Ondanks er vandaag heel veel (uitstekend) studiemateriaal bestaat over eindspelen, zien we dat veel schakers een zeer gebrekkige eindspelkennis hebben. Het helpt evenmin dat partijen steeds sneller worden gespeeld waardoor er weinig of geen tijd is om tijdens de partijen zich te verdiepen in eindspelen (zie sneller deel 2).
Eindspelen zijn nooit echt populair geweest en dat is er de laatste decennia niet op verbetert. Het is geen reclame voor eindspelen dat zelfs heel sterke spelers vandaag durven toe te geven dat ze goed leerden schaken zonder enige noemenswaardige eindspelstudie. Sommigen gaan er zelfs prat op weinig tot geen theoretische eindspelen te kennen. Men vogelt het wel uit aan het bord en het is helemaal geen ramp als dat mislukt want het is niet meer dan statistische ruis op de elo.
In mijn vorig blogartikel gaf ik aan dat ik 1000 klassieke partijen gespeeld heb over meer dan een kwart-eeuw. Ik wou wel eens weten wat er van bovenstaande boude bewering waar was. Hoe vaak kwamen theoretische eindspelen in die 1000 partijen op het bord? Is het inderdaad statistische ruis? Welke theoretische eindspelen kreeg ik exact op het bord? Het kostte mij slechts een uurtje om een overzicht te maken. Het resultaat was hard en kristalhelder.
4 keer werd de Philidor-positie bereikt (en correct gespeeld) waarvan ik eentje toonde in mijn artikel Afbreken. 1 keer won ik een soort positie met verre oppositie (omdat mijn tegenstander het fout speelde). 1 keer speelde ik het eindspel toren tegen paard (zie mijn partij tegen Adrien Demuth in Swindels deel 2) en dat is het ongeveer. Er was nog een complex toren tegen toren + randpion-eindspel die mijn tegenstander (de Chinese grootmeester Wang Rui) verprutste maar ik zie daar geen duidelijke link naar een bekende theoretische stelling.
Dus dat zijn nog geen 10 partijen op 1000. In geen enkele partij kwam de Lucena-positie aan bod. Paard+loper ken ik maar heb ik nog nooit moeten uitvoeren (zelfs online blitz inbegrepen). Ik ken heel wat theoretische vestingen maar ook nog nooit eentje kunnen uitvoeren. Toren tegen toren + loper ook nog nooit op het bord gehad alhoewel ik de 2de lijn verdediging ken en ik de winststellingen al meermaals bekeken heb. De lijst is nog veel langer maar het plaatje is duidelijk. Ik kan alleen maar beamen wat veel sterke spelers al weten dus dat theoretische eindspelen een zwaar overschatte discipline is.
Desalniettemin als zulk theoretisch eindspel uitzonderlijk op het bord komt dan zie ik dat bij heel wat spelers het angstzweet uitbreekt. Dan gaat het niet perse over de elopunten maar wat zullen de anderen over mij denken. Je gaat wel af als een gieter als je een bekend theoretisch eindspel niet kent. Zo moest ik laatst gniffelen toen mijn tegenstander niet wist dat hij de Vancura-stelling in bereik had en daardoor alsnog verloor. Ik gaf na de partij onmiddellijk aan dat hij de h-pion had moeten offeren.
Nu net voor die ultieme ontsnappingskans had ik zelf een heel merkwaardige winst laten liggen. Ik heb in de databases gezocht naar identieke of gelijkaardige stellingen maar ben er geen tegengekomen. Zelfs de eindspelgoeroe kon mij niet helpen maar misschien een lezer wel. Ik kan moeilijk geloven dat het een unieke stelling is met zo weinig materiaal op het bord en een positie die heel gewoontjes lijkt.
Of bovenstaande positie al eens in de praktijk is voorgevallen of niet, maakt uiteraard niet echt iets uit. Ik vind het persoonlijk jammer maar het is perfect mogelijk om dus met weinig of geen eindspelstudie ver te geraken in het schaken. Nu ik snap ook dat er vele redenen zijn om te schaken en dat sommigen dus nooit eindspelen leuk zullen vinden (net zoals bv wiskunde op school) ongeacht hoe het wordt voorgesteld.
Voor degene die ondanks bovenstaand artikeltje toch interesse hebben in eindspelen, kan ik het gloednieuwe eindspelboek aanraden van mijn teamgenoot bij De Stukkenjagers en bekende coach + IM Herman Grooten. Sinds deze maand kan je het 480 pagina's tellende Chess endgames for club players aanschaffen bij de meeste schaakwinkels. Uit het gratis beschikbaar extract merk ik op dat Herman zowel de theoretische als praktische kant van eindspelen bespreekt. Dat lijkt mij een belangrijke meerwaarde t.o.v. de meeste bestaande werken over eindspelen die vaak nogal te abstract zijn voor de gemiddelde clubschaker.
Brabo