dinsdag 2 juli 2013

De sterktelijst

In mijn vorig blogartikeltje gaf ik reeds aan dat ik heel veel tijd spendeerde tijdens het voorbije interclubseizoen aan de 11 wedstrijden. Ik sprak van meer dan 150 uren. Stel we nemen gemiddeld 5 uren spelen/ partij en 20 uren aan de +1500 km verplaatsingen dan blijft er nog meer dan 75 uren over om de 11 partijen voor te bereiden. Dat is heel veel dus is het logisch om ons de vraag te stellen of zulke voorbereidingen wel renderen in de interclub? Of nog sterker, kan je met een voorbereiding een beslissend voordeel verwerven t.o.v. de tegenstander in de interclub?

In 1996 had ik mijn eerste officiële rating waardoor ik voor de meeste tegenstanders in die beginjaren een onbeschreven blad was. Serieuze voorbereidingen van mijn tegenstanders op mijn repertoire waren dus onmogelijk maar omdat ik toen speelde in 5de, 4de en 3de afdeling was er evenmin veel materiaal te vinden over mijn tegenstanders. Wat ik bedoel met een serieuze voorbereiding, kan je lezen in mijn blogartikel: de partijvoorbereiding. Een enkele keer in 1997 had ik wel wat meer informatie over een tegenstander daar ik dankzij het  vergane? Westhoekcriterium een redelijk goed beeld had gekregen over wat mijn tegenstander normaal speelt.

Een recenter voorbeeld van een zeer geslaagde partijvoorbereiding is mijn partij tegen Arben Dardha, gespeeld in 2010. Arben is een gevaarlijke tactische speler en kiest daarom graag openingen die scherp zijn maar vaak zijn die ook dubieus. Met dit soort dubieuze openingen heb je meestal wel de 1ste keer een goede partij maar 2 keer dezelfde dubieuze opening spelen en dat tegen dezelfde tegenstander is vragen om moeilijkheden. Achteraf gaf Dardha aan dat hij vergeten was dat hij die opening al eens had gespeeld tegen mij. Ik vind zoiets vreemd want zelf onthoud ik vaak zelfs openingen gespeeld in blitzpartijtjes zie mijn blogartikel: aljechin met g5. Anderzijds vermeldde ik eerder een gelijkaardig voorval van Martijn Dambacher die onze onderlinge partij vergeten was, zie mijn blogartikel: de onzin van blitz.

De 2 partijtjes tonen dus duidelijk aan dat een partijvoorbereiding in de interclub inderdaad beslissend kan zijn. Echter vooraleer iedereen denkt dat ik het gros van mijn interclubpartijen zo win, moet ik onmiddellijk erbij vermelden dat dit tevens de enige 2 partijtjes zijn, waar de partijvoorbereiding beslissend was. Bovendien als ik aangeef dat ik sinds 1996 al 169 Belgische interclubpartijen gespeeld heb dan moeten we toegeven dat het een zeldzaamheid is dat partijen op deze wijze kunnen worden beslist (tenminste op mijn bescheiden niveau).

Desondanks krijg je al snel een stevige reputatie met die enkele partijtjes. Ik herinner mij heel wat spelers die in het verleden erg ver gingen om zelfs elke vorm van openingskennis te vermijden. Zo kreeg ik al 1.a3, 1.b3, 1.c3, 1.d3, 1.e3, 1.g3, 1.Ph3,... voorgeschoteld waarmee men wisselende resultaten behaalde. Persoonlijk vind ik dit een overdreven reactie want zelf vind ik mijn openingskennis gebrekkig wat o.a. nog werd aangetoond in mijn blogartikeltje een uitgebreid zwartrepertoire. Anderzijds een geslaagde opening mag dan uiterst zelden doorslaggevend zijn op het eindresultaat, er is wel een zekere beïnvloeding. In mijn blogartikel schaakopeningen studeren gaf ik aan dat het verschil tussen een goede en mindere opening gemiddeld 80 TPR kon zijn dus niet verwaarloosbaar.

Desalniettemin mogen we stellen dat de overgrote meerderheid van de spelers in de interclub elkaar niet kennen en dus aangewezen zijn om te vertrouwen wat er in de database vermeld staat. Hoe meer partijen vermeld staan, hoe beter men een beeld kan krijgen van zijn tegenstander. Niet verwonderlijk hangt het aantal erg af van de rating, zie onderstaande tabel die de aantallen weergeeft voor de Belgische top 100 (gebaseerd op Belgische elo 1 januari 2013).
  • 2500-2600 spelers: gemiddeld 986 partijen in de 365Chess.com database
  • 2400-2500 spelers: gemiddeld 386 partijen in de 365Chess.com database
  • 2300-2400 spelers: gemiddeld 220 partijen in de 365Chess.com database
  • 2200-2300 spelers: gemiddeld 113 partijen in de 365Chess.com database
We zien een duidelijke groei in aantal partijen t.o.v. een hogere rating waarvoor ik 3 verklaringen zie.
  1. Partijen van spelers met hogere ratings zijn gemiddeld kwalitatief beter dus interessanter voor het brede publiek om te bewaren.
  2. Om een hogere rating te bereiken, moet men gemiddeld meer partijen spelen. 
  3. Spelers met een hogere rating spelen vaker extern (bv. open tornooien) om zo interessantere tegenstanders te krijgen waardoor hun partijen sneller opgemerkt worden dan spelers met lagere ratings die voornamelijk intern (bv. lokaal clubkampioenschap) spelen.
De sample 2500-2600 spelers is klein wat een verklaring zou kunnen zijn voor de plotse explosieve aangroei van aantal partijen. Echter m.i. ligt de echte reden bij het feit dat 4 van de 5 spelers schaakprofessionals zijn. Meer spelen betekent meer inkomsten wat niet geldt voor een amateur.

Spelers zijn veelal erg goed op de hoogte van wat over zichzelf kan worden teruggevonden in de databases. Dit is niet puur uit narcisme maar vooral om beter te kunnen inschatten hoe uitgebreid de voorbereiding van een tegenstander zou kunnen zijn. Het spreekt voor zich dat spelers zich dan ook realiseren dat meer partijen in de database,  grotere risico's betekenen om de opening goed door te komen. Om dit risico te beperken, wordt gevarieerd in het repertoire. Het is dan ook geen toeval dat hoe hoger de rating en gemiddeld hoe meer partijen in de database dat er ook gemiddeld meer gevarieerd wordt. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel verschillende openingszetten worden gespeeld met wit waarvan minstens 10 partijen terug te vinden zijn op de online 365Chess.com database.
Als we de spelers weglaten met 0 omwille van te weinig partijen dan kunnen we volgende gemiddelden berekenen per elogroep:
  • 2500-2600 spelers: gemiddeld 3,4 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
  • 2400-2500 spelers: gemiddeld 2,4 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
  • 2300-2400 spelers: gemiddeld 1,5 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
  • 2200-2300 spelers: gemiddeld 1,2 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
Van de 2200-2300 spelers staan relatief weinig partijen registreerd in de online 365Chess.com database waardoor het gemiddelde onnauwkeurig is maar desondanks zien we toch een duidelijke trend. Ik heb de oefening niet gemaakt voor zet 2, 3, enz maar ik ben er zeker van dat we opnieuw een grotere variëteit zullen zien bij de hogere ratings dan bij de lagere ratings. Om de impact hiervan te tonen, maak ik een hypothetische oefening waarbij iedere speler op 3 zetten varieert met dezelfde frequentie als voor de eerste witte zet:
  • 2500-2600 spelers: gemiddeld 3,4 x 3,4 x 3,4 = 39 varianten
  • 2400-2500 spelers: gemiddeld 2,4 x 2,4 x 2,4 = 14 varianten
  • 2300-2400 spelers: gemiddeld 1,5 x 1,5 x 1,5 = 3 varianten
  • 2200-2300 spelers: gemiddeld 1,2 x 1,2 x 1,2 = 2 varianten
Als we veronderstellen dat elk variant x minuten vergt om te bestuderen dan is het snel duidelijk dat je veel meer tijd nodig hebt om een grondige voorbereiding te maken voor een 2500-2600 speler in vergelijking met 2200-2300 speler. Dit verklaart ook waarom ik dit jaar zoveel extra uren spendeerde aan de partijvoorbereiding in vergelijking met vorig jaar. In onderstaand tabel toon ik het verschil tussen mijn recente ervaringen in 1ste afdeling en mijn eerdere ervaringen in 2de afdeling (enkel de 3 voorgaande seizoenen).

Concreet betekent dit als we veronderstellen een kwartier per variant dat je gemiddeld een half uurtje nodig hebt om voor te bereiden op een tegenstander in 2de afdeling en 2,5 uren gemiddeld op een tegenstander in 1ste afdeling. Hierbij hou ik geen rekening met de kwaliteit van de openingen die afhangt van de sterkte van de tegenstanders. Zo kwam ik in 1ste afdeling slechts 36% van de partijen goed uit de opening t.o.v. 67% van de partijen in 2de afdeling !

Uiteindelijk komen we met deze voorbereidingstijden terecht bij het kernonderwerp van dit artikeltje: de sterktelijst. In de Belgische interclub worden sterktelijsten ingediend per club die de volgorde bepalen hoe de spelers moeten worden opgesteld. Het staat de clubs volledig vrij om zelf te bepalen hoe lang hun sterktelijst is zolang het minimum aantal plaatsen ingevuld is. Deze vrijheid laat clubs toe om makkelijk vervangingen te vinden om toevallige afwezigen op te vangen. Echter deze vrijheid wordt door bepaalde grotere clubs vaak misbruikt. Deze grotere clubs gebruiken nauwelijks vaste spelers maar men werkt dankzij erg lange sterktelijsten met een roterende spelersgroep. Een extreem voorbeeld van zulke strategie kan je bv. lezen in mijn blogartikeltje hollandse stappen in de engelse opening waar ik aangaf dat mijn tegenstander FM Marcus Balduan slechts als nummer 55 op de sterktelijst staat.

In 1ste afdeling startte ik meestal met het opzoekwerk op vrijdag waarbij ik o.a. bepaalde welke varianten ik in detail zou bekijken van een aantal potentiële tegenstanders (maximum 5). Op zaterdag onderzocht ik dan die varianten stuk voor stuk en op zondag rondde ik af met nog eens alles te herhalen. Ik heb het niet  bijgehouden hoeveel uren ik zo bezig ben geweest met voorbereiden maar het zal zeker + 7 uren geweest zijn per ronde. Ik vermoed dat ik hiermee koploper ben betreffende voorbereiden in de Belgische interclub maar dit is moeilijk te staven daar praten over voorbereidingen nog grotendeels in België een taboe is. Als amateur staat het niet netjes om te winnen dankzij een voorbereiding dus de meeste spelers gaan dan ook liever dit onderwerp uit de weg.

Al deze noeste arbeid ten spijt maar het voorbije seizoen in 1ste afdeling ben ik er welgeteld 0 keer in geslaagd om met de voorbereiding te kunnen raden wat er op het bord zou kunnen komen. Tja daar mag je inderdaad eens mee lachen maar ik hoop als laatste te kunnen lachen wanneer ik de nieuwe kennis in de toekomst zal kunnen gebruiken. Behalve lachwekkend is 0/11 erg verwonderlijk. De ellenlange sterktelijsten zijn uiteraard de boosdoener die ervoor zorgen dat je ofwel moet kiezen tussen oppervlakkig voorbereiden op vele tegenstanders ofwel de voorbereiding beperken in aantal tegenstanders maar dan heb je het risico om verrast te worden aan het bord met een tegenstander waarop je niet hebt voorbereid (zie bv. met een kanon op een mug schieten). Ik gebruik het woordje boosdoener omdat ik persoonlijk vind dat een speler geen voordeel/ nadeel mag ondervinden van ellenlange sterktelijsten. Uiteraard zijn er verschillen tussen spelers maar het lijkt mij incorrect dat voorbereiden voor het ene team wel mogelijk is en het andere niet puur omwille van de gekozen reglementen.

Tijdens de bav van 1 juni 2013 vertelde Ruben Decrop dat roteren van spelers met lange sterktelijsten ook gebeurt in lagere afdelingen wat correct is maar er bestaat een groot verschil in schaal en impact. Ondanks een veel uitgebreidere voorbereiding in 1ste afdeling t.o.v. 2de afdeling, zag ik het aantal verrassingen (tegenstanders waarop ik niet was voorbereid) stijgen van gemiddeld 2,67 per seizoen in 2de afdeling naar 4 in 1st afdeling voor het voorbije seizoen. Als ik ook de gemiste details door het oppervlakkig voorbereiden meereken dan kom ik zelfs tot 7 partijen. Naast het aantal verrassingen is ook de impact veel groter want voorbereiden hangt sterk af van de rating zoals ik overvloedig eerder in dit artikeltje heb aangetoond. Op schaakfabriek gaf Tom (Piceu?) ook nog op dat de tegenstanders zich beter voorbereiden in 1ste afdeling maar dat vind ik een minder relevant argument. Of een speler zich voorbereidt of niet, is iets persoonlijks en heeft nauwelijks iets te maken met de afdeling.

Als we akkoord zijn dat voorbereidingen een invloed hebben op de resultaten dan mogen we besluiten dat de ellenlange sterktelijsten voornamelijk in 1ste afdeling voor ongelijkheden zorgen. Ik vermoed dat er weinig benadeelde spelers dit correct vinden dus hoogtijd om eens te kijken wat we er aan kunnen doen. Ik verwacht niet dat de profclubs zomaar iets zullen aanpassen dus blijft er niet veel anders over om een aangepast reglement voor 1ste afdeling te kiezen en te verkopen in een A.V. Er bestaan heel wat mogelijkheden om deze ongelijkheid te bestrijden:
  • Een maximum aantal spelers bepalen per ploeg
  • 8 basisspelers bepalen die een minimum % partijen spelen (samen en/of afzonderlijk)
  • Extra lidgeld vragen voor GM's en IM's bij een sterkelijst die langer is dan x aantal personen
  • Vrije bordvolgorde (met of zonder een elogrens als beperking)
  • Ploegopstellingen vroeger vrijgeven
Dit zijn een aantal voorstellen die ik gehoord heb of in bepaalde buurlanden al worden toegepast. Dit betekent dus niet dat ik ze allemaal geïmplementeerd wil zien. Het lijkt mij wel een goede basis om de discussie tussen de prof- en amateursclubs te openen om te zien waar eventueel een consensus kan worden gevonden. In elk geval dit lijkt mij een gezondere strategie dan puur iets op de A.V. te gooien en dan door iedereen te laten (weg-)stemmen. Ik zal eens vragen aan Jan Rooze of hij het ziet zitten om zulk discussieplatform te creëren want dit soort initiatief wordt best georkestreerd via de bond.

Brabo

2 opmerkingen:

  1. Ik ben net een cursus over business strategie aan het volgen, waarbij ik het volgende fenomeen aan het bestuderen ben: bedrijven die simultaan hun strategie kiezen met als gevolg dat ze niet kunnen weten welke strategie het concurrerend bedrijf kiest.

    Als we dit vertalen naar de situaties die U hier aanhaalt, kan ik alleen maar constateren dat beide ploegen niets afweten van hun tegenstanders opstelling met als gevolg dat in theorie iedere ploeg in hetzelfde schuitje zit.

    In de realiteit begrijp ik ook wel dat Anderlecht meer middelen heeft dan Lierse met als gevolg dat ze uit meer strategieën kunnen kiezen en daaruit voordeel halen. Het systeem benadeeld niemand, het is gewoon de wet van de sterkste die hier scheidsrechter speelt.

    Ik zie vrije bordvolgorde als een oplossing om ook met beperkte middelen onvoorspelbaar te zijn, maar zorgt dat niet voor de totale onmogelijkheid van voorbereiding?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik zou eerder stellen dat de theorie is dat je veelal een goed beeld hebt van de tegenstandersopstelling in de Belgische interclub en niet het omgekeerde. Procentueel is het een minderheid van ploegen die voortdurend roteren.

    We spelen interclub dus zou je inderdaad kunnen stellen dat voorspelbaar/ onvoorspelbaar zijn een deel van de kracht is van een club en dus gewoon de wet van de sterkte.
    Anderzijds kan je bij interclubwedstrijden moeilijk spreken van samenspel tussen de spelers en blijft het hoofdzakelijk een optelsom van individuele ontmoetingen.
    De wedstrijden worden vandaag allemaal individueel verwerkt voor rating en het is dan toch vreemd dat je rating kan beinvloed worden door de club die je kiest om te spelen.

    Een vrije bordvolgorde zorgt er voor dat voorbereiden moeilijker wordt maar niet perse onmogelijk. Je kan altijd gokken om op een paar spelers voor te bereiden en geluk hebben dat het net 1 van hen is die komt plaatsnemen aan het bord.

    In sommige open tornooien worden paringen net voor de ronde opgehangen dus dan kan je evenmin voorbereiden. Ik heb er geen probleem mee want voor mijn tegenstander geldt net hetzelfde. Ik verkies wel dat er voorbereiding mogelijk is om zo kwalitatief betere partijen te kunnen spelen (zie mijn blogartikel: http://schaken-brabo.blogspot.be/2013/02/de-wetenschappelijke-aanpak.html).

    BeantwoordenVerwijderen