woensdag 31 juli 2013

Gambieten

Alhoewel vandaag computers veel sterker spelen dan mensen, is de interesse voor partijen gespeeld tussen computerprogramma's vele malen kleiner dan partijen gespeeld tussen mensen. Kwaliteit is dus niet voldoende om een groot publiek aan te trekken. Iedere speler zal beamen dat competitieschaak tussen mensen veel rijker is dan het puur berekenen van de beste zet. Trouwens wat de beste zet is volgens de computer kan best zelfs een foute zet zijn in een specifieke bordpartij. Ik kan mij bv. voorstellen dat de beste zet naar eeuwig schaak leidt maar remise geen optie is wegens de tornooisituatie. 

Computers hebben uiteraard een grote evolutie meegemaakt in de laatste decennia. Echter als ik kijk naar 1990 dan durf ik te stellen dat het computerschaak er toen zeker niet menselijker op schaakte dan vandaag, integendeel. Het was in die tijd dat ik leerde schaken. In mijn blogartikeltje schaakcomposities gaf ik al op dat ik een schaakcomputer: Mephisto Europa A had gekocht om tegen te spelen. Wel ik geloof dat ik er honderden, misschien wel duizend(en) (rapid)partijtjes heb tegen gespeeld. Nadat ik begon te winnen tegen het hoogste niveau van de Mephisto Europe A, kocht ik de Tandy Chess Champion 2150. Ook tegen deze computer speelde ik opnieuw vele honderden partijtjes. Rond 1995 schakelde ik over op de PC en speelde ik een 40 tal lange partijen tegen o.a. Siberian Chess en Fritz 2. Deze titanenmatchen waren mijn laatste computermatchen want toen ging de deur open naar het tornooischaak tegen mensen en keek ik nooit meer om naar computerwedstrijden.

Het spreekt voor zich dat deze ongewone jarenlange schaakcompetitie in mijn belangrijke eerste ontwikkelingsjaren een grote invloed heeft gehad op mijn speelstijl. Een computer straft elke nonchalante zet keihard af en verslapt geen enkel moment. Je wordt genoodzaakt om zeer geconcentreerd gedurende een hele partij te spelen en bij elke zet leer je steeds te dubbel checken of het tactisch wel allemaal correct is. Voorzichtigheid is de sleutel om goed te scoren waardoor ik een grote aversie verkreeg van alles wat te maken had met risico's. Terwijl deze aanpak wel werkte tegen computers, bleek al snel dat het veel minder efficiënt was tegen mensen. Mijn nieuwe tegenstanders achtten veel minder belang aan materiaal en waren bereid om risico's te nemen om zo initiatief, compensatie, tegenkansen,... te verkrijgen waarvan ik geen kaas had gegeten. Bovendien ondervond ik dat het erg moeilijk was om mijzelf deze nieuwe strategieën aan te leren want die gingen totaal in tegen mijn auto-didactische voorzichtige speelstijl. In dit opzicht heeft Jacob Aagaard dus gelijk in zijn commentaren onder het blogartikel Is chess really a young man's game? dat computers nadelig zijn voor de vroege ontwikkeling van een schaker. Anderzijds is het uiteraard ook zo dat trainen tegen computers nog steeds vele malen beter is dan helemaal niet trainen voor de schaakontwikkeling.

In de commentaren onderaan mijn blogartikeltje mijn mooiste zet maakte ik al duidelijk dat ik zelf ook wel snapte dat het noodzakelijk was voor mijn schaakontwikkeling om te proberen aanvallender te spelen. Echter dit ging aan het bord met vallen en opstaan. Zo herinner ik mij eens een interessant gambiet die ik probeerde in 1 van mijn eerste Belgische interclubwedstrijden. Ik verkreeg uitstekende kansen maar tijdens de partij bakte ik er weinig van en uiteindelijk leed ik een pijnlijke nederlaag.
Een complete omslag van een positionele speler naar een zuivere aanvalsspeler is mij niet gelukt maar ik durf wel te stellen dat vandaag mijn spel een stuk dynamischer is geworden. Een initiatief kan ik meer sturen wat betekent dat de risico's om materiaal ervoor te investeren, kleiner zijn geworden. In het voorbije Open Gent speelde ik enkele leuke aanvalspartijen waarvan mijn partij tegen de Duitse speler Olaf Pienski wellicht het best illustreert hoe ik vandaag een stuk lichter omspring met materiaal.

Nu ik geef toe dat dit partijfragment voor echte aanvalsspelers slechts lauwe pap is. Sommige spelers maken er zelfs bijna een erezaak van om in elke partij materiaal te offeren om zo hun eigen aanvallende speelstijl te kunnen opdringen aan de tegenstander. We kennen allemaal wel spelers die voldoen aan deze omschrijving. Het wekt zowel verwondering als angst op bij de tegenstanders. 1 Belgische FM die in deze categorie zeker thuishoort, is Luc Henris. 2 keer had ik reeds het genoegen om hem aan het bord te ontmoeten en telkens ging het er erg scherp aan toe.

Ook in de 2de ontmoeting verraste Luc mij opnieuw met zijn betere kennis van het gambiet alhoewel ik ook deze keer twijfels heb bij de theoretische correctheid.

Ik ben trouwens benieuwd wat er in het net gepubliceerde The King's Gambit staat vermeld over de gespeelde variant in bovenstaande partij. Feedback van lezers die het boek hebben aangekocht, is meer dan welkom.

Dat Luc Henris houdt van gambieten, zien we trouwens niet alleen terug op het bord. Zo publiceerde hij zeer recent na jaren werken een monumentaal boek over het Albin-tegengambiet. Het boek weegt 1kg 200 gram en telt 615 pagina's waaruit we mogen afleiden dat het hier echt over een ouderwets openingsboek gaat die van naadje tot draadje alles tracht uit te leggen.

Een review van het boek kon ik nog niet terugvinden op het internet maar er was wel op chesspub enige commotie rond plagiaat. Blijkbaar kan je bepaalde pagina's letterlijk terugvinden in eerder gepubliceerd werk terwijl er geen referenties in het boek vermeld staan. Dat vind ik zelf ook heel vervelend wat je o.a. al kon lezen in mijn eerder blogartikeltje sos. Echter in tegenstelling met mijn verhaal, bleek de uitgever wel bereid om zich te verontschuldigen wat verdere escalering vermeed.

Vandaag bestaat dus duidelijk nog heel wat interesse voor gambieten. Spelers zijn zich bewust dat niemand kan spelen zoals Houdini in een bordpartij (als we vals spelen buiten beschouwing laten). Met gambieten blijven we ons onderscheiden van computerprogramma's. Helemaal correct hoeft het vaak niet te zijn zolang het maar problemen schept op het bord waardoor onze tegenstanders vroeg of laat een steek laten vallen.

Brabo

4 opmerkingen:

  1. Oef, 12.Le3 in je partij tegen Groenewald is hogeschool gambietschaak, omdat wits compensatie nogal abstract is. Er zijn immers geen concrete zwakke punten in de zwarte stelling aan te wijzen. De opgave is dan om blijvende druk op de tegenstander te handhaven. Het heeft mij jaren gekost om dat enigszins onder de knie te krijgen.

    "Nu ik geef toe dat dit partijfragment voor echte aanvalsspelers slechts lauwe pap is."
    Oneens. Hoewel het thema bekend is van Pillsbury is het helemaal niet zo gemakkelijk om het in een concrete stelling op zijn merites te beoordelen. Ik durf niet te beweren dat ik het gespeeld zou hebben. Mijn compliment dus.
    In feite bevestig je mijn eerdere diagnose. Je bent uitstekend in staat offervarianten uit te rekenen en te beoordelen; wat je moet ontwikkelen is een alarmbelletje in je hersenen dat redelijk betrouwbaar aangeeft wanneer het de moeite waard is om dat te doen. Naar mijn overtuiging is het doorgronden van de relatie tussen positionele kenmerken en tactiek een goed hulpmiddel, zij het dan ook niet 100% betrouwbaar. Anders waren we allemaal sterke GM's.
    In je partij tegen Pienski wordt die relatie geformuleerd door de zwakte g7. Maar om die zwakte op de juiste waarde te schatten is een sterke speler nodig, zowel tactisch als positioneel.
    Ik denk nog steeds dat je je aanvalskwaliteiten onderschat. Daarmee wil ik niet stellen dat je als Henris moet gaan spelen. Zelf verwerp ik gambieten - of andere openingen - die bij correct tegenspel tot een inferieure stelling leiden. Met wit moet ik minstens gelijk spel hebben in een onevenwichtige stelling; met zwart vrijwel gelijk spel.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het gambiet tegen Groenewald vraag inderdaad een ander type schaak wat voor de gewone amateur minder eenvoudig correct te spelen valt. In mijn blogartikeltje http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/02/mijn-nieuwtje-in-wijk-aan-zee.html besprak ik een soortgelijk gambiet. Anne Haast, +2200 speelster met een aanvallende stijl, scoorde er tot nu toe slechts 0,5/4 mee volgens de databases. Behalve correctheid van een gambiet is m.i. nog belangrijker de praktische speelbaarheid (wat uiteraard afhankelijk is van de eigen capaciteiten).

    MnB, ik vermoed ook wel dat het thema in mijn partij tegen Pienski bekend is maar mijn kennis van de klassiekers is beperkt dus ik zou het op prijs stellen als je de referentie naar Pillsbury kunt bovenhalen. Op mijn to-do lijst staat trouwens het aankopen van Kasparovs boeken over zijn predecessors om zo eens iets meer te leren over onze klassiekers.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. uitstekend idee Brabo, dat lijkt mij de methode om uw schaakbegrip te verhogen. Leren uit het verleden. En er valt echt veel te leren. Alle toppers kennen wel wat (of heel veel) van schaakhistorie, dat is geen toeval. Ik zelf vind ook de verhalen en de achtergonden achter de spelers wel interessant.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. De 3 boeken over de matchen Kasparov-Karpov uit de serie heb ik al dus logisch om dan ook de eerdere boeken te willen aanschaffen.
    Blogartikels kan je terugvinden hierover op:
    http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/03/de-neo-scheveningen.html
    http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/11/kasparovs-pirc.html
    http://schaken-brabo.blogspot.be/2013/01/de-invloed-van-wks-op-openingen.html

    BeantwoordenVerwijderen