Reeds in stap 1 wordt uitgelegd welke waarde ieder stuk heeft. Zonder die informatie zou het misschien wel honderden partijen duren vooraleer we een beetje aanvoelen welke ruil goed of slecht is. Deze tijd ontbreekt ons maar niet voor computers die dan ook nog eens in staat zijn om heel veel partijen te spelen in zeer korte tijd. Schaakprogramma's zijn dus perfect in staat om zelf uit te pluizen welke waarde een stuk heeft en kan dit bovendien ook nog eens gemakkelijk laten variëren met andere parameters zoals loperpaar, positie, eindspel...
Zo werken de traditionele schaakprogramma's vandaag maar ik krijg het gevoel dat Alpha Zero en Leela helemaal geen waarde bepalen van de stukken. Ik heb hun code niet bestudeerd maar zeker is dat de focus ligt op de beweeglijkheid van de stukken. Dus een stuk dat niet kan bewegen, wordt niet in rekening gebracht. Onderstaand voorbeeld illustreert dit perfect. Dit was de slotstelling van mijn partij tegen Marcel Vermaat (zie comebacks deel 2)
Het is een dode remisestelling maar zowel Komodo als Stockfish evalueren het totaal verkeerd. Leela daarentegen detecteert dat de 2 extra pionnen niet meer kunnen bewegen en beoordeelt daarom de stelling als compleet gelijk. Het tellen van materiaal faalt hier schromelijk. Anderzijds viel het mij ook op dat dit geen garantie is dat Leela vestingen perse beter evalueert. Mobiele vestingen dus waarin stukken een zone moeten verdedigen, blijven ook voor deze nieuwe soort van programma's vaak een struikelblok.
Desalniettemin lijkt mij het bepalen van hoe goed een stelling is aan de hand van de beweeglijkheid van de stukken een grote verbetering t.o.v. stukken tellen. Trouwens dit doet bij mij ook nog een belletje rinkelen. In de eerste jaren dat ik schaakte, maakte ik geregeld van een partij een overzicht van hoe de mobiliteit in een stelling evolueerde. In een tijd waar ik nog geen computer had, zette ik op papier in kleur welke velden 1,2 of meer werden gecontroleerd. Dit hield ik maar een tijdje vol want het was een erg tijdverslindend werk en er was nauwelijks enig rendement. Spelers zijn soms verwonderd als ik zeg dat ik met een coach wellicht veel verder was geraakt. Door noodgedwongen try en error heb ik kostbare tijd in mijn kinderjaren verspild en die tijd kwam nooit meer terug als volwassene.
Als mens is het dus volstrekt zinloos om op ieder moment in een partij trachten te achterhalen welke zetten leiden tot het grootste positieve verschil in beweeglijkheid tussen beide kleuren. In de schaakliteratuur kan je wel enkele thema's vinden die je op weg zetten om de juiste zetten te vinden. Zo introduceerde wijlen Mark Dvoretsky jaren geleden het merkwaardige concept van het overbodige stuk. Wanneer 2 stukken van hetzelfde kleur vechten voor hetzelfde veld dan is het handig indien mogelijk om als tegenpartij ze niet af te ruilen. In mijn eigen bordpraktijk kwam eind vorig jaar een mooi voorbeeld hiervan op het bord. Alhoewel ik het thema al lang kende, liet ik de kans onterecht aan mij voorbijgaan.
Zwart aan zet |
Soms is een stuk niet alleen beperkt in zijn beweging maar zou het zelfs beter zijn om het stuk helemaal niet op het bord te hebben. Je eigen stuk zorgt alleen maar voor obstructie. Zeer bekende voorbeelden hiervan zijn de stikmat of de mat achter de paaltjes (zie bv. When your chess pieces betray you). Echter er bestaan ook veel minder evidente voorbeelden hiervan. Eentje besprak ik o.a. in 1 van mijn jeugdlessen: 2 paarden tegen 1 pion.
Zonder de pion is het steeds remise maar met de pion riskeer je te verliezen. De befaamde Troitsky-lijn vertelt ons hoever de pion maximaal mag zijn opgerukt om nog winstkansen met de paarden te kunnen creëren.
Een ander speciaal geval kwam terloops aan bod in mijn artikel ruil pionnen wanneer je slechter staat. Kersverse internationaal meester Daniel Dardha bewees enkele maanden geleden al dat toren+loper tegen toren geen sinecure is om te verdedigen zie zijn partij tegen Vincent Blom uit de Belgische interclub maar soms is het met een extra pion zelfs sowieso verloren.
Ik hoor regelmatig ouders houtjes tellen op het bord van hun kind om enig idee te hebben hoe goed of slecht het gaat. Pas wanneer je zelf op enig niveau schaakt, begin je te beseffen dat het iets ingewikkelder ineen zit en er steeds weer nieuwe uitzonderingen op de regel tevoorschijn komen.
Brabo