woensdag 14 maart 2012

Robert Schuermans en het Schliemanngambiet

In het lopende Deurnse clubkampioenschap ziet het er naar uit dat het opnieuw een mooie tweestrijd wordt voor de titel tussen mijzelf en Robert Schuermans. De cruciale onderlinge partij werd reeds vorig jaar afgewerkt en ondertussen heb ik ze in detail kunnen analyseren zodat ik de partij hier eens kan voorstellen. 

Vooraf had ik mij uiteraard goed voorbereid maar Roberts keuze voor een relatief moderne variant van het Schliemanngambiet verraste mij. Ik had er niet op gerekend dat Robert zijn theorie aan het bijschaven was. Achteraf merkte ik op dat Robert de laatste maanden heel sterk bezig was en dus wellicht terug serieus aan het werken was aan het schaken maar dat is altijd gemakkelijk vast te stellen na de feiten.

Alhoewel de openingskeuze mij verraste, kan ik niet ontkennen dat ik wel op de hoogte was van enkele ideeën zodat ik toch goed uit de opening kwam. Voor de volledig becommentarieerde partij verwijs ik naar het schaakbord en de notaties hieronder:
De uiteindelijke uitslag remise was voor mij als witspeler uiteraard geen groot succes maar ik kon er mij toch makkelijk bij neerleggen want we hadden ons beiden 100% gegeven en een mooi stukje vechtschaak geproduceerd. Correct, ik heb zeker serieuze winstkansen gemist maar het is de verdienste van Robert om met bijvoorbeeld het waanzinnige 29...Lc2 zand in de ogen van de tegenstander te gooien. Dit soort Tal-zetten vinden, is een talent op zich die bijlange niet iedere schaker bezit.

Betreffende de opening wil ik wel er op wijzen dat vandaag 8...bxc6 als hoofdlijn wordt beschouwd i.p.v. 8...dxc6. Of wit in de hoofdlijn enig voordeel kan halen is onduidelijk. Op chesspub werd een serieuze poging gedaan, zie: Chesspub Schliemanngambiet waarbij vooral 9.Qxe5 wordt bekeken. Ik geef even hieronder een voorbeeldje van hoe diep tegenwoordig bepaalde openingsanalyses gaan. Zie analyse over Sokolovs aanbeveling met 9.d4:
1 van de laatste rimpels in de ontwikkeling van de theorie is gebaseerd op de correspondentiepartij Tonu Tiits - Gert Jan Timmerman. Dit idee met 10.Pc4 werd recent gecopieerd door de GM's Tiviakov en Dominguez (beiden ongeveer 2700 elo). Zie stampartij:
Het idee is interessant maar ik betwijfel sterk of het enig voordeel garandeert. Het is dan ook geen wonder dat 4.d3 i.p.v. 4.Pc3 tegenwoordig ook heel sterk in de schijnwerpers staat.

Brabo

9 opmerkingen:

  1. Die partij van Lyell deed me meteen denken aan je artikel over de paardenlokker - ook een geslaagd voorbeeld lijkt me.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik zie de gelijkenissen maar er is wel 1 groot verschil. In het thema van de paardenlokker zit de compensatie van de geofferde pion in de slechte positie van het paard terwijl het in de Lyell partij eerder zit in de erg grote activiteit van de stukken. Het paard kan nog steeds spelen wat niet het geval is bij de paardenlokker.

      Verwijderen
  2. Dat eindspel van Lyell ( P - L+pi ) was remise.
    met 68.Pf6! kon wit er onmiddellijk een einde aan maken.
    68.Pg3? verliest, maar daarna is het nog meerdere keren omgeslagen van -+ naar = en omgekeerd.
    't Zal wel de schuld zijn van die hedendaagse uitvluggertempo's
    die het onmogelijk maken nog een fatsoenlijk eindspel te spelen.
    Jammer.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. In de partij zijn wel meerdere fouten gebeurd maar ze zijn irrelevant t.o.v. de beoordeling van de opening. De partij moet je dus slechts zien als een stukje geschiedenis over hoe de hedendaagse analyses tot stand zijn gekomen. Ik had de partij kunnen laten afbreken op zet 17.Dd2 maar ik vind het correcter om ze volledig mee te geven.

      Verwijderen
  3. Ja brabo maar openingen interesseren mij niet, een partij begint mij pas echt te boeien in het eindspel. Vroeger heb ik geleerd dat 4.d3 niets oplevert, 4.Pc3! was de "weerlegging" van de Schliemann ( let op de correcte spelling aub ). Nu kom jij weer zeggen dat ik toch 4.d3 moet bekijken... Wat zal het binnen tien jaar zijn? Jammer genoeg moet ik sterk tegen mijn zin af en toe openingen bekijken om niet direct in het nadeel te komen tegen openingfreaks.
    Enfin, bedankt voor dit Schuermansverhaal, het gaat mij nog van pas komen in mijn partij voor het ligakampioenschap tegen hem.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik probeer het artikel zo ruim mogelijk te houden met voor iedere lezer wat wils. Jij haalt er iets uit over het eindspel en Robert. Een ander zal er iets uithalen over de trends en ontwikkelingen in de opening, de ontwikkelingen in het clubkampioenschap van Deurne, psychologie en strategie in het schaken, ...

      Toevallig staat vandaag op de blog van Polgar: http://susanpolgar.blogspot.com/2012/03/question-of-day-what-are-you-thinking.html, een artikeltje over spelers die 5/10 of zelfs meer dan 15 minuten nadenken over de eerste zet. Ik moest onmiddellijk aan jou denken. :)

      P.s. Eindspelen zullen hier ruim aan bod komen alhoewel ik zie aan de statistieken dat deze artikels het minst gelezen worden.

      Verwijderen
  4. En om eens de pedante semantieker uit te hangen: die opening met 3.Lb5 f5 wordt vaak verkeerd als "Schliemann" betiteld, maar eigenlijk is dit de Jaenisch-variant. Wat Schliemann vaak speelde was 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 Lc5 4.c3 f5 (wat de meesten dan weer de Cordel verdediging gaan noemen).

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het gebeurt wel vaker dat openingen van naam veranderen. In mijn jeugd heette 3.,Lb4 in het Frans de Nimzowitsch variant, en 1.d4 Pf6 2.Lg5 was Opočenský...

      Ik ben er niet zo zeker van dat Schliemann geen 3.,f5 in het Spaans gespeeld heeft, het is niet omdat er nu geen partijen meer te vinden zijn in databases dat ze niet gespeeld zijn.
      Waarschijnlijk kwam hij na slechte ervaringen met 4.,f5 in de Cordel verdediging tot de conclusie dat hij die zet beter een zet eerder deed. Er moet toch een reden zijn om die variant naar hem te noemen, die verwarring met de Cordel variant geloof ik niet, zo dom zijn de naamgevers nu ook weer niet.

      Van Jänisch zijn mij evenmin partijen bekend. Ik weet enkel dat hij 3.,f5 uitgebreid geanalyseerd heeft in een boek, vandaar dat de variant oorspronkelijk naar hem genoemd werd.

      PS Wat weerhoudt ons er eigenlijk van te spreken van de Boey-variant als eerbetoon aan onze oudste IM ?

      Verwijderen
    2. Marcel, over het waarom een naam blijft "plakken" moeten we een discussieavondje met historici opzetten vrees ik. Bovendien zijn namen van schaakopeningen vaak regionaal (Russisch versus Petrov, Spaans versus Ruy Lopez) vastgeklonken. Ik gaf mijn opm net omdat dit een van de vragen was in de "instinker quiz" in het jongste nummer van Chess. Een check in het boek van Ivan Sokolov over de zijvarianten in het spaans, levert trouwens ook op dat 3...f5 Jaenisch genoemd wordt, terwijl 3...Lc5 (incluis 4..f5) gewoon de classical variation genoemd wordt - nergens wordt over Schliemann gesproken.
      Misschien geen slecht idee om 3...f5 in België de Boey-variant te noemen - we have to stand our ground!

      Verwijderen