,... Op zich niet perse slecht in de prestatie-maatschappij die we leven maar gehaaide commerçanten slaan er graag munt uit. Ook onze fide heeft al lang ontdekt dat er heel wat geld te verdienen valt met het toekennen van titels. Wat vroeger een exclusiviteit was, is nu een geldmachine geworden. Vandaag hebben we ongeveer 1500 grootmeesters en nog steeds stijgt dit aantal elk jaar met ongeveer 50 daar de nieuwe vele malen de overledenen overstijgen.

Discussies over de waarde van de titels en de erg uiteenlopende trajecten om eenzelfde titel te behalen, zijn bijgevolg onvermijdelijk. Een ex-fide official gaf op zijn blog alvast te kennen dat hij best ok was met het huidig kader. Persoonlijk vind ik dat de titels al lang niet meer een garantie voor kwaliteit staan vandaar dat ik op mijn blog steeds een bijkomende nuancering gebruik. Grootmeester is voor mij tot 2600 elo. Sterke grootmeester tussen 2600-2700 elo en top-grootmeester vanaf 2700 elo.

Bordschaken is niet de enige schaakdiscipline waar je vandaag titels kunt verdienen. Heel wat online-sites hebben ondertussen een eigen beloningsmodel gecreëerd om spelers te binden. De waarde van de behaalde onderscheidingen is buiten de desbetreffende sites erg beperkt of vaak onbestaande. De titels toegekend door ICCF voor correspondentieschaak daarentegen worden wel door een veel breder publiek gerespecteerd. Echter ook hier zijn we de afkalving van de exclusiviteit ondanks we al over een nichemarkt mogen spreken.

Een nog veel kleinere niche is oplosschaak. Slechts 28 grootmeesters zijn er waaronder onze Eddy Van Beers. Spijtig dat zijn titel in 2009 zo weinig belicht werd want uit ervaring kan ik meegeven dat het een erg knappe prestatie is die slechts met behulp van vele jaren toewijding en een flinke dosis talent kan worden behaald. Misschien wel de meest exclusieve en meest gerespecteerde grootmeestertitel is die van het compositieschaak. Pas om de 3 jaar kan je punten verdienen om de titel te behalen waardoor het vaak iets is van een heel lange adem. Op chess.com werd enkele maanden geleden de Israelier Yochanan Afek gelauwerd als 1 van de 7 levende grootmeesters in eindspelcomposities maar eerlijkheidshalve bestaat er geen aparte titel voor eindspelcomposities. Er wordt enkel gesproken over een grootmeestertitel voor composities dus ruimer omvattend dan eindspelen. De volledige lijst is ook langer dan slechts 7 als je kijkt op wfcc wat natuurlijk geen afbreuk doet op de prestatie waaraan Afek meer dan 48 jaar heeft gewerkt !

In dit artikel zal ik het verder niet hebben over de vele prachtige studies die Afek heeft gemaakt want ieder geïnteresseerde kan de database van Harold van der Heijden aanschaffen. Ik wil het eerder hebben over een boek dat hij geschreven heeft : Invisible moves en dat natuurlijk in het verlengde ligt van zijn ander werk.

Eerst moeten we natuurlijk het eens geraken over wat onzichtbare zetten zijn. Als je live-uitzendingen af en toe meevolgt dan ondervind je al snel dat spelers het grondig oneens kunnen zijn over wat wel of niet moeilijk/ makkelijk is. Ik spreek niet alleen over de onervaren kibitzers die blindelings het oordeel van hun computerprogramma volgen maar ook commentatoren schatten vaak verkeerd in wat wel of niet zal gevonden worden door de topschakers. De moeilijkheidsgraad kan nauwkeuriger worden bepaald in specifieke oplossessies. Zo geven diverse servers aan de hand van eerdere oplosresultaten aan welke rating een bepaald probleem heeft : chesstempochessbasects, ...

Nadeel van die oplossessies net zoals met trainingsboeken is dat het sterk afwijkt van wedstrijd-omstandigheden. Het is veel makkelijker om een sterke zet te vinden als iemand op voorhand al zegt dat er een sterke zet verborgen is (zie mijn artikel mijn mooiste zet). Daarom wil ik in dit artikel mij concentreren op specifieke stellingen waarvan ik weet dat niet alleen meerdere spelers maar ook de meerderheid niet de beste zet vonden in een standaardpartij.

Middenspelen en eindspelen vallen bijna onmiddellijk af omdat ze bijna nooit 2 keer voorkomen in de bordpraktijk laat staan dat er 2 keer eenzelfde fout wordt gemaakt. Dus blijven enkel openingen over. Omdat spelers natuurlijk leren uit de geschiedenis is het ook hier niet zo evident om stellingen te vinden die voldoen aan beide voorwaarden. Een eerste die voldoet is onderstaande stelling die in 3 partijen van de Big Database 2015 voorkomt en geen enkele keer in de praktijk correct werd opgelost.
De trouwe bloglezer zal wellicht de stelling herkend hebben uit mijn artikel belgische interclubs apotheose want daar werd mijn partij tegen Glen De Schampheleire besproken. Trouwens later vertelde Glen in een blogcommentaar dat de combinatie in een bijna identieke stelling werd gevonden door de Italiaanse grootmeester Axel Rombaldoni maar bijna identiek is niet identiek dus telt hier niet mee.

Een tweede veel frequenter gespeelde stelling die ik toon, is al bekend van 1892. In 178 partijen werd slechts 23 keer de beste zet gespeeld en dan nog hoogstwaarschijnlijk bijna uitsluitend door spelers die de stelling al eens eerder hadden gezien.
Grootmeesters Kevin Spragett, Alonso Zapata en zelfs Anatoly Karpov misten de beste zet. Kevin Spragett miste de zet zelfs 2 keer. Het toont aan dat niet iedereen het eens is om alle partijen grondig te analyseren zoals ik aangaf ik mijn artikel welke partijen analyseren. Oud-wereldkampioen Alexander Alekhine speelde de eerste keer de juiste zet maar zag daar van af in een 2de ontmoeting. Er moeten inderdaad best wel enkele tactische varianten worden uitgerekend maar was dat net niet de specialiteit van Alekhine? Zelf vond ik de zet uiteraard ook niet de eerste keer maar online kon ik ondertussen al 40 keer mijn blitztegenstanders imponeren met Kf1.

Een 3de en laatste voorbeeld haal ik van de excellente maar nu slapende curiositeiten site van Tim Krabbe. De stelling komt minder frequent voor dan de vorige want slechts 41 keer maar blijkt nog veel moeilijker want 0 keer werd de winnende zet gespeeld in standaardschaak.
De Philipijnse grootmeester Eugenio Torre is de bekendste speler die de ongelooflijke zet Ke2 miste.

Kunnen we de laatste zet als de meest onzichtbare zet beschouwen of gaat je voorkeur naar de vorige? Misschien ken je nog een moeilijkere zet uit je repertoire met openingsvalletjes. Laat het weten in de commentaren met welke zet/stelling je al heel wat makkelijke winsten hebt kunnen scoren.

Brabo

vrijdag 7 augustus 2015

Vakantie

Vakantie : schaken, schaken, schaken – en koude pintjes drinken !

De zomerperiode is bij de schaker bekend als de periode tussen twee seizoenen. Clubkampioenschap, interclub, liga: het zijn allemaal winteractiviteiten. De zomer daarentegen is de periode van (vooral) de open tornooien, het mooie weer dat lonkt, kortom de kans om eens zot te doen en deel te nemen aan een tornooi in het buitenland. Het is geen nieuw verschijnsel, maar het is de jongste jaren (laat ons zeggen, sinds 2000) wel sterk verbreid, zo lijkt het. Goedkoper transport (low cost vliegtuigmaatschappijen, dank u Ryanair) en vooral internet, waardoor het gemakkelijker is om in te schrijven in verre tornooien (en de nodige accommodaties te boeken, dank u booking.com), hebben de stap kleiner gemaakt. Let wel, al in de 70’er jaren van vorige eeuw trokken bijvoorbeeld Roeselaarse spelers naar Badalona (beginaugustus startte de 41ste editie), dus nieuw is de trend niet.

Het probleem om deel te nemen is vaak niet tijd of geld, maar eerder de passie en de familiale situatie – het profiel van de buitenlandse schaaktoerist is ofwel dat van de student of dat van de vrijgezel. Weinig schakers krijgen het fiat om hun vakantie (vaak dan nog alleen) te spenderen aan het schaken (want ze zijn meestal de rest van het jaar al het halve of hele weekend weg). Namen als Marc Lacrosse, Marc Daels of Ben de Cat (net nog een NATO-tornooi in Amsterdam  afgewerkt – zie ook VSD 2015-14, dank u Jan Gooris) zijn in het buitenland geen onbekende meer.

Tenslotte wil je als zomerschaker niet elk jaar het open tornooi van Gent of Brasschaat spelen, maar eens echt als buitenlander tussen een hoop Fransen, Duitsers of verder wonende nationaliteiten zitten schaken - het gevoel delen dat schaken een internationale hobby is. Vlaanderen zendt zijn zonen uit – dit jaar zitten er bijvoorbeeld een aantal in het verre Montreal (!), maar ook een paar in het Siciliaanse Erigi. Het verging die laatsten goed: de spelers die gekozen hadden om ervaring op te doen in de sterke A-groep (+1800 elo) (Martijn Maddens, Yasseen De Herdt en Michiel Bleys) speelden op een hoger niveau dan hun elo weergaf. De Belgen verloren van sterkere spelers in de laatste ronde en bleven zo steken op hun puntenaantal. De reizigers die gokten op een mooie geldprijs in het B-tornooi (<2000 elo) (Tim Vandenbroucke en Simon Van Poucke), speelden bijna continu op de topborden. Na acht ronden bevonden ze zich in de uiterst comfortabele situatie dat ze als enigen 6,5/8 hadden, met bovendien een vol punt voorsprong op de nrs 3. Tweemaal raden wat in de laatste ronde gebeurde J. Tim en Simon dus gedeeld tornooiwinnaar, met een vol punt voorsprong op een batterij Italianen. Ook mindere goden Peter Degrieck en Joren De Bode speelden boven hun niveau en kunnen zeer tevreden zijn over de combinatie vakantie en schaken. Joren haalde 5/9, Peter Degrieck 4/9, maar ook zij wonnen dus elopuntjes.

Even terugkeren naar Montréal – daar namen Pieter Claesen, Kim Le Quang en Daniel Vanheirzeele deel aan het open kampioenschap voor Franstaligen. Ze deden het alle drie goed en eindigden beter dan hun plaats op de ranking deed verwachten: Pieter op plaats 11 (6,5/9), Kim op 17 (6/9) en Daniël op 32 (5,5/9). Pieter en Daniël wonnen (veel) ratingpunten, maar Kim moest er wat achterlaten in Canada, wegens een punt te weinig gescoord tegen zwakkere tegenstand. Het tornooi werd gewonnen door de beste speler, Romain Edouard, met 8/9. De lokale schaakhoop in Canada’s bange dagen, Eric Hansen (2583) speelde niet zo bijzonder goed en moest vrede nemen met de 9de plaats.

Deze Vlaamse zonen werden voorafgegaan door een Zottegemse delegatie die zeer succesvol deelnam aan de open in Dortmund. Glen De Schampheleire kaapte – deels tot zijn eigen verrassing (het siert hem) – de hoofdprijs weg. Hierover deed Brabo in een vorig artikel al even melding; op de site van Zottegem kan je de sfeer even proeven. Hierna een partij ter illustratie.
Ook op topniveau is de trend duidelijk. Nu moet een professioneel schaker van +2400 al snel elke week op een andere locatie staan, maar vaak wordt hierbij economisch nagedacht : de kost van de verplaatsing wordt afgewogen tegenover de mogelijke verdienste en vooral de kansen hierop. Als broodspeler moet je net dat tornooi met aardig wat prijzengeld weten te selecteren, dat nog niet wijd en zijd bekend is en derhalve ook andere (sub)toppers kan aantrekken. Het aspect ‘exotische bestemming’ of ‘goed weer’ speelt hier heel wat minder een rol. Spelers als Viesturs Meijers of Alexander Cherniaev kom je tegen in veel tabellen, maar niet noodzakelijk de ‘zonnigste’. Het zijn de werkmieren onder de veelschakers. 

Je kan rustig stellen dat het begrip ‘schaaktoerist’ de facto uitgevonden is door Sergey Tiviakov, die als +2650 speler niet vaak meer werd uitgenodigd in de toptornooien, die telkens maar weer de top 20 tegen elkaar willen zien spelen. Daarom dat hij vaak de ‘leukere’ tornooien uitkoos, die hem gezien zijn sterkte bijna zeker de eerste plaats opleverden. Zoals gezegd : kans x prijzengeld optimaliseren kan ook door je kansen op bijna 100% te zetten – beter bijna zeker 1.500 euro in de hand dan een veel kleinere kans op 15.000 euro. Alina L’Ami en Nigel Short volgden algauw ook deze trend. Short is nog altijd een klassenbak, maar absolute wereldtop is hij niet meer (hij weigerde zijn laatste uitnodiging voor de London Classic omdat hij “niet meer meekon”) en hij maakte de switch naar de betere open tornooien, bij vookeur met startgeld. Zo won hij onlangs (gedeeld) het open tornooi van Thailand – speel zeker zijn partij tegen Ulanday eens na, een mooi voorbeeld van hoe te winnen tegen een 1900-speler door gewoon superieur spelbegrip.
Het is een argument dat organisatoren ook uitspelen – je kan de landschappelijke en culinaire troeven gebruiken om de argumenten van de beter gedoteerde tornooien te counteren. Tenslotte wordt de bulk van een tornooi niet gevormd door de tien (semi)professionele +2400 spelers, maar door de massa clubschakers, die vooral voor de sfeer en het vakantiegevoel komt. Het is dan ook geen toeval dat de zuiderse bestemmingen een opleving kennen van schaaktornooien in de zomer, waarbij soms zelfs combinaties worden aangeboden met andere sporten.

Het tornooi van Porto Mannu (begin juni – zie bv facebook/PortoMannu) is misschien niet zo bekend qua naam, maar elke schaker kent ondertussen wel de “berenrots” die de affiches van het tornooi telkens siert.
Porto Mannu
In Schach Magazin 64 (juli 2015) bericht Ian Rogers over de meest recente versie net over dit tornooi, dat een eerste prijs kent van amper 1000 euro, maar net daarom de schaaktoerist viseert (of de IM die zijn kansen hoog inschat). En schaaktoeristen waren er wel degelijk – het was dit jaar een droom voor de handtekeningjagers onder ons: een groepje haast legendarische IJslandse grootmeesters was afgezakt om wat vitamine D op te doen: ex-kandidaat Johann Hjartarsson, Margeir Petursson, ex-FIDE voorzitter Fridrik Olafsson, en nog wat “gewone” IJslanders waren van de partij, naast een contingent Duitsers en Nederlanders. Van dit drietal viel vooral Olafsson (°1935!) in positieve zin op:
Zelfs de FIDE heeft de “zomerse” amateur (en zijn geldbeurs) ontdekt: het WK voor amateurs (losjes gedefinieerd als -2200 elo spelers) wordt sinds een aantal jaren (na een winterse aanloopperiode in Hastings) georganiseerd in exotische bestemmingen (Griekenland voorop), waarbij de FIDE graag een graantje meepikt van de hoteltarieven.

Zomertornooien vormen één van de mooiere kanten van het schaakspel – niet enkel is schaken de sport die het meest ‘combineerbaar’ is met internet, het is ook een activiteit die je om het even waar en wanneer kan beoefenen, met elke nationaliteit, in quasi elk land. Overal zijn er mensen die de universele taal van het schaken spreken. Op reis in Mexico hebben Kris Deleu en ikzelf ooit op een pleintje in Morelia ad hoc enkele blitzpartijtjes gespeeld tegen lokale spelers. Het feit dat ik dit fait divers onthouden heb, zegt genoeg niet? En nu een koud pintje.

HK5000 

dinsdag 4 augustus 2015

Stoppen met schaken

Stoppen met schaken: Karel Van der Weide en anderen

Schakers die stoppen met schaken – het is een weerkerend thema. Sommigen worden gek (of evolueren psychologisch zodanig dat ze niet meer functioneren zoals de meerderheid van de mensen), zoals Torre of Rubinstein – en misschien kan je Fischer hier ook wel in onderbrengen. Schakers zijn ook maar mensen en ook deze deelverzameling van de maatschappij kent zijn aandeel minder prettige kanten. Zelfmoord (Oll en vele anderen), alcoholisme (Tal, Stahlberg), misdadigers (Norman Whitaker), ongeoorloofd computergebruik (velen), sjoemelen om te komen tot eigen profijt (Gufeld), extreme interesses (Aleister Crowley), het komt allemaal ook bij schakers voor. Maar over die aspecten gaat het hier niet.
Karel Van der Weide
Recent stelde Karel Van der Weide (al bekend van “Schaken voor huisvrouwen” - zie foto) in Gent zijn boek voor. Het is eerder een verzameling artikelen die hij vroeger geschreven had en nu gebundeld, kan doorgaan als zijn schaaktestament. Het boek is lichte kost, het leest vlot en de partijen zijn uitstekend. Van der Weide was een aanvalsspeler en wat dat betreft is dit boek een topper – op andere vlakken (lay-out, illustraties) scoort het iets minder, maar de jonge uitgeverij Thinkers’ Publishing zet nog maar zijn eerste stappen en moet zijn weg nog vinden. Dat komt nog wel in orde. Bij de voorstelling analyseerde hij luchtig twee mooie partijen, waarbij mij vooral de winst tegen Piket bijbleef (niet in het boek opgenomen).
Natuurlijk kwam het gesprek uiteindelijk bij het punt waarom hij gestopt was. Het was heel herkenbaar: geen progressie meer, een te moeizaam schakersbestaan, te weinig steun van de federatie, maatschappelijk niet echt een beroep waarmee je kan uitpakken. In het boek geeft Van der Weide nog wat extra inzicht in enkele karaktertrekken, wat het begrip voor zijn beslissing te stoppen vergroot. Bijvoorbeeld wanneer hij heel tevreden rustig op zijn kamer het slotdiner van een tornooi aan zich laat voorbijgaan, of wanneer hij de orde en rust van een Oostenrijks tornooi verkiest boven de halfdronken sfeer van de Gentse open. Op zich zijn dat geen karakterkenmerken die iemand doen stoppen met wat hij graag doet, maar het is deel van een persoonlijkheid (die ik ook bij mezelf terugvind - ik verkies ook liever een goed boek boven matig gezelschap of een nietszeggend gesprek), die wel in die richting wijst. Als de kern van de motivatie wegvalt, dan zijn de – al dan niet verplichte randactiviteiten (reizen, ceremonies, uithuizig zijn, niet ter zake doende commentaren, slechte speelomstandigheden) plots negatieve bijzaken, die een beslissing om te stoppen versnellen. 

Ik kan me goed voorstellen dat KVDW streng voor zichzelf is/was en de lat voor zichzelf als schaker hoog heeft gelegd: als je niet meer op een bepaald niveau kan meedraaien, dan wegen de andere aspecten van het schakersbestaan niet meer op tegen de vreugde van het spelen. Ik vond dit in elk geval heel herkenbaar, het was min of meer ook de reden waarom ik zelf stopte (waarbij ik mijn schaaksterkte allerminst wil vergelijken met die van KVDW). Niet zozeer omdat ik al jarenlang stapsgewijs achteruitging, maar vooral omdat ik meer en meer goed opgezette partijen begon te verknallen door blunders. Geklopt worden op je waarde door een evenwaardige of sterkere tegenstander is één ding, tegen zwakkere spelers partijen weggeven is iets totaal anders. Vergelijk het met een 1500-meter loper die meer en meer een zekere overwinning misloopt, omdat hij zijn veters niet goed meer kan knopen. Het is slechts de echte schaker gegeven om ook in deze omstandigheden ‘waardig ouder te worden’.

Het leger van ex-schakers is groot – veel groter dan het leger actieve schakers, dat steeds maar kleiner wordt. Bekende ex-schakers zijn er voldoende – en dan bedoel ik niet de gepensioneerde schaker die door zijn pennenvruchten zijn pensioen aanvult (Hans Ree en Genna Sosonko zijn hier respectabele voorbeelden van, die literair nog altijd bijdragen aan de schaakcultuur). Ik heb het over mensen die het spel hebben gelaten voor wat het is en hun carrière elders hebben opgebouwd. Iemand als Kenneth Rogoff bijvoorbeeld, IGM, maar nu PhD en professor economie. Zelfs Josh Waitzkin, bekend van de schaakfilm Searching for Bobby Fischer, heeft het later (in 2004) nog geschopt tot WK Tai Chi. De nog niet zolang overleden Richard Von Weiszäcker (zie Schachbund en chessbase) was ook een goed schaker, maar de wereld zal hem zeker niet hiervoor herdenken. Op lokaal vlak ken ik enkele goede clubschakers die hun academische carrière in de USA hebben voortgezet en dan ook het schaken als hobby gelaten hebben voor wat het is. Je kan ze geen ongelijk geven, wanneer ze professioneel op een veel hoger niveau kunnen komen dan het schaken hen biedt.

Daarnaast zijn er ook de topschakers die er al dan niet gedwongen mee ophouden. Zo schijnt Danailov, de manager van Topalov een actieve rol te hebben gespeeld in de te korte schaakcarrière van Valeri Salov. Topalov vond in Salov een tegenstander met een ongrijpbare positionele stijl en Danailov zou organisatoren onder druk hebben gezet om voor tornooien waar Topalov werd uitgenodigd, zeker Salov niet uit te nodigen. Zou, zou… in elk geval, wie nu op internet naar Valeri Salov zoekt, vindt enkel een grote leegte na zijn schaakcarrière. Zelf zou hij nog in een interview in 2009  gezegd hebben dat zijn kritiek op Kasparov eerder de uitnodigingen voor toptornooien stop zette. Ik kan me voorstellen dat de jeugd vandaag de dag Salov niet zo goed kent – uiteindelijk was zijn carrière relatief kort. Als eerste kennismaking beveel ik de spannende partij tegen Karpov uit Rotterdam 1989 aan – geen toppartij misschien, maar deel van de legendarische 0/3 waarmee Karpov een zekere tornooi-overwinning (en misschien wel winst in de World Cup) vergooide.
Zijn mooiste tornooi-overwinning was misschien wel het Polugaevskytornooi in Buenos Aires 1994, waar het Siciliaans verplicht was – Salov had 1.e4 niet eens op zijn repertoire.

Het bekendste recente voorbeeld van een vrijwillige uitstap is zeker Gata Kamsky, die éénmaal in Amerika aangekomen (na zijn verloren WK-finale in 1996 tegen Karpov), stopte met schaken om medicijnen én rechten te studeren en daarna (vanaf 2004) een succesvolle comeback maakte, die zelfs indruk op Kasparov maakte. Kamsky heeft al vaker te kennen gegeven dat hij gaat stoppen als hij 40 is, maar we zijn dat punt nu gepasseerd en hij blijft spelen, misschien door de nieuwe uitdagingen die Nakamura, So en Caruana hem stellen. Enrique Mecking, wereldtopper, stopte toen hij ernstig ziek was, maar kwam uiteindelijk ook terug – een goede, maar geen schitterende comeback.

De tegenpolen van de vroege ‘quitters’ zijn de dinosauriërs van het schaken. Kortchnoi, Reshevsky, Najdorf, Smyslov, Lasker, Mieses… bleven tot op hoge leeftijd meedraaien op topniveau. Nakamura heeft al te kennen gegeven dat hij het doorspelen van Kortchnoi – zelfs in rolstoel – niet echt een voorbeeld vindt van professionalisme, maar ik vind dat je wel bewondering moet hebben. Bovendien krijgen jongere spelers dan de kans om tegen een echte levende legende te spelen. Dat laatste aspect heb ik altijd fascinerend gevonden – dat contact met het verleden. Spelen tegen iemand die nog mensen heeft gekend, die je alleen vanuit boeken of databases kent. Zo schreef Afek in een nummer van New in Chess (jaargang 2000) over zijn (ver) familielid I.M. Vistanieckis, die nog actief was op hoge leeftijd (hij was toen de oudste I.M. in de wereld) – en jeugdspelers in Israël over zijn knie legde - maar wel al in de jaren 20 en 30 van vorige eeuw gespeeld had met mensen als Mikenas.

Besluit: vroegtijdig stoppen met schaken is onderdeel van het leven – ook andere sporten kennen hun “afvallers” (zonder hierover negatief te willen zijn). Life goes on en de ene maakt keuzes in die richting, de andere in een andere richting. Ergens denk ik wel dat het vuur blijft sluimeren (een beetje zoals een roker die gestopt is met roken), maar onderdrukt wordt tot het moment weer rijp is. Het mooiste voorbeeld in Vlaanderen is natuurlijk de sympathieke Jan Rooze, één van de toptalenten van zijn lichting in België, maar die een professionele carrière uitbouwde. Pas na pensionering gooide hij zich weer ten volle op het schaakspel en kon dit verzilveren in een Europese titel en de IM-titel. Misschien is hij wel het te volgen voorbeeld voor de uitstappers?

HK5000

vrijdag 31 juli 2015

Spatiebalk

Ze bestaan nog steeds, spelers die geen schaakprogramma/ computer gebruiken. Laatst vertelde mij zelfs een FM op Open Gent dat hij nog behoorde tot deze categorie van dinosaurussen. Ze zijn een uitstervend ras want elke jonge ambitieuze speler werkt vandaag met Chessbase. Ik zag zelfs op go for grandmaster dat er speciale lessen worden gegeven om met Chessbase te leren werken.

De meeste schakers weten ondertussen wel hoe ze aan een schaakprogramma kunnen vragen wat de beste zettenreeks is in een stelling. Je zet het programma in de mode "oneindig analyseren" (hiervoor kan je de shortcut ALT+F2 gebruiken) en telkens wanneer je de evaluatie niet of nauwelijks nog ziet veranderen dan druk je op de spatiebalk. Automatisch wordt met dit commando de eerste keuze van het programma geselecteerd. 'Let's check' die ik vermeldde in mijn artikel interfaces gebruikt eveneens de eerste keuze van het schaakprogramma.

Op de spatiebalk duwen is niet alleen kinderlijk eenvoudig maar ook erg snel en efficiënt. Tijdens een open tornooi kan je zo toch al heel wat kritieke lijnen bekijken in een korte partijvoorbereiding. Vandaag zien we dan ook geregeld de nieuwe generatie schakers de term spacebarring gebruiken zoals bv. in het chessbase artikel: You've just been spacebarred. De sterkste programma's spelen nu honderden punten sterker dan de wereldkampioen dus logisch om dit op een legale wijze te gebruiken via de voorbereiding in je voordeel.

Allemaal goed en wel maar eenmaal op een (veel) hoger niveau zien we dat de tegenstander net dezelfde kritieke zettenreeksen heeft gestudeerd waardoor het studie-voordeel opnieuw verdwijnt. De tegenstander beschikt natuurlijk meestal ook over een computer met dezelfde top-schaakprogramma's. Om deze spelers via studie te verschalken, moet je dus een stap verder gaan door af en toe een keertje niet de spacebar te gebruiken. Ik leg het uit via een voorbeeldje dat ik enkele maanden geleden ontwikkelde voor mijn partij tegen de Russische grootmeester Vyacheslav Ikonnikov.

In mijn artikel verrassingen vermeldde ik dat ik zijn 400 zwartpartijen op 1.e4 had bekeken dus dat betekent ook zijn recente partijen van 2014 tegen Alexander Seyb en van 2012 tegen Yuri Solodovnichenko alhoewel het slechts zijn backup-systeem betreft t.o.v. de Kalashnikov.

Het is een erg recent systeem dat vooral door de Amerikaanse topgrootmeester Hikaru Nakamura bekend werd. Ondertussen zien we dat er heel wat sterke spelers de nieuwe modevariant in het Frans volgen. Zelfs de jonge Belgische FM Thibaut Maenhout boekte er een succesje mee in de voorbije Belgische interclubs.
Het eerste wat ik doe bij het voorbereiden op een onbekend systeem is natuurlijk kijken naar wat correspondentieschaak ons vertelt (zie artikel databases gebruiken).  Vaak worden hiermee al de moeilijkste vraagstukken opgelost. Natuurlijk mag je niet vergeten naar de mindere alternatieven te kijken waarvoor onze spacebar super is. Het resultaat mag gezien worden.
Als de tegenstander zijn huiswerk perfect heeft gemaakt dan heb je nog steeds minstens een iets beter eindspel dat zwart mits enige precisie zal houden. Ik veronderstel dat dit voor de meesten zou volstaan zeker als de tegenstander meer dan 200 punten meer heeft. Wel dit is natuurlijk voldoende om een mooi resultaat neer te zetten maar ik hou ervan toch nog iets extra te zoeken. Zou het niet fantastisch zijn om een concept te vinden die niet via spacebarring kan worden ontdekt, nog nooit eerder gespeeld werd en de tegenstander dwingt om een reeks super moeilijke computerzetten te vinden?
De tegenstander denkt dat hij met een lichtjes inferieur maar houdbaar eindspel remise zal maken maar belandt in een mijnenveld waar 1 mindere zet onmiddellijk nadeel/ verlies betekent. Objectief is Df4 niet beter dan Tb8 want het leidt slechts naar compleet gelijk spel. Echter zonder serieuze studie vooraf is het voor praktisch schaak veel gevaarlijker.

Wereldtoppers gebruiken deze techniek voortdurend zie bv. mijn artikels iccf of harakiri. Hetzelfde idee 2 keer gebruiken is veelal zinloos tenzij je op remise speelt tegen een sterkere tegenstander. Dit betreurend gedrag zagen we recent nog in de partij Samuel L Shankland - Peter Leko.

Recent in de voorlaatste ronde van Open Gent stond ik voor een dilemma in mijn partijvoorbereiding tegen Bart Michiels. Speel ik de hyperscherpe variant van Burak Firat die ik in detail publiceerde in het artikel kleuren omwisselen deel 2 en waarvan mijn hoofdvariant eindigt in eeuwig schaak of speel ik iets anders met onduidelijke complicaties? Wat als Bart mijn artikel gelezen heeft, de hoofdlijn nog herinnert, goedgekeurd heeft en beslist dat remise vermijden te gewaagd is? Ik ben een amateur die in elke partij iets wetenschappelijks tracht te steken dus ik vond dat het nogal idioot was om een kans te missen een echte partij te spelen met een grootmeester. Bijgevolg koos ik iets anders en kreeg natuurlijk weer eens klop. Wel zo natuurlijk was het ook weer niet maar dat is voor een ander artikel.

Brabo

donderdag 23 juli 2015

Duivelse originaliteit

Voldoende rust en ontspanning zijn minstens even belangrijk dan voorbereiden in een tornooi van meerdere dagen. Soms is dit niet makkelijk zeker wanneer je nog geen goed antwoord heb gevonden op een lastige variant die mogelijks op het bord kan komen. Echter elke dag tot middernacht en de hele ochtend voorbereiden is een bedenkelijke strategie wat Tanguy Ringoir na het voorbije BK wellicht zal beamen. Nee ik hem meer sympathie voor de aanpak van de Zottegemse spelersgroep. Men bereidt zich een paar uurtjes voor maar er blijft voldoende tijd over om samen te eten, drinken of kortom plezier te maken. Op het Zottegems schaakforum kan je trouwens hun meest recente ervaringen lezen in Dortmund waar Glen De Schampheleire er zelfs in slaagde om de hoofdvogel af te schieten: Eindstand SCM (spijtig dat Schaakfabriek kampt met een gebrek aan vrijwilligers om deze actualiteit te verslaan).

Een (nieuwe) opening grondig bestuderen doe je dus beter niet tijdens een tornooi. Bovendien is de beschikbare tijd in een partijvoorbereiding vaak onvoldoende. In mijn analyses van de Fraser-verdediging waarvan ik de samenvatting gaf in het vorig artikel, stak ik bijna 2 weken (ik had toch geen bordpartijen meer die ik nog moest bekijken). Ik mag dan wel op een gezapig tempo gewerkt hebben maar ik geloof niet dat je dit analysewerk in een halve dag (bv. 10 uren) voorbereiden kunt uitvoeren.

Een ander voorbeeld van dit soort analysewerk maakte ik vorig jaar over een specifieke maar belangrijke variant in de Najdorf. Niet alleen bekeek ik hiervoor honderden bord- en correspondentiepartijen maar ik liet alles ook nog eens zorgvuldig narekenen door de schaakprogramma's. De erg beknopte samenvatting kan je hieronder nalezen.
Jawel dit was gebaseerd op mijn partij tegen Marc Stuer gespeeld in Open Gent 2014. Vandaar dat ik besliste om eventjes te wachten met het publiceren van dit artikeltje na de laatste editie van de Open Gent die zonet eindigde zie resultaten 2015. De vele soms saaie uren analyse wil ik ook niet te gemakkelijk aan potentiële tegenstanders tonen.

Nu het verbergen van je analyses betekent niet dat je veilig bent voor verrassingen zelfs na dit soort uitgebreid huiswerk. Zo kwam eind vorig jaar de Georgische grootmeester Gaioz Nigalidze met een schokkend nieuwtje op de proppen.
De partij ging de wereld rond via o.a. Chessbase. Een nieuw stukoffer spelen in een stelling bekend uit meer dan 300 bordpartijen en getest door Anand, Svidler, Gelfand en Mamedyarov kan misschien nog klinken als pure speculatie. Echter als je hiermee kan winnen van een sterke grootmeester zoals Yuriy Kuzubov dan kijkt natuurlijk iedereen verrast op.

Nee het is geen zoveelste staaltje huis-analyse zoals de winnaar zelf achteraf aan de auteur van het Chessbase-artikel verklaarde. Trouwens mijn schaakprogramma's beschouwen het stukoffer slechts als de 21ste beste zet in de stelling zoals een screenshot hieronder aantoont.
13...Nxe4 pas 21ste keuze voor Stockfish 6
Hoogst origineel niet? Wel het wordt duivels origineel als je weet dat de creatieve winnaar slechts 3 maanden geleden werd betrapt op vals spelen. De regerende kampioen van Georgië die op het toilet gebruik maakte van een smartphone sloeg natuurlijk in als een bom via de media zoals bv te zien is op chess.com.

Het toont tevens aan hoe eenvoudig elk automatisch detectiesysteem kan worden omzeild. Men speelt zoveel originele zetten dat je gewoon niet kunt weten in hoeverre er toch nog een paar keer een computer werd geconsulteerd. Deze onzekerheid draagt er natuurlijk in verre mate ook bij dat schakers massaal paranoia zijn geworden. Spelers worden te pas of ten onpas beschuldigd zoals laatst het geval was met de Roemeense WGM Mihaela Sandu. 2 kampen die lijnrecht tegenover elkaar staan zoals bijvoorbeeld het artikel en de reacties op chess.com aantonen.

Zelfs in de voorbije Open Gent hoorde ik een speler luidop de arbiter vragen voor extra controles (fouilleringen) en beperkingen. Tja ergens logisch als een speler zoals de Franse grootmeester Sebastien Feller na een straf van 2 jaar terug mag meespelen. Anderzijds past dit soort maatregelen natuurlijk helemaal niet in de sfeer van de Gentse feesten. Het wordt afwachten of het standaardschaak hierdoor de finale klap krijgt of toch zal kunnen overleven. Straks speelt Mihaele Sandu mee in Open Brasschaat. Ik ben benieuwd wat er ons te wachten staat maar hoop dat alles uiteraard op wieltjes zal lopen.

Brabo

zaterdag 11 juli 2015

Computers worden autonoom

In het officieuze wereldkampioenschap voor schaakprogramma's (TCEC) is de rol van een openingsboek tot een minimum herleid. Men wil de pure krachtverschillen tussen de algoritmes bepalen en dus de invloed van manuele correcties uitsluiten. Een vooraf geprogrammeerd openingsboek kan een belangrijk voordeel betekenen tenminste dit werd tot voor kort algemeen aangenomen.

Vandaag wordt deze stelling steeds vaker in vraag gesteld. Tegenwoordig worden zo vaak verbeteringen gevonden op oude openingsboeken dat men steeds sneller beslist om het schaakprogramma vroeg los te koppelen en dus autonoom zijn weg te laten vinden in de opening. Het programma speelt dus beter zonder extra menselijke input maar dit betekent nog niet foutloos. Om herhalingen van dezelfde fouten te vermijden worden statistieken van de resultaten opgeslagen in een speciaal openingsboek. Het programma leert dus zelfstandig een openingsrepertoire.

Niets nieuw zullen sommigen denken want dit bestaat al meer dan een decennium. Correct maar er is wel een groot verschil met vroeger. Dit speciaal openingsboek werd tot nu toe enkel bruikbaar geacht voor een schaakprogramma terwijl ik vandaag ook steeds meer toepassingen zie voor de bord- en correspondentie-schaker. Verschillende huidige programma's spelen sterker dan Magnus Carlsen dus je beperken tot het bestuderen van de partijen van topgrootmeesters is ver van optimaal.

Een mooi voorbeeld zien we bij de recente theoretische ontwikkelingen van de Fraser verdediging. De kritieke zet 9.Tg1 die ik vermeldde in mijn vorig artikel komt niet voor in de big database 2015 noch in mijn correspondentiedatabases (updates t.e.m. juni 2015). Echter kijken we naar mijn database bestaande uit een collectie van computerpartijen gepubliceerd op sddfccrl en tcec dan blijkt Tg1 helemaal geen nieuwtje te zijn, integendeel.
36 computerpartijen met 9.Tg1
Als schaakfanaat die graag het onderste uit de kan wil halen in een analyse, ben ik natuurlijk nooit tevreden met het aantal gevonden partijen. Een volgende logische stap is dan ook om met je eigen computer en programma's partijen te spelen vanuit een specifieke stelling. Echter standaardpartijen duren veel te lang zonder maar te spreken van de energierekening. Met verkorte partijen te spelen zoals ik uitlegde in mijn artikel analyseren met de computer versnelt het proces. Hiermee haal ik 18 partijtjes in 6 uren. Niet slecht maar het blijft te traag naar mijn goesting. Ik had vernomen op chesspub van Vass dat topcorrespondentiespelers hun programma's laten analyseren aan een snelheid van ongeveer 10 seconden per zet en dat wou ik wel eens uitproberen. Het eindresultaat van meerdere honderden partijen kan je hieronder bekijken.

Ik heb al het kaf van het koren gescheiden om het een beetje leesbaar te houden maar ik ben sowieso heel tevreden van het resultaat voor deze specifieke analyse. Ik gebruikte Stockfish 6 met de Fritz 14 interface. Een verdere automatisatie van de analyses is mogelijk met het programma Aquarium dat al een 5-tal jaar op de markt beschikbaar is. Dit programma zorgt ervoor dat meerdere projecten automatisch parallel of sequentieel worden uitgevoerd en voert ook automatisch een ordening uit van de geanalyseerde stellingen. Een ander belangrijke optie is dat er geen beperking meer bestaat op het aantal varianten die je wilt analyseren in tegenstelling met de oude "deep position analysis" modus van de Fritz 14 interface.

Computers worden dus steeds zelfstandiger en daar betalen we opnieuw een prijs voor. Die prijs wordt o.a. betaald in correspondentieschaak waar topspelers door de invloed van de computer er niet meer in slagen om van elkaar te winnen.
De wk-finale die eindigde in 2002 en gewonnen  werd door Gert-Jan Timmerman












  Vergelijk met de nog lopende wk-finale die startte eind 2013.
De nog lopende wk-finale die startte eind 2013.






In 1 decennium is het remisepercentage gestegen naar bijna 100% waardoor we terecht kunnen afvragen wat het nut nog is van zulke kampioenschappen. De voormalig wereldtopper Nikolai Papenin is de enige speler die uit de toon valt door wellicht een vroegtijdig afhaken. Recent publiceerde de sterke Duitse correspondentie-grootmeester Arno Nickel een artikel op chessbase om dit probleem aan te kaarten.

We komen vandaag in een stadium waarin computers ervoor zorgen dat creativiteit geneutraliseerd kan worden d.m.v. uitgebreide analyses die de risico's op tijd kunnen detecteren. Op het Utrechts schaakforum in het draadje Norway Chess gaf de Nederlandse programmeur en fidemeester Vincent Diepeveen terecht aan dat hij bijna in elk eindspel of ver middenspel kan bepalen mits een aantal uren analyse welke zet er precies de beste is. 

Gelukkig kunnen we aan het bord niet over programma's beschikken dus bang voor een remisedood hoeven we niet te zijn in standaardschaak. Het schaakspel is ook niet in de verste verte opgelost. Wel staat vast dat de computer in de toekomst steeds meer in zijn eentje zal moeten zorgen voor verdere progressie en onze rol als mens steeds kleiner wordt.

Brabo

vrijdag 3 juli 2015

14 x SOS

Deurne kon in het voorbije interclubseizoen geen potten breken. Met enige meeval (waaronder een zwaar doorwegend forfait die ik kreeg tegen degradant Oude God) werd een positie in de middenmoot vastgehouden. Zelf droeg ik ook zeker bij tot deze magere prestatie want 3 keer verloor ik (zie mijn artikels identiteitharakiri en verrassingen). De laatste interclubronde tegen KOSK wou ik dan ook het blazoen wat oppoetsen maar mijn tegenstander oud-wereldkampioen correspondentieschaak Gert-Jan Timmerman liet zich natuurlijk niet zomaar wegblazen.

Het kleinste detail van een opening wordt in correspondentieschaak onderzocht maar Gert-Jan weet ook wel dat het geen garantie is voor standaardschaak. De correspondentie-analyses beslaan vaak vele pagina's en werden soms vele jaren geleden gemaakt dus de kans is reëel dat een reconstructie aan het bord zonder hulp niet lukt. Tegenwoordig zien we vele openingen ontwikkelen in zulke sneltreinvaart dat je verplicht bent om steeds opnieuw nieuwe analyses te (her-)maken. Tenslotte kan de tegenstander dankzij de correspondentiedatabase raad te plegen, vrij goed detecteren welke varianten best worden vermeden.

In onze vorige onderlinge van 2010 koos Gert-Jan al voor zijn back-up systeem i.p.v. het Schliemanngambiet maar dat bleek onvoldoende om mijn voorbereiding te ontwijken. Hij vertelde mij in de post-mortem dat hij zijn lessen had getrokken van die partij. Daarom werd deze keer geëxperimenteerd met een zonderlinge opening waarvan hij vrij gerust was dat ik het nog niet eerder had bestudeerd. De SOS-boekjes bieden hiervoor een geweldige steun. Deze serie van NIC bestaande uit 14 nummers zijn stuk voor stuk collecties van erg vroege afwijkingen op de theorie die hun verrassingswaarde in de praktijk al meerdere malen hebben aangetoond en bovendien in een zeer kort tijdsbestek kunnen worden aangeleerd. Gert-Jan had wellicht slechts de treinreis van zijn woonplaats naar de speelzaal nodig om zo de Spaanse Bird aan te leren.
Het halfje is opnieuw geen geweldig resultaat maar doorspelen was zeker niet zonder risico. Achteraf monterde Gert-Jan mij op door erop te wijzen dat onze nieuwe Belgische grootmeester Tanguy Ringoir enkele jaren geleden zelfs een partij had verloren tegen dit systeempje.

Als we kijken naar mijn partijcommentaren dan zien we wel dat het systeempje tegen het licht van een meer gedetailleerde analyse nogal broos is . Er zijn meerdere paden die voor wit kansrijk zijn maar die zijn gebaseerd op concreet en agressief schaak. Dit soort schaak speel ik zelden wanneer ik op onbekend terrein ben. Nu de naam SOS zegt het eigenlijk zelf al dat de systeempjes vooral gebaseerd zijn op het verrassingselement gecombineerd met het feit dat normale zetten precies de stellingen opleveren waarin de sterkte van de systeempjes verscholen zitten.

Ik las dan ook op het internet dat spelers vaak het verrassingselement trachten te behouden door te springen van het ene SOS nummer naar het andere. Na 14 nummers hield de Nederlandse IM Jeroen Bosch het voor de reeks bekeken tot spijt van heel wat fans. De vraag bestaat zeker voor nog nieuwe nummers maar ik begrijp ook dat aan alles een eind moet komen en 7 jaar is al vrij lang in onze hectische maatschappij.

Het stoppen met de publicatie van nieuwe nummers betekent echter niet dat Jeroen nu plots enkel hoofdlijnen speelt. De appetijt voor zonderlinge systemen is gebleven. Soms pakt het goed uit maar af en toe gaat het ook grondig mis. Dit laatste was bijvoorbeeld het geval met een Ponziani experiment. De Ponziani werd een paar jaar geleden nog met succes gespeeld door Magnus Carlsen maar blijft een minder bekende opening. Ondanks mijn vast repertoire heb ik de Ponziani op bijna 800 standaard partijen maar 1 keer op het bord ontmoet.
De Fraser-verdediging die Peter speelde had hij toevallig opgepikt van een schaakforum en deze variant zet vandaag de Ponziani onder zware druk (iets wat ik dieper zal bespreken in een volgend artikel). I.p.v. te verrassen werd Jeroen zelf verrast. Hier zien we de keerzijde van de meeste zonderlinge openingen. Er bestaan vaak vele goede bestrijdingswijzen (herinner de opmerking over groene zetten in mijn artikel een hollands gambietje deel 2) en als toevallig de tegenstander je verrassingssysteem bekeken heeft dan is de kans reëel dat je uiteindelijk zelf wordt verrast. Nu mits geregeld te variëren en het zorgvuldig uitkiezen van de gelegenheid moet het zeker mogelijk zijn om dit soort ongelukjes te minimaliseren en heel wat pret te beleven aan het spelen van SOS openingen.

Brabo