In mijn vorig artikel maakten we kennis met het boek Applying logic in chess. Ik merkte daarbij op dat de inhoud vaak nogal abstract is waardoor de lezer zelf nog moet uitzoeken hoe precies een activiteit best ingevuld kan worden. Echter het is zeker niet zo dat er helemaal geen concrete tips te vinden zijn in het boek. Zo was ik verbaasd over het feit dat de auteur meerdere keren in het boek adviseerde om in een stelling waarin je materiaal achterstaat dat je dan best de pionnen ruilt. Het is volgens hem een cruciale basisregel om sterker te worden in de verdediging.
Wel ik geef toe dat ik nog nooit van die basisregel gehoord had. Ik kende enkel dat je materiaal moet ruilen wanneer je materiaal voor staat en ruil tracht te vermijden wanneer je materiaal achter staat zoals ik eens met succes demonstreerde in de grote ontsnapping. Ik heb nooit gehoord van een onderscheid tussen pionnen en stukken. Als FM en meer dan 20 jaar tornooiervaring vroeg ik mij dan ook luidop af of de Amerikaan weer niet aan het overdrijven was. Nu een paar maand later in de februari-editie van Schaakmagazine schrijft de Nederlandse Internationaal meester en tevens senior fide trainer Jeroen Bosch ongeveer hetzelfde in 1 van zijn artikels. Ook hij geeft aan dat pionnen ruilen vaak goed is wanneer je slechter staat.
Meer dan 20 jaar nog nooit die basisregel gehoord en nu lees ik het plots 2 keer in een paar maand tijd. Even rondom mij gepolst en ik bleek gelukkig niet alleen dus ik begin te vermoeden dat Jeroen de mosterd bij Erik gehaald heeft. "Applying logic in chess" is dan ook een topboek voor elke serieuze trainer want op pedagogisch vlak wordt het zonder twijfel een referentiewerk in de toekomst. Basis of niet, bekend of niet, als Jeroen het de moeite waard vindt in een artikel voor gans Nederland mee te geven, dan mogen we de regel niet zomaar naast ons neerleggen.
Trouwens mocht ik het als onzin bestempelen dan had ik er geen artikel aan besteed. Het is zelfs zo dat we eigenlijk deze regel al allemaal onrechtstreeks kennen via de eindspelen. Zo zijn heel wat eindspelen remise met een materiaalvoordeel van zelfs +3 wanneer er geen pionnen meer op het bord overblijven. Ik denk aan enkel paard of enkel loper maar ook toren + paard tegen toren of toren + loper tegen loper. Ik spreek uit puur theoretisch standpunt want soms blijven er wel nog praktische kansen zoals gisteren gebeurde in de partij Veselin Topalov tegen Ding Liren gespeeld in Shamkir, Azerbeidzjan. Het is toch ongelooflijk hoe 2 absolute wereldtoppers met voldoende tijd op de klok erin slagen om toren tegen paard te misspelen.
Fouten zijn menselijk zeker als het rekenen betreft na vele uren spelen. Niemand is immuun hiervoor. Daarentegen zie ik ook veel fouten in het eindspel die helemaal niets te maken hebben met rekenen maar een gebrek zijn aan schaakkennis. Ik heb het al eerder geschreven in sneller deel 2 dat de jeugd achterop hinkt op dat domein en dat kwam laatst nogmaals tot uiting in het eindspel die ontstond in mijn standaardpartij gespeeld in het kersttornooi van Deurne eind vorig jaar tegen kersvers FM Sim Maerevoet. De 17 jarige maakte in de voorbije 3 jaren een elosprong van maar liefst 600 punten ! In tegenstelling tot mijn leerlingen werkt hij hard aan het schaken en is dus ook succesvoller maar het eindspel blijft iets apart.
Het is een werkpunt voor Sim en dat weet hij zelf ook wel. Dit laatste werd duidelijk toen we als enige nog lang in de tornooizaal bleven om een post-mortem te doen o.a. over het eindspel terwijl alle andere schakers beneden zich tegoed deden aan drank en vertier. Zo vertelde ik hem dat ik helemaal niet zeker wist dat het eindspel wel gewonnen was voor mij en daarom tijdens de partij lang had getwijfeld om dit eindspel binnen te gaan. Sim was erg verwonderd maar moest snel toegeven dat zonder torenruil een eventuele winst inderdaad allesbehalve triviaal is. Uiteindelijk kon ik pas na enkele uren thuis met de beste schaakprogramma's uitsluitsel geven. Het was toch gewonnen maar het zou uiterste precisie vergen van wit.
Sommigen zullen het intuïtie noemen maar het is volgens mij meer. Ik stuurde aan op de torenruil want dan zou de winst veel makkelijker worden. Pionnen zou ik enkel ruilen wanneer ik geen andere mogelijkheid zou zien om progressie te maken. Uit eerdere ervaringen met dit soort eindspelen wist ik echter al dat het tegen een optimale verdediging kantje boord zou zijn om zoiets effectief te winnen en dat toont ook de lange analysevariant aan. Het is absoluut geen sinecure om zowel de zwarte toren onder controle te houden, de eigen pionnen te beschermen en tezelfdertijd een verzwakking in de zwarte stelling uit te lokken.
Ok allemaal mooi maar waar kan je zoiets leren? Ik ben geen specialist in eindspelboeken maar ik denk niet dat dit type eindspelen ergens goed geanalyseerd wordt. Nee nieuwsgierigheid is volgens mij de sleutel hier. Ik schreef in mijn vorig artikel dat ik (te) veel tijd spendeerde aan het analyseren van eindspelen. Nutteloos is dit werk nooit. Zo ging ik betreffende dit eindspel zelfs nog een grote stap verder door recent gespeelde gelijkaardige stellingen te analyseren tijdens de voorbije kerstvakantie. Ik heb geen chessbase maar dankzij door compleet legaal het programma scid te downloaden slaagde ik er toch in om een selectie te maken op basis van T+L tegen T met ook pionnen op 1 zijde waarbij de partij zonder loper 1 pion extra heeft. Hierdoor stootte ik op bijzonder leerzaam materiaal. Ik geef hieronder de meest interessante, beginnend met een eindspel uit 2018 gespeeld tussen 2 Cubaanse grootmeesters.
Ondanks de hoge computerscore zie ik bij correcte verdediging geen winst. Wits pionnen zijn te ver opgeschoven waardoor de winstweg zoals aangetoond in mijn partij tegen Sim niet mogelijk is. Desondanks zien we dat zwart zich toch laat ringeloren en dit is iets wat ik regelmatig zag in dit soort stellingen. Het mag dan wel bij correcte verdediging remise zijn, in de praktijk zien we dat zelfs (heel) sterke spelers er niet in slagen om fouten te vermijden. Zo ook in het volgende voorbeeld. Ditmaal is het de Litouwse grootmeester Toms Kantans die erin slaagt om een remise-stelling om zeep te helpen.
Deze keer was niet het probleem dat de pionnen ver opgerukt waren maar dat ze versplinterd waren. Dit zorgt ervoor dat de harmonie ontbreekt om zowel aanval als verdediging te combineren. Nu het is niet altijd de verdediging die in de fout gaat. In het volgende voorbeeld zien we een zeer gunstige versie van het eindspel voor wit maar zwart verdedigt optimaal. Het is een knappe prestatie van de Argentijnse grootmeester Federico Perez Ponsa.
Zwart voerde perfect het basisprincipe uit van te ruilen als je slechter staat en evalueerde ook correct dat het pionneneindspel ondanks een pion minder remise was. We zien trouwens dat de remisekansen onmiddellijk drastisch verhogen wanneer 1 stel pionnen verdwijnt. Echter dat betekent nog steeds niet dat er zomaar remise wordt gegeven zelfs niet wanneer zwart de supergrootmeester Peter Svidler is.
Zwart gaf geen krimp. Wit probeerde alle truukjes en wachtte zolang mogelijk tot het niet meer langer kon om pionzetten te spelen. In het volgende voorbeeld staat het opnieuw remise maar deze keer slaagt men er niet in om zonder fouten te spelen.
Het blijft dus erg opletten in dit eindspel zelfs al weet je welke type stelling wel of niet remise is. In elk geval vind ik dit soort stellingen analyseren niet alleen leuk maar het verrijkt ook je eindspelkennis. Alleen al in 2018 vond ik van dit soort stellingen een dik dozijn in de big database. Sommigen waren bijna een exact kopie van mijn stelling tegen Sim. Daarnaast ben ik er zeker van dat je bepaalde conclusies ook kunt overdragen naar andere type eindspelen.
Tenslotte vind ik het belangrijk in dit soort eindspelen te denken in concepten i.p.v. concrete zetten. Probeer eerst uit te zoeken wat je wil bereiken en bedenk dan pas de zetten. In enkele recente lessen in KMSK heb ik daarom mijn leerlingen verplicht om dit soort eindspelen tegen elkaar uit te spelen. Het bleek voor hen een nieuwe wereld te zijn want men had nooit eerder zo geschaakt.
Brabo
Trouwens mocht ik het als onzin bestempelen dan had ik er geen artikel aan besteed. Het is zelfs zo dat we eigenlijk deze regel al allemaal onrechtstreeks kennen via de eindspelen. Zo zijn heel wat eindspelen remise met een materiaalvoordeel van zelfs +3 wanneer er geen pionnen meer op het bord overblijven. Ik denk aan enkel paard of enkel loper maar ook toren + paard tegen toren of toren + loper tegen loper. Ik spreek uit puur theoretisch standpunt want soms blijven er wel nog praktische kansen zoals gisteren gebeurde in de partij Veselin Topalov tegen Ding Liren gespeeld in Shamkir, Azerbeidzjan. Het is toch ongelooflijk hoe 2 absolute wereldtoppers met voldoende tijd op de klok erin slagen om toren tegen paard te misspelen.
Fouten zijn menselijk zeker als het rekenen betreft na vele uren spelen. Niemand is immuun hiervoor. Daarentegen zie ik ook veel fouten in het eindspel die helemaal niets te maken hebben met rekenen maar een gebrek zijn aan schaakkennis. Ik heb het al eerder geschreven in sneller deel 2 dat de jeugd achterop hinkt op dat domein en dat kwam laatst nogmaals tot uiting in het eindspel die ontstond in mijn standaardpartij gespeeld in het kersttornooi van Deurne eind vorig jaar tegen kersvers FM Sim Maerevoet. De 17 jarige maakte in de voorbije 3 jaren een elosprong van maar liefst 600 punten ! In tegenstelling tot mijn leerlingen werkt hij hard aan het schaken en is dus ook succesvoller maar het eindspel blijft iets apart.
Het is een werkpunt voor Sim en dat weet hij zelf ook wel. Dit laatste werd duidelijk toen we als enige nog lang in de tornooizaal bleven om een post-mortem te doen o.a. over het eindspel terwijl alle andere schakers beneden zich tegoed deden aan drank en vertier. Zo vertelde ik hem dat ik helemaal niet zeker wist dat het eindspel wel gewonnen was voor mij en daarom tijdens de partij lang had getwijfeld om dit eindspel binnen te gaan. Sim was erg verwonderd maar moest snel toegeven dat zonder torenruil een eventuele winst inderdaad allesbehalve triviaal is. Uiteindelijk kon ik pas na enkele uren thuis met de beste schaakprogramma's uitsluitsel geven. Het was toch gewonnen maar het zou uiterste precisie vergen van wit.
Ok allemaal mooi maar waar kan je zoiets leren? Ik ben geen specialist in eindspelboeken maar ik denk niet dat dit type eindspelen ergens goed geanalyseerd wordt. Nee nieuwsgierigheid is volgens mij de sleutel hier. Ik schreef in mijn vorig artikel dat ik (te) veel tijd spendeerde aan het analyseren van eindspelen. Nutteloos is dit werk nooit. Zo ging ik betreffende dit eindspel zelfs nog een grote stap verder door recent gespeelde gelijkaardige stellingen te analyseren tijdens de voorbije kerstvakantie. Ik heb geen chessbase maar dankzij door compleet legaal het programma scid te downloaden slaagde ik er toch in om een selectie te maken op basis van T+L tegen T met ook pionnen op 1 zijde waarbij de partij zonder loper 1 pion extra heeft. Hierdoor stootte ik op bijzonder leerzaam materiaal. Ik geef hieronder de meest interessante, beginnend met een eindspel uit 2018 gespeeld tussen 2 Cubaanse grootmeesters.
Tenslotte vind ik het belangrijk in dit soort eindspelen te denken in concepten i.p.v. concrete zetten. Probeer eerst uit te zoeken wat je wil bereiken en bedenk dan pas de zetten. In enkele recente lessen in KMSK heb ik daarom mijn leerlingen verplicht om dit soort eindspelen tegen elkaar uit te spelen. Het bleek voor hen een nieuwe wereld te zijn want men had nooit eerder zo geschaakt.
Brabo
In Practical Endgameplay - Beyond the basics van Flear worden bovenstaande eindspelen enigszins besproken, met oa. volgende voorbeeldjes:
BeantwoordenVerwijderenFlear - Chandler 1/2 1988 (wit: f2/g3/Kg2/Tf5 zwart: h6/Kh7/Lg7/Ta4)
Kamsky - Ljubojevic 1-0 1996 (wit: g2/g3/Lf3/Kh2/Ta7 zwart: f7/g6/h5/Kg7/Tc5)
Leko - Topalov 1-0 2002 (wit: f3/g2/h4/Kg3/Lc3/Ta8 zwart: e5/f6/g7/h5/Kf7/Tf4)
Morozevich - Naiditsch 1-0 2006 (wit: f2/g2/h3/Kh2/Lc5/Tb8 zwart: e5/f6/g7/h4/Kf5/Td7)
Dlugy - Flear 0-1 1986 (wit: e5/f2/g3/h2/Kg2/Tb5 zwart: e6/f7/g7/h6/Kh7/Tb1/Lb2)
Daarom schreef ik ook in het artikel "Ik ben geen specialist in eindspelboeken ". Behalve een eindspelboek van Dvoretsky dat ik als cadeau heb gekregen bij mijn FM-viering, heb ik geen eindspelboeken in mijn bezit. Trouwens dat boek van Dvoretsky heb ik nooit helemaal doorgelezen want veel te saai.
VerwijderenOndertussen eens online gezocht naar het boek van Flear en het lijkt mij wel een leuk hebbeding. Het boek is van 2007 dus de analyses hebben een opfrissing nodig. Ik zag dat de online engine al onmiddellijk fouten vond maar verwonderlijk is dit niet want in 12 jaar tijd zijn de engines ongeveer 600 elo sterker geworden (zie mijn artikel http://schaken-brabo.blogspot.com/2016/11/vooruitgang-van-schaakprogrammas-deel-2.html)
De meest interessante stelling lijkt mij Kamsky - Ljubojevic. Wit wint de partij maar is dit ook theoretisch gewonnen? Mijn laatste stelling lijkt er heel hard op maar er is een belangrijk verschil daar de g-pion van de partij met extra materiaal al een veld verder staat. Kan wit altijd in de partij de opstelling verkrijgen met stukken hangend op f7, koning in het centrum en de g-pion opgerukt? Kon zwart niet beter verdedigen door toren op f6 trachten te houden waardoor de witte koning afgesneden blijft of de coordinatie tussen de witte stukken zoek geraakt?
Het lijkt mij interessant om het met een sterke engine eens te bekijken omdat het invloed heeft op de theorie van pionnen afruilen.
"Dvoretsky...veel te saai". Onbegrijpelijk. En dagenlang engines laten zoeken naar de juiste zetvolgorde in een openingsvariant is het niet? De ene zet geeft dan 0.32 en de andere 0.34. Uiterst boeiend! Ja, ieder zijn meug zal ik maar zeggen.
VerwijderenLos van eindspelen vind ik het ook logisch in een middenspel bij achterstand stukken te houden en pionnen te ruilen.
BeantwoordenVerwijderenDit om lijnen te openen om aanvalvalskansen te creëren..
Ik vind het minder evident in het middenspel. Een numerieke meerderheid wint bijna altijd in kracht wanneer er geruild wordt en dit ongeacht of het stukken of pionnen zijn.
VerwijderenDe voorbeelden van middenspelen die in het boek "Applying logic in chess" vermeld werden, waren speciaal in die zin dat de partij met de numerieke meerderheid opgezadeld zat/geraakte met een verbrokkelde pionnenstructuur. Dat vind ik iets te eenzijdig om grote conclusies af te leiden. Vandaar ook dat ik mij in bovenstaand artikel bewust beperkt heb tot eindspelen.
mooi analyse !
BeantwoordenVerwijdereneen van je beste artikelen
BeantwoordenVerwijderenIn de voorbije kerstvakantie wellicht een uur of 30 dit soort eindspelen geanalyseerd. Ja bij sommige schakers zit er iets los maar ik had toch weinig anders te doen in Rusland. Dinsdag laatst bijna tot middernacht aan het artikel geschreven om er alles in te krijgen. Ik kijk geregeld geen tv 's avonds. Toen ik het gepubliceerd had, vertelde ik mijn vrouw dat ik het een van mijn beste artikels vond maar ik twijfelde of de lezers hetzelfde zouden denken. Mijn vrouw had ook haar twijfels en dacht dat het onderwerp te technisch was. Dus het complimentje van 1 van de grootste eindspelspecialisten in België is welgekomen.
VerwijderenTopalov - Ding : niet te streng zijn voor Topalov. Hij is voor een schaker al bijna "oud". Bij mij als 70-jarige komen de blunders al voor de 40ste zet. 92.Pg7 was nog goed, maar dat 96.Pg7 verliest is niet evident. De algemene regel is dat het paard bij de koning moet blijven, en toch was Pc7! de enige zet. Daarna had Ding wel moeten zien dat 97... Ke6?? 97.Kg7! remise was. Hij had 97... Kf5! 98.Pg7+ Ke5!! moeten doen. (ook niet eenvoudig)
BeantwoordenVerwijderenIk durf zeker niet te stellen dat ik het foutloos zou doen. Ik heb dit "simpel" eindspel nog nooit bestudeerd en het lijkt mij erop dat Topalov en Ding ook op eigen kracht aan het spelen waren.
VerwijderenDe fout op de 98ste zet vind ik wel heel vreemd van Topalov. Als je kunt kiezen tussen Kh7 en Kg7 dan ga je toch altijd voor Kg7 dus verder van de rand.
Topalov is 1 jaar ouder dan ik maar ik vind niet dat ik nu slechter speel dan 10 of 20 jaar geleden. Motivatie is vaak gelinkt aan ouder worden maar ik zou de termen niet ruilen.
Vreemd, Ik kende die stelregel nu wel. Ik dacht eigenlijk dat zelfs beginners dit aangeleerd kregen. "Als je voor staat stukken ruilen maar niet te veel pionnen".
BeantwoordenVerwijderenIk weet niet waar of van wie ik dit opgepikt heb, maar het zal zeker al meer dan 10 jaar geleden zijn.
Nu, ik denk dat een sterke speler dit sowieso wel onbewust toepast.
Het zou niet de eerste keer zijn dat ik een basisregel niet ken, herinner je de reacties na mijn artikel http://schaken-brabo.blogspot.com/2014/10/bouwstenen.html toen men ook verwonderd was over dat ik bepaalde standaardoffers als FM niet eerder kende.
VerwijderenIk zeg regelmatig aan mijn leerlingen dat ze in een luxepositie zitten. Ze krijgen zaken aangeleerd waarover ik 10x meer tijd of zelfs meer nodig had om het mezelf aan te leren. Net daarom ben ik overtuigd dat een coach (of meerdere) cruciaal is om maximale ontplooiing te kunnen verkijgen van een talent. Echter coaches zijn schaars en vaak duur bovendien is het ook soms een ondankbare job wanneer leerlingen het allemaal te vanzelfsprekend vinden.
Ik ben bijna volledig een auto-didact. Nooit een coach gehad en ook heel weinig schaakboeken gelezen. Af en toe (minder en minder uiteraard) komt dat tot uiting in verrassende lacunes. Nu ik ben er ook zeker van dat ik bepaalde zaken ken die de gemiddelde FM niet kent maar dat zal men wellicht niet meer beschouwen als basis.