zaterdag 27 september 2014

De horizon

Als er een constante terug te vinden is in mijn schaken dan is het zeker dat ik zoveel mogelijk het toeval tracht te vermijden. Zo gaf bijvoorbeeld Kara al eerder aan in een reactie dat hij mijn diepte van voorbereiding indrukwekkend vond. In mijn artikeltje welke partijen analyseren leg ik dan weer in het breed uit hoe ik tracht lessen te trekken uit de analyses. Ook op die wijze tracht ik mij te wapenen tegen toevallige herhalingen. In mijn bordspel zie je een duidelijke allergie voor risico's om te vermijden dat het resultaat teveel van toeval zou afhangen. Hier kreeg ik al eens eerder al dan niet terecht kritiek voor, zie Lintons reactie op het artikeltje Taktiek.

Echter stellen dat ik steeds risico's vermijd is onzin want ik ben bijvoorbeeld geen pragmatische speler, zie schaakintuitie deel 2 of iemand die nooit een gambiet durf te spelen. Nu ik geef toe dat de balans uiteraard helt naar voorzichtigheid en vooral naar economisch spelen. Het economisch spelen heb ik al even aangehaald in een reactie op het artikeltje mijn mooiste zet. Als ik kan kiezen tussen materiaal offeren waarvan de complicaties onoverzichtelijk zijn en tussen (liefst zonder veel bedenktijd te spenderen) een rustige voortzetting die nog steeds toelaat om een stelling met enig perspectief te behouden dan kies ik steevast voor de 2de optie.

Zo gebeurde het in de 5de ronde tegen de Brit Andrew Stone dat ik na lang nadenken toch maar niet koos om mijn paard te offeren en het terug te spelen naar f6. Tja MNb zal wellicht geshockeerd zijn als hij ziet dat ik weer eens gekozen heb voor de terugtrekkende zet maar iemand anders stukken offeren is altijd makkelijker.
Na de partij vergde het mij flink wat tijd om het stukoffer te verifiëren maar nu durf ik te stellen dat het helemaal correct is. Echter ik zou het voorval niet vermelden als er niets speciaals aan was. Toen ik Houdini 2 en Stockfish 4 er liet op rekenen dan vonden geen van beiden zelfs na een uur rekenen de sleutelzet op mijn snelste PC. Zoiets had ik nog niet tegengekomen met deze programma's. Was het nog steeds mogelijk om als mens achter het bord op tactisch gebied met een idee op de proppen te komen waardoor je voorbij de horizon van de beste programma's kunt geraken?

Via de wikispace over testposities voor schaakprogramma's trachtte ik te achterhalen of er recent voorbeelden zijn uit de bordpraktijk. Echter veel geluk had ik niet want alles wat ik bekeek werd vrij snel gekraakt door mijn topprogramma's. Zo ook bijvoorbeeld de teststelling 201 uit de de standaard arasan testsuite. Dit is een fragment van 2012 uit de partij Hikaru Nakamura - Anish Giri gespeeld in de Fide Grandprix te Londen.
Daarom bekeek ik ook enkele stellingen van oudere partijen die sommige testers gebruiken. Een ervan was een kritieke stelling uit de beroemde partij David Bronstein - Ljubomir Ljubjevic. De partij kwam ik recent toevallig ook tegen in My great predecessors part 2 waarin ik nu nog aan het lezen ben.
Het is uiteraard niet omdat ik niet onmiddellijk voorbeelden uit de bordpraktijk vind die computers (nog) niet kunnen doorrekenen dat er geen bestaan. Echter uit een ouder blogartikeltje Shirovs briljante Lh3 kunnen we wel afleiden dat ze niet voor het rapen liggen. Ik ben benieuwd of er lezers zijn die zulke stellingen uit de praktijk reeds ontmoet hebben misschien zelfs bij het analyseren van de eigen partijen. In probleemschaak waar de problemist soms vele dagen sleutelt aan een specifieke stelling, slaagt men wel erin nog af en toe de beste programma's bij de neus te nemen. Zo vond ik op een forum een puzzel waarin wit mat geeft in 60 zetten.
Dit is uiteraard geen gewone bordstelling meer maar geeft wel aan dat een mens nog steeds niet volledig de duimen heeft moeten leggen t.o.v. de schaakprogramma's. In de categorie van bijzondere stellingen behoort zeker ook de stelling uit mijn bordpartij. De tijdelijk ingesloten loper op h1 en de voorlopige controle van het kritieke veld h6 zijn een eigenaardige samenloop van omstandigheden die de programma's vandaag niet aankunnen. Het is te zeggen op de hardware en software die ik gebruik want sommige lezers beschikken zonder twijfel alweer over beter materiaal die de horizon misschien net voldoende kan verleggen om een ander beeld te scheppen.

Brabo

zaterdag 20 september 2014

Dogma's

Als je frivole aanvalspartijen wil zien dan ben je op deze blog niet aan het juiste adres. Gambieten heb ik nauwelijks in mijn repertoire. Met bijvoorbeeld de Hollandse stonewall laat ik duidelijk verstaan dat ik een behouden positionele aanpak verkies. Sommigen categoriseren mij dan ook als een klassieke schaker.

Het begrip 'klassieke schaker' ontstond uit de tijd van Siegbert Tarrasch. De Duitse wereldtopper toonde het belang aan van een gezonde opbouw en legde dit didactisch uit aan het publiek met behulp van vele regeltjes.  Echter hierdoor oogstte hij ook heel wat kritiek want schaken is veel meer dan een stel regeltjes toepassen.

Ik vermeldde in mijn vorig artikeltje dat ik graag regeltjes ontdek maar besef tezelfdertijd ook het gevaar om te dogmatisch te worden. Schaken is een erg concreet spel waarbij de noden van een stelling vaak regeltjes overstijgen. In het spel van de huidige generatie topspelers zien we dan ook een complete onthouding van bepaalde dogma's. Een algemene stelregel zoals dat je met een pion best slaat naar het centrum toe, wordt dan ook geregeld overtreden. Recent toonde Magnus Carlsen zich niet verlegen om tegen deze stelregel te zondigen in zijn partij tegen de Italiaanse topgrootmeester Fabiano Caruana.
Wit werd dus afgestraft maar het leverde wel een fantastisch gevecht op. Ook nog even meegeven dat Caruana sedert begin augustus 44 elopunten heeft gewonnen en nu op slechts 20 punten staat van de wereldkampioen. Dit is een ongelooflijke stijging op dat niveau waarvan ik mij afvraag of dit toeval is of er echt een speler is opgestaan die de Mozart van het schaken kan uitdagen.

We worden vandaag verwend met toptornooien want de Sinquefield Cup is nog maar net voorbij of we krijgen al de Bilbao-masters voorgeschoteld. Ook daar tonen de spelers geen schaamte bij het breken van regeltjes zoals in de partij Pons Vallejo - Levon Aronian want jawel opnieuw fxg3 zie zet 11. Het lokte de reactie uit op schaaksite van de Nederlandse grootmeester Reinderman dat de regel misschien afgeschaft is.
Fantastisch schaak opnieuw maar eerlijkheid gebiedt mij om te vermelden dat zwart wel het beste had van het spel. Zelf herinner ik mij dat ik erg onder de indruk was toen een tegenstander dit soort zet speelde in mijn praktijkschaak en hiermee ook kansen creëerde. Dit gebeurde in 2002 door de erg sterke Belgische schaker Jakub Filipek van Poolse afkomst. Ik vraag mij af wat er met deze creatieve speler is gebeurd want sinds 2004 is er geen spoor meer van hem te bekennen. Ik vermoed dat hij gewoon compleet gestopt is met schaken want in 2002 toonde hij al aan het bord dat hij er met tegenzin zat en zich verveelde.
Zijn 15de zet kwam uiteraard als een complete verrassing. Dat is pijnlijk maar ik veronderstel dat ieder van ons wel zulke momenten in zijn praktijk tegenkomt (zoals bijvoorbeeld een paar dagen eerder in de Europa Cup, zie zet 41 partij Alexei Shirov - Henk Vedder). Het positieve van de verliespartij is dat ik in het vervolg wel meer rekening hield met minder logische slagzetten en dus minder dogmatisch trachtte te spelen.

Brabo

woensdag 10 september 2014

Tandems

Door alle commotie rond het voorbije WK-voetbal werd ook mijn zoon erg geïnteresseerd in voetbal. Zelf in mijn jeugd ook geregeld een potje gestampt met jongens uit de buurt dus ik vind het wel leuk om af en toe samen een half uurtje te shotten. Echter mijn 5 jarige zoon heeft uiteraard veel meer energie en tijd dan ik dus het is nooit genoeg waardoor ik besliste om hem in te schrijven in de lokale voetbalclub. Groot was de teleurstelling om eind augustus te horen dat hij op de wachtlijst stond en hij dus dit seizoen niet kon starten. In de krant kon ik lezen dat er een ware stormloop was geweest op de voetbalclubs, er overal in het land een gebrek was aan infrastructuur en dus noodgedwongen met wachtlijsten werd gewerkt.

Ik stelde voor om een andere (fysieke) sport te kiezen maar hij wou tot mijn verrassing enkel opnieuw schaken. Vorig seizoen waren we ergens halfweg afgehaakt omdat de interesse verdwenen was dus ik liet het hem nog 2 keer herhalen om zeker te zijn dat hij het meende. Vorige zondag gingen we dan voor de eerste keer naar de jeugdles. Hij had maanden geen stuk meer aangeraakt dus ik twijfelde of hij zich nog iets herinnerde van wat we vorig jaar hadden aangeleerd. Dus tijdens het half uurtje rijden vroeg ik hoeveel punten een paard is. 3 punten antwoordde hij onmiddellijk. En een loper, toren, ... Mijn ongerustheid was onterecht want hij gaf steeds het juiste antwoord en in de schaakclub zette hij onmiddellijk een 3 jaar oudere jongen 2 keer mat. We zijn goed gestart.

Het puntensysteem heb ik zelf nog geleerd uit een schaakboekje van Hans Bouwmeester en vind ik nog steeds een makkelijke methode om snel een beginner uit te leggen wat wel of niet een goede ruil is. Uiteraard zijn er serieuze beperkingen aan dit puntensysteem waardoor sommigen een poging ondernomen hebben om het te verfijnen. Laatst was er een discussie hierover op chesspub en in het bijzonder de waarde van diverse pionnenformaties. Als referentiewerk werd het stukje van Hans Berliner op wikipedia gebruikt.

De exacte puntenscores vastleggen vind ik niet interessant tenzij je programmeur bent van een schaakprogramma maar ik vind het wel nuttig om te weten welke combinaties een positieve of negatieve invloed hebben. Zo vermeldde ik al eens in mijn artikel schaakintuitie deel 2 over Capablanca's voordeel, een tandem van dame en paard. In dit artikel wil ik het hebben over een andere soort tandem, de verbonden torens. Verbonden torens op zich is vrij banaal maar als die samen in beweging worden gebracht dan ontstaat een merkwaardige harmonie.

In de 4de ronde van de Open van Gent stelde ik remise voor aan Mehr Hovhanisian tot mijn grote schaamte in een min of meer technisch verloren positie. Wij beschikten beiden over een tandem van torens maar ik onderschatte compleet het verschil in beweeglijkheid en activiteit tussen beide tandems. Achteraf vroegen enkele toeschouwers mij of ik die stelling echt had moeten verliezen maar mijn analyses vonden geen redding.
Ik kon wel de tandem breken maar niet zonder serieuze nadelen. Het is een niet alledaagse positie maar in vergelijking met wat gebeurde in de recente partij Adams - Vachier Lagrave is het slechts lauwe pap.

Frankrijks doorgedreven schaakprogramma staat vandaag in schril contrast met de lamentabele toestand in België (ik gebruik met opzet de recente woorden van de Belgische FM Eldorado). Net voor de olympiade beschikte Frankrijk zelfs voor een korte periode over 4 + 2700 spelers die bovendien opgegroeid en dus ook opgeleid zijn in eigen land. Maxime Vachier-Lagrave is vandaag de onbetwistbare nummer 1 in Frankrijk met een zeer aantrekkelijke speelstijl. In zijn partij met de Britse topgrootmeester Michael Adams toont MVL dit ook met een adembenemende schoonheid. Zijn tandem doorfietst het hele bord.
Het lijkt mij geen toeval dat in beide voorbeelden de verdediging faalt omwille van het gebrek aan tegenspel. Dus het succes van de bewegende tandem lijkt mij vooral af te hangen van in hoeverre de tegenpartij kan storen. Persoonlijk vind ik zulke regeltjes ontdekken best fun en zinvol. Schakers die enkel kijken naar de evaluatie van hun schaakprogramma missen dit soort lessen gegarandeerd.

Brabo

woensdag 3 september 2014

Stervluchten

In de loop van de jaren heb ik vele spelers een pauze zien inlassen of zijn zelfs helemaal gestopt met schaken. Ieder heeft wel zijn eigen redenen maar een cruciale rol speelt zeker het verminderen of zelfs verdwijnen van het spelplezier. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat wie echt wil schaken dat altijd wel kan in beperkte mate mits er prioriteit aan te geven. Het spelplezier is dus erg belangrijk en dat geldt ook voor mijzelf ondanks het feit dat ik een wetenschappelijke aanpak gebruik. 

Winnen is leuk maar verliezen is vaak pijnlijk. Zo schreef ik eerder in mijn artikeltje praktische eindspelen dat ik na mijn nederlaag tegen Bart zwaar aangeslagen was. Schaken is dus een vat vol emoties voor echte fanaten. Emoties die niet alleen na de partij aanwezig zijn maar ook vooraf (herinner de buikkrampen die ik beschreef in mijn artikeltje het sadistische examen) en vooral tijdens de partij. 

In de partij is het uiteraard best om de emoties te negeren om zich volledig te kunnen concentreren op de stelling maar dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Zeker wanneer spelers in tijdnood geraken en bovendien een lastige stelling op het bord hebben dan zie je wel wat vreemde tics. Gewriemel op de stoel, gestamp op de grond, geklik met de balpen, ... zijn onmiskenbare signalen die duiden op spanning. Het rustig achterover leunen in de stoel laat dan eerder verstaan dat de speler alles onder controle heeft. Bij een rood aanlopend hoofd mag je verwachten dat de speler wellicht een fout heeft gemaakt.

Zelf ben ik hiervoor zeker niet immuun maar ik tracht wel zo goed als het kan om mijn emoties te verbergen om zeker geen bruikbare informatie te geven aan mijn tegenstander. Dus wanneer ik blunder dan doe ik alsof het allemaal hoorde bij het grote plan zoals laatst in mijn simultaanpartij tegen Niels Geryl om mijn tegenstander zeker geen boost in zelfvertrouwen te geven. Trouwens die keer hielp mijn pokerface niet want Niels werkte bekwaam af. Soms kan ik er wel een halfje mee uit de brand slepen zoals in mijn partij tegen Marc Moors vermeld in het artikeltje de favoriet heeft honderden punten meer.

Het al dan niet geven van signalen beïnvloedt dus mogelijks de tegenstander. Zo schreef Rick Lahaye een interessant artikeltje op chessbase over o.a. hoe we de focus kunnen beïnvloeden van de tegenstander. Je kijkt met opzet naar de verkeerde kant van het bord om de tegenstander te doen denken dat daar de actie zich afspeelt. Dit werkt vooral bij veel zwakkere tegenstanders die veronderstellen dat de veel sterkere speler het uiteraard veel beter allemaal begrijpt. Een ander bekend signaal is het aanstaren van de tegenstander zodat hij zich oncomfortabel voelt en zich dus niet meer goed kan concentreren. Helemaal onsportief is het faken van een blunder zodat de tegenstander trapt in een val. Echter ik moet toegeven dat ik online wel eens mijn slechte kant durf te tonen want dit laatste pas ik geregeld met veel binnenpretjes toe als ik mijn spectaculair nieuwtje speel in de Kan. Ik leg verder uit want ik vermoed dat er lezers zich afvragen hoe je een blunder kan faken in onlineschaak terwijl je elkaar niet kunt zien.
Het spelen met de bedenktijd had ik al eerder aangehaald in camouflage maar deze keer was het niet om een voorbereiding te verbergen maar wel om een blunder uit te lokken. De grens tussen psychologische oorlogsvoering en storen van de tegenstander is vaag wat ook duidelijk werd in de commentaren op een artikeltje van schaaksite.

Recent maakte ik ook in de bordpraktijk een betwistbare situatie mee. In de 2de ronde van Open Gent speelde ik tegen Martijn Maddens. We pikken in op zet 29 op het moment dat Martijn remise voorstelde.
Het is normaal dat ik geschrokken was van mijn "stomme" blunder maar mijn emotionele reactie was te heftig en daarom dubieus. Martijn begon zelfs te lachen toen hij zag hoe ik bleef met mijn hoofd schudden. Achteraf vertelde hij mij dat hij misleid was door mijn reactie. Martijn dacht dat ik teleurgesteld was omwille van het feit dat remise onvermijdbaar was en niet omdat ik een directe winst had gemist (die ik hem perse wou tonen na de partij). Mogelijks speelde Martijn hierdoor ook minder geconcentreerd want in het vervolg ging de stelling ondanks het grote tijdsvoordeel en de duidelijke remise-mogelijkheden nog verloren.

Ik vermoed dat heel wat lezers eveneens de winnende combinatie in tijdnood zouden gemist hebben en dus mijn reactie overdreven vinden ongeacht het ethische aspect. Echter men mag niet vergeten dat ik in het verleden bezig ben geweest met schaakcomposities. Het matbeeld is een zeer bekend thema in schaakcomposities namelijk de stervlucht waarvan ik zelf 21 jaar geleden een compositie heb gemaakt, zie hieronder.
Wit geeft mat in 2.
De koning kan in de oplossing vluchten enkel naar de diagonale velden rondom dus zoals een ster. De gemiste combinatie was slechts een 3/4 stervlucht dus op zich zelfs makkelijker om te berekenen. Wanneer de koning naar enkel de horizontale velden kan vluchten dan spreken we over een kruisvlucht. Een voorbeeld van een kruisvlucht kwam reeds aan bod in het eerder vermelde artikeltje schaakcomposities.

Brabo

Oplossing stervlucht-thema:

1. Ke2
Varianten:
1. ... Kd4 2. Pf3#
1. ... Kd6 2. Pf7#
1. ... Kf4 2. Pd3#
1. ... Kf6 2. Pd7#

vrijdag 29 augustus 2014

Promoties

De laatste reglementswijzigingen opgelegd door de fide zorgden ook in België voor heel wat discussies. De hete aardappel was uiteraard het gsm-verbod in tornooizalen wat velen toch als een inbreuk van de privacy beschouwen.  Nu toevallig las ik deze morgen dat het nog erger kan want in de Hogeschool van Rotterdam mag je zelfs geen horloge meer dragen tijdens examens, zie hln artikel. Als je gsms en horloges verbiedt dan moet je ook lenzen (Bionic_contact_lens), brillen (Google Glass), pennen (pen computer) ... verbieden. 

Spelers kunnen wel horloges en gsms thuislaten maar dit kan je niet eisen voor lenzen, brillen,... . Persoonlijk vind ik dan ook dat we de strijd tegen vals spelen op een verkeerde wijze aan het voeren zijn. De maatregelen schieten hun doel grotendeels voorbij want de 1 of 2 spelers die echt de boel willen belazeren, vinden toch wel weer nieuwe methodes. Daarnaast is iedere eerlijke schaker wel de dupe van de nieuwe verboden. Vandaag gebruik ik als gsm de Nokia 108 die je voor 25 euro op de kop kunt tikken. Het is een basismodel wat ik gebruik voor bellen en sporadisch sms'en. Een internetverbinding kan ik er helemaal niet mee maken maar ook dit model kan ik dus niet meer meenemen naar de tornooizaal. Het verbod voelt voor mij dan ook onredelijk en buitenproportioneel aan. Ik las op chesscafe dat deze mening ook werd gedeeld op het recente fide congress in Tromso waar gepleit werd voor meer flexibiliteit dus misschien komt er wel een aanpassing.

In de voorbije Open Gent werd zulke flexibele toepassing al gehanteerd want het mobieltje mocht de tornooizaal in zolang je het naast het bord legde. Omdat ik toch maar een oud spotgoedkoop mobieltje heb, maakte ik gebruik van deze flexibiliteit. Echter bij de meeste spelers zag je niets naast het bord liggen terwijl ik na de partij toch vaak spelers al heel snel zag gebruik maken van gsms. Ik vermoed dus dat heel wat spelers toch stiekem toestellen bij zich hadden. Er was geen controle (fouillering/ metaaldetector) en zelfs de arbiter vertelde achteraf dat het meebrengen van gsms door hem gedoogd werd zolang hij niet zag dat de spelers de toestellen in hun handen hebben tijdens de partij. Misschien volg ik de volgende keer wel de andere minder legale keuze want 2 keer moest ik na de partij terugkeren naar de tornooizaal om mijn vergeten gsm terug op te halen.

Naast nieuwe reglementen om vals spelen te bestrijden, zien we ook de laatste jaren een veel grotere focus op procedures. Hierbij krijgt de arbiter een steeds grotere rol wat we bijvoorbeeld lazen in mijn artikeltje mat beeindigt de partij of niet. Onze huisarbiter Peter Beeckmans gaf op zijn blog een samenvatting van de laatste wijzigingen, zie artikel maar het stukje over onregelmatigheden is onvolledig. Zo wordt vermeld dat artikel 7.4 a, 7.5 a is geworden maar niet dat het artikel zelf ook nog een belangrijke wijziging kende waarvan ik tot een recent incident op Open Charleroi niet op de hoogte was.

Om te snappen wat de impact is van het nieuwe element, keren we best eerst terug naar de fameuze partij in de 12de ronde van de kandidate-finales tussen Carlsen en Ivanchuk gespeeld in Londen 2013. Ivanchuk promoveerde op zet 86 zijn h-pion maar liet de pion staan op het promotieveld om nog net op tijd de klok te kunnen indrukken.
Ivanchuk speelde op zet 86 : h2-h1 zonder het stuk te definiëren
Carlsen protesteerde niet, sloeg de pion en verloor de partij. Een heel uitgebreid artikel met stevige commentaren kan je lezen op schaaksite over deze partij. Er staat zelfs een foto in het artikel waarin duidelijk te zien is hoe Ivanchuk fout promoveerde. De foto durf ik hier omwille van auteursrechten niet herbruiken.

Sinds 1 juli 2014 wordt in artikel 7.5 a het volgende gezegd: "If het player has moved a pawn to the furthest distant rank, pressed the clock, but not replaced the pawn with a new piece, the move is illgal. The pawn shall be replaced by a queen of the same colour as the pawn." Of met andere woorden wanneer de promotie gebeurde zoals Ivanchuk deed dan verlies je achteraf de optie om te kiezen voor een ander stuk dan de dame zonder rekening te houden met de gevolgen van de illegale zet. Een detail hoor ik de lezer denken. Misschien behalve als je zoals een clubgenoot pat veroorzaakt door de foute promotie terwijl je wel degelijk van plan was een minorpromotie te doen. Een voorbeeld van zulke stelling kan je hieronder vinden.
Wit speelt c7-c8 zonder het stuk te definiëren
Ik zie mijzelf niet direct zulke foute promotie doen maar ik vind het toch best interessant om ook dit soort details te kennen. Trouwens een pluim voor de hulparbiter Luc Cornet die correct handelde in deze moeilijke situatie.

Minorpromoties zijn uiteraard vooral het domein van schaakcompositities. Hierbij wordt de Babson task als de heilige graal beschouwd. Een overzicht kan je vinden op de site van Tim Krabbe. Zelf maakte ik 21 jaar geleden een zeer bescheiden poging op het promotie-thema, zie hieronder.
Wit geeft mat in 3
Met de 2 paar gelijkkleurige lopers doet de compositie niet mee voor een eervolle vermelding maar de oplossing blijf ik wel charmant vinden.

Brabo

Oplossing:
1.Dc1
Varianten:
..., Th1 2. Lc5 en 3. Da3#
..., h1(D) 2. Lb4 en 3. Da3#
..., h1(T) 2. Lb4 en 3. Da3#
..., h1(P) 2. Lad6 en 3. Da3#
..., h1(L) 2. Lf8 en 3. Da3#

dinsdag 12 augustus 2014

Koningsgambiet met Pf3

Terwijl de "weerlegging" van het koningsgambiet met Lc4 in John Shaws boek slechts mijn nieuwsgierigheid wekte, was het vooral de anti-dote van mijn geliefkoosd systeempje op het koningsgambiet met Pf3 die mij zorgen baarde. Zelf speel ik al ongeveer 20 jaar de Fischerverdediging. Een anti-dote kende ik niet, integendeel want de laatste jaren was ik er steeds meer van overtuigd geraakt dat zwarts verdediging bijzonder stevig is. We zien trouwens dat ook topgrootmeesters vandaag nog geregeld kiezen voor deze opstelling.

Het beschikbare excerpt op de officiële site van quality chess rept geen woord over de anti-dote maar dankzij enkele reviews op chessvibes en Marsh Towers kwam ik iets meer te weten. In de reviews wordt verteld dat wit tracht een voordelige transpositie te krijgen naar het Quaade-gambiet via 5.g3.

1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 d6 4.d4 g5 5.g3 !?
Met zwarts stelling na zet 4 heb ik reeds 5 officiële partijen gespeeld en ongeveer 320 online blitz/bullet-partijtjes maar nooit heb ik 5.g3 ontmoet. Bovendien een snelle check met de schaakprogramma's liet verstaan dat de zet heel wat punch bevat. Heeft John Shaw iets belangrijks ontdekt of was het toch al bekend? Ik kreeg onlangs het boek in mijn handen en het viel mij op dat er nergens vermeld staat waar 5.g3 vandaan komt. Geen enkel voorbeeld uit de praktijk met 5.g3 staat in het boek. Dus de auteur heeft dit idee zelf gevonden. Nee want ik vond in de megadatabase 5 partijen waaronder 2 wit-partijen van de Nederlandse grootmeester Harmen Jonkman en 1 van de Russische grootmeester Vadim Zvjaginsev. Trouwens die laatst vermelde speler, Vadim is 1 van mijn favoriete spelers waarvan ik steevast zijn partijtjes naspeel wanneer ik ze toevallig tegenkom. Misschien herinnert de lezer nog zijn introductie van 2.Pa3 tegen het Siciliaans in de Russische super-finale van 2005 die hij later nog 8 keer durfde te herhalen zelfs tegen + 2600 spelers.

De geschiedenis van het Koningsgambiet negeren is jammer (zie mijn blogartikeltje handleidingen) maar ideeën voorstellen in een boek als nieuw is op zijn minst dubieus. Je kan stellen dat de eerder vermelde megadatabase partijen allemaal verloren werden door wit en dus onbelangrijk zijn maar een idee moet m.i. op zijn waarde worden beoordeeld en niet enkel op de partij-resultaten (of de rating van de spelers zie blogartikel theorie). Anderzijds moet ik wel toegeven dat de auteur als eerste een belangrijke poging onderneemt om het idee te populariseren. Trouwe lezers weten van het blogartikeltje SOS dat ik gevoelig ben voor dit soort details.

Genoeg over de oorsprong van het idee want nu willen we uiteraard weten in hoeverre het idee gevaarlijk en interessant is voor de praktijk. Begin juni startte ik met een wekenlange analyse van het idee zonder vooraf te kijken wat John Shaw vertelt in zijn boek. Ik was up to date met mijn analyses van de eigen gespeelde partijen en er bleef tijd over tot Open Gent om eens extra openingsanalyses te maken zoals ik o.a. eens eerder deed voor de Aljechin zie blogartikel. Trouwens in een open tornooi is de kans beduidend groter dat je spelers ontmoet die wel eens zouden kunnen kiezen voor een experiment met bv. het koningsgambiet en bovendien ook nog op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen.

Het voordeel van niet op voorhand te kijken naar wat het boek vertelt, is dat je onbevooroordeeld kunt kijken naar de stelling en makkelijker nieuwe ideeën kunt vinden. Zo vond ik inderdaad een interessant concept met f5 dat na achteraf checken in het boek niet werd besproken.
Ik claim zeker geen voordeeltje voor zwart maar f5 lijkt mij goed speelbaar. Iemand die blindelings Johns boek volgt, kan je hiermee snel dwingen zelfstandig zijn weg te zoeken wat in de explosieve stelling zeker geen pretje is.

Vervolgens keek ik naar g4 wat de computerprogramma's aanbevelen. We belanden hiermee in het Quaada-territorium. Ik spendeerde veel tijd aan de diverse type stellingen want dit is bijna allemaal braakliggend schaakland en tal van subtiliteiten beslissen over wat wel of niet speelbaar is.
In het boek staat een sterk vereenvoudigd beeld van de mogelijkheden en misleidt daarom deels de taak waarvoor beide spelers staan. Ik moet wel toegeven dat het type stelling mij erg aantrekkelijk lijkt voor de gepassioneerde koningsgambiet-speler want wit heeft zeker flinke compensatie voor de geofferde pion.

Daarna kwam Lg7 aan de beurt. Mijn analyses overlappen compleet die van het boek maar ik ben wel minder optimistisch over wits kansen in de hoofdlijn voornamelijk na het napelen van een recente sleutelpartij.
Kent de auteur deze partij niet waarin het toch duidelijk is dat wit hard moest vechten voor een half punt of erger werd de partij met opzet genegeerd. In het boek staan partijen van 2013 vermeld dus vreemd. Tenslotte wil ik een laatste interessante mogelijkheid de lezer niet onthouden die niet toevallig mij ook de beste kansen lijkt op te leveren om het idee te weerleggen.
Na de 8ste zet vertelt de auteur: "Dit is exact het soort positie dat wit wil bereiken in het koningsgambiet. Het is scherp, interessant en zeer weinig onderzocht want er zijn slechts 5 partijen in de database met dit systeem.... In zulk onontgonnen terrein is het onmogelijk om een alomvattend overzicht te geven." Dus de lezer wordt aan zijn lot overgelaten in wat ik als meest kritieke test van het idee 5.g3 beschouw. Is het net niet de taak van een auteur om een serieuze diepgaande analyse (zoals gebruikelijk in top-correspondentieschaak) te maken in zulke situatie? Mijn idee 6..., Ld7 wordt niet vermeld en is zeker even interessant dan 6...,fxg3. Daarnaast kom ik ook met verfijningen en schema's op de proppen die nuttig zijn voor de 6...,fxg3 variant.

Ondanks de opmerkingen moet ik wel toegeven dat het boek echt wel heel goed is. Het bevat een compleet overzicht van de bestaande theorie met correcte evaluaties (zelfs al zijn die soms een beetje te subjectief). Echter ik kan ook de commentaar van MNb begrijpen op mijn vorig artikeltje. Iemand die al veel materiaal liggen heeft van het koningsgambiet zal weinig of geen nieuwe inzichten vinden in het boek. Ik betwijfel sterk of er echt originele ideeën worden aangeboden waaraan weken is gewerkt zoals ik deed voor de analyses in dit artikeltje. Een referentiewerk voor bordschakers is het boek zeker maar een correspondentieschaker kan beter gewoon de recente databases raadplegen en zelf met een engine het onderzoek leiden.

Brabo

dinsdag 5 augustus 2014

Koningsgambiet met Lc4

Vele clubspelers spelen vandaag nog geregeld het koningsgambiet ondanks de bedenkelijke reputatie. De exacte evaluatie van de stellingen is voor deze amateurs veel minder belangrijk dan het krijgen van een complexe stelling op het bord waarin compromisloos schaak kan worden gespeeld. Ik begrijp dan ook niet goed welke markt John Shaw met zijn monumentaal boek over het koningsgambiet wil aanboren. 680 pagina's telt het boek dus duidelijk geen lichte lectuur waarin de amateur op een vrij moment even zal bladeren. Ik vroeg recent aan Ben van de denksportkampioen hoeveel hij er al van verkocht had en ik meen mij te herinneren dat het er ongeveer 15 waren. Dit lijkt mij weinig voor een topboek (want dat is het wel degelijk) maar stemt wel overeen met het aantal spelers waarvan ik acht dat ze niet alleen compromisloos schaken ambiëren maar tevens ook adept zijn van het koningsgambiet.
Het boek kreeg uiteraard ruimschoots aandacht in reviews op het internet. De meeste commentaar ging terecht over de weerlegging die de auteur gevonden had op de Lc4 variant van het koningsgambiet. Oud-wereldkampioen Robert James Fischer heeft deze opening meerdere malen met wit gespeeld dus ik was wel nieuwsgierig wat er precies ontdekt was. Openingsboeken koop ik nog steeds niet maar dankzij chesspub kon ik toch vrij snel een goed idee krijgen waar de hete hangijzers liggen. Hieronder kan je een samenvatting lezen van wat ik als belangrijkste lijnen beschouw.
De weerlegging met 3... Pc6 lijkt mij dus een erg geflatteerde evaluatie. Zwart heeft comfortabel spel maar een concreet voordeeltje durf ik zwart niet toe te kennen. Zelf speel ik al geruime tijd 3...d5. Het is zeker niet beter dan 3...Pc6 of vandaag het meer populaire 3....Pf6 maar heeft wel als voordeel dat de witspeler meestal op een terrein komt waarin ik de stelling beter ken. Recent in de bekercompetitie kreeg ik het wel 2 keer op het bord.

Rapidwedstrijden had ik al een decennium niet meer gespeeld maar zoals aangeven in mijn vorig blogartikeltje sukkelde ik met problemen van inactiviteit dus met het motto "beter iets dan niets" schreef ik mij in. Rapidwedstrijden passen niet in mijn wetenschappelijke aanpak en blitz vind ik beter als puur voor fun. Dus de bekercompetitie speelde ik voornamelijk mee als voorbereiding op het Open van Gent. Ik ben bijlange niet de enige die zo tegen rapidtornooitjes aankijkt, zie Bart Michiels uitspraak op Schaakfabriek: "Mijn volgend tornooi is de olympiade en ik zocht een rapidtornooi om mijn speelritme te behouden." Ik wijk af uiteraard van het onderwerp dus hoogtijd om terug te keren naar het koningsgambiet met Lc4.

In de kwart-finale kreeg ik het een eerste keer voorgeschoteld door Marcel Van Herck. Marcel heeft het koningsgambiet al decennia op zijn repertoire maar gevaarlijke nieuwtjes verwachtte ik niet. Dit bleek enigszins optimistisch want achteraf verraste hij mij door te vertellen dat hij de inhoud van het boek van John Shaw kende. Marcel had enkele weken eerder gezien dat ik last had met een variant in elke blitzpartijtjes en wou mij wel eens op de rooster ermee leggen.
Het positieve uit de partij is dat wits opening best wel interessante elementen bevat die kunnen herhaald worden. In de halve finales kreeg ik het een 2de keer op het bord van onze voorzitter en oud Belgisch kampioen Robert Schuermans. In de reguliere rapidpartijen had Robert mij onaangenaam verrast met openingen die ik hem nog nooit eerder heb zien spelen. In de barrage-blitzpartijen greep hij terug naar zijn huidig repertoire wat ik een dubieuze strategie vond. Sedert een paar jaar speelt Robert ook geregeld het koningsgambiet op zijn Fischers dus met Lc4. Het is algemeen bekend dat Robert een grote fan is van Fischers schaakwerk, zie bv. het interview op radio 1. Robert koos in tegenstelling tot Marcel voor de principiële aanpak met 5.Pc3 wat ik als kritieker beschouw maar hij botste op een beter gewapende tegenstander.
Uiteindelijk mocht ik dus met een tikkeltje geluk de finale spelen en had ik mijn streefdoel om competitieritme op te doen gehaald. Echter ook Robert haalde zijn gram uit de bekerwedstrijden. In ronde 3 van de Open van Gent speelde hij tot mijn verbazing dezelfde opening tegen de Franse FM Julien Lamorelle. Ik had al snel meer aandacht voor de ontwikkelingen op zijn bord dan op mijn eigen bord.
Dat de opening niet populair zal worden bij profspelers kan ik goed begrijpen maar voor de gewone stervelingen is de opening zeker voldoende om uren plezier te hebben. Een duidelijke weerlegging bestaat voorlopig niet en meer heeft de romantische speler niet nodig.

Brabo