zaterdag 3 januari 2015

Stijlen

Alhoewel ik er minder en minder tijd voor heb, kan ik ook erg genieten van het kibitzen. Het live volgen van partijen als toeschouwer beleef je helemaal anders dan als speler. Je hebt geen stress en je kan naar hartenlust hoppen van partij naar partij. Tegenwoordig als de partijen worden uitgezonden via een server is het ook mogelijk om op elk moment een vrij accuraat oordeel te krijgen van de stellingen.

Als we het pseudo-kibitzen tijdens het zelf spelen van partijen even buiten beschouwing laten want dat is vaak niet meer dan een paar blikken werpen op de stellingen van concurrenten of vrienden dan gebeurt vandaag 99% van het kibitzen thuis in de luie zetel. Het inleggen van een bus om het tornooi van Wijk aan Zee te bezoeken zoals schaakkring Oude God Mortsel al een paar keer deed, is een grote uitzondering. In de meeste tornooien zie je nauwelijks of geen toeschouwers soms met als resultaat dat een speciaal voorziene zaal voor het publiek helemaal leegt blijft.

Slechts voor toppartijen tussen professionals zien we op het internet vele kibitzers. Echter het is voor mij een brug te ver dat iedere schaker ook een potentiële kibitzer is. Als ik achteraf spreek met andere clubschakers over bepaalde toptornooien of zelfs de finale van het wereldkampioenschap dan valt het mij steeds op dat er toch heel wat spelers zijn die niet 1 partij live hebben gevolgd. Ik durf zelfs te stellen dat er een minderheid van actieve schakers is die op regelmatige basis partijen van andere spelers live volgen.

De inleiding schrijf ik om te bewijzen wat we eigenlijk allemaal al weten. Schaken is een individuele aangelegenheid. Er zullen wel enkele fans bestaan maar je speelt voor jezelf. Vervolgens durf ik ook te stellen dat we schaken in de eerste plaats om te winnen. Een verliespartij kan zeker een interessante ervaring zijn maar niemand blijft schaken als hij keer op keer verliest. De beslissingen die we maken in de partij staan dan ook steeds in verband met het doel dus de partij te winnen. Ik vind bijgevolg de reactie van de Anonieme IM een beetje tekort door de bocht alsof er 3 soorten spelers zijn: sporters, kunstenaars en wetenschappers.  Op een uitzondering na gaat niemand een mooi artistiek dame-offer plegen om de partij in stijl te winnen als je een andere eenvoudige zet kunt spelen met stukwinst. Niemand gaat een complexe winstvariant kiezen als er een andere eenvoudige winst bestaat zelfs al zou de complexe winstvariant mogelijks veel sneller kunnen winnen.

Bestaan er dan geen verschillende stijlen? Uiteraard wel maar op andere vlakken. Vooreerst zal iedere schaker trachten in een partij zijn troeven uit te spelen en zijn gebreken te camoufleren. Iemand die veel kennis heeft van openingen (geleerd uit boeken, analyses, of gewoon de praktijk) zal dit gebruiken in zijn partijen. Iemand die makkelijk in ongewone stellingen zijn weg vindt, zal net deze stellingen trachten op te zoeken (denk bv. aan de flamboyante Nederlandse IM Manuel Bosboom). Iemand die goed en snel kan rekenen zal sneller tactische stellingen opzoeken. Tenslotte iemand die sterk is in het eindspel zal al eens sneller aansturen op ruil.

Misschien lijken sommige keuzen artistiek of wetenschappelijk maar in werkelijkheid ligt steeds het sportieve doel als grondslag. Nu daar houdt het verhaal niet mee op want naast de bewuste keuzen speelt ook ons karakter een rol waar we weinig of geen vat op hebben. Misschien zijn het impulsieve beslissingen maar het valt mij op hoe verschillend sommige mensen reageren op bepaalde risico's. De ene speler ziet allerlei grote gevaren terwijl de andere speler meent dat er niets aan de hand is. Dit verschil in stijl werd uitvergroot in mijn partijen tegen Lacrosse en Beukema.

Na de vingerfout op zet 20 vertelde Marc mij achteraf dat hij al dacht aan opgeven. De stelling is niet aangenaam voor zwart maar opgeven is veel te pessimistisch want de stelling was zeker nog te verdedigen.
Een groot verschil met Stefan die mij achteraf vertelde dat hij het gevoel had dat de hele partij ongeveer in evenwicht stond terwijl hij objectief vaak zelfs slechter stond dan Marc had gestaan in onze onderlinge partij. Zelfs in de slotstelling waar Stefan nog steeds duidelijk minder staat, gaf Stefan aan dat hij misschien had gewonnen indien ik de zetherhaling uit de weg zou gaan.
De evaluatieprofielen van beide partijen toont objectief mooi aan hoe gelijkaardig in grootte het voordeel was voor mij en dus hoe groot de kloof in perceptie was bij mijn beide tegenstanders. Lezers die meer wensen te weten over evaluatieprofielen, raad ik het artikeltje op Chessbase aan van Roger Vermeir.
Evaluatieprofiel partij Brabo - Lacrosse vanaf zet 20

Evaluatieprofiel partij Brabo - Beukema vanaf zet 18
Uiteraard is een terechte opmerking dat eenzelfde beoordeling van eenzelfde programma in totaal verschillende stellingen niet als conclusie mag leiden dat beide stellingen automatisch dezelfde praktische bordkansen opleveren. Dit wil ik hier helemaal niet mee aantonen. Wat ik wel wil tonen is dat Marc zijn stelling te pessimistisch beoordeelde en Stefan zijn stelling dan weer te optimistisch. Misschien reageerden beide spelers toevallig zo voor die ene partij maar ik heb een sterk vermoeden dat je dit gedrag ook kunt terugvinden in hun andere partijen.

Het gedrag van bovenstaande spelers lijkt mij evenmin uitzonderlijk. Ik zie vaak spelers die een sterke tendens hebben naar pessimisme of optimisme. Zonder namen te willen noemen maar in mijn club hebben we een speler die altijd denkt in de interclub na de opening dat we met een grote marge zullen winnen om bijna steeds na afloop van de wedstrijd verrast te zijn met de veel magere score. Sommigen van die optimisten zien we dan ook vaak hun terrein verleggen naar de wereld waar geluk meer een rol speelt: pokeren, gokken in een casino,...

Voor mij maken de diverse stijlen het schaken alleen maar aantrekkelijker. Trouwens als we kijken naar de diverse oud-wereldkampioenen die we gehad hebben dan is het best mogelijk om met verschillende stijlen erg goed te schaken. Jezelf een bepaalde stijl opleggen, lijkt mij dus niet perse een goede oplossing.

Brabo

7 opmerkingen:

  1. Grappig, ik vond net de reactie van de anonieme IM heel goed (vooral zijn eerste paragraaf). Maar om te zeggen dat "niemand" een artistiek dame-offer (of een moeilijker maar "mooiere" voortzetting) zal kiezen tegenover een technische winst, lijkt me overdreven. Het is juist dat het sportieve altijd de basis is - we spelen inderdaad om te winnen - maar de voortzetting die gekozen wordt (sportief/artistiek/waarheid) lijkt me in eerste instantie een keuze door de aard van de speler. En die keuze is soms bewust, soms onbewust. En de bewuste keuze kan ook worden ingegeven door praktische, ogenblikkelijke ingevingen (zit de tegenstander in tijdnood, ben ik in vorm, welk signaal wil ik geven met mijn zet). In het boek "de wereld van caïssa" vermeld Lex Jongsma dat hij altijd al een partij had willen spelen met een "echt" dame-offer op lange termijn. Op een bepaald ogenblik lukt hem dat ook en hij wint, maar objectief staat hij lange tijd verloren. Schaken blijft ook altijd nog een beetje een emotioneel spel. Misschien niet voor de Botvinniks van deze wereld, maar het beslissingsproces is een raar beestje.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In mijn tekst had ik al aangegeven dat "niemand" niet te letterlijk mag worden geïnterpreteerd want ervoor had ik geschreven "Op een uitzondering na".
    Met mijn voorbeelden tracht ik aan te tonen dat we geen 100% zekere winst op spel zullen zetten om een andere zet die meer artistiek is of meer wetenschappelijk. Dus het sportieve blijft voor iedereen de basis.
    Echter behalve de slotfase van de partij is er meestal geen 100% zekerheid. De rest is een grijze zone waarin we niet weten wat precies onze kansen zijn. In die grijze zone is het dus normaal dat spelers tot andere beslissingen komen. Het valt mij soms op dat we in bepaalde stellingen tot wel 10 verschillende zetten geraken als je meerdere spelers hun keuze vraagt. Ook in die grijze zone ben ik ervan overtuigd dat we steeds het sportieve als basis nemen maar net omdat er vaak geen duidelijkheid is welke voortzetting de beste praktische kansen oplevert, wordt ook sneller emotioneel/ impulsief beslist.
    Trouwens het valt mij op dat er tegenwoordig gestrooid wordt met complimenten aan spelers die durven tegen de objectieve evaluatie van de computer in te gaan en dus puur kiezen om praktisch schaak te spelen. Hierbij wordt vertrokken van het standpunt dat de tegenstander geen computer is en bijgevolg niet aan het bord alle technische problemen kan oplossen.
    2 recente voorbeeldjes:
    http://en.chessbase.com/post/al-ain-nigalidze-leads-with-5-5-6 zie partij Kuzobov - Nigalidze waarin zwart een incorrect stukoffer speelt maar wit de draad verliest. Trouwens dit speel ik zelf met wit dus ik heb al ondertussen wel bekeken hoe je het moet spelen.
    http://en.chessbase.com/post/52nd-indian-national-premier-championship zie partij Karthikeyan - Deepan waarin zwart op ongeveer -5 staat als winst maar toch door de complicaties verliest.
    Het enige probleem met dit soort ophemelen van praktisch schaak is dat we niet zien hoeveel keer een speler er niet in slaagt om de bordjes te verhangen na het speculatief stukoffer. Enkel wanneer het recept werkt, wordt de partij gepubliceerd anders verdwijnt het offer als een blunderpartij. Ik geloof niet dat met opzet jezelf brengen in een objectief inferieure stellingen maar met praktische winstkansen voor iedere speler op lange termijn gunstig is.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wel, het grote tegenvoorbeeld (op jouw laatste zin) is natuurlijk Tal. In deze tijden van computeranalyses kan je twee richtingen uit: ofwel de hoofdlijnen van de theorie uitanalyseren en met powerplay je tegenstander in een verloren (met wit) of remise (met zwart) eindspel krijgen; dat lijkt de aanpak voor de waarheidszoekers. Het voordeel is dat je meer "gelijkaardige" stellingen op je bord zal krijgen en misschien meer rendement haalt uit je werk. De andere aan pak is precies de omgekeerde: in zijlijntjes proberen geforceerde voortzettingen te zoeken, die riskant zijn, maar waarbij de tegenstander veel nauwkeuriger een smal pad moet volgen om niet in het moeras te verzinken. Ik kan me voorstellen dat de artistieke en zeker de sportieve schakers hierin hun draai vinden. Je kan zeggen dat Carlsen daar tussenin zweeft: hij speelt geen hoofdlijnen, noch geforceerde zijvariantjes, maar probeert zo snel mogelijk in een middenspel te komen, om zijn klasse (en niet zozeer zijn geheugen) uit te spelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik dacht dat Kasparov al had geschreven dat Tal niet te copieren is. Velen hebben getracht te spelen zoals hem maar moesten vaststellen dat ze er geen succes mee behaalden. Daarom dat ik ook schreef dat dit spelen voor praktische winstkansen en nauwelijks rekening houden met de objectieve evaluatie van een stelling niet voor iedere speler zal werken.

    Ik vind ook dat je stijl niet mag afrekenen op opening wat echter velen doen. Stijl heeft voor mij meer eerder te maken hoe je het middenspel speelt. Als bijna elke partij die je speelt in de databases belandt (wat voor mij grotendeels het geval is) dan kan je geen 2 keer dezelfde zijlijntje met geforceerde voorzettingen spelen want een 2de keer is de tegenstander voorbereid (tenminste op + 2000 niveau). Iedereen wil openingen spelen die je meerdere keren kunt spelen zonder een specifieke voorbereiding te vrezen. Nu niet iedereen wenst veel tijd in de openingen te steken. Openingen studeren zou ik geen stijl noemen maar eerder ambities/ interesse.

    Een opening bepaalt ook voor een stuk welk soort type middenspelen op het bord komen dus hier komt stijl wel weer te voorschijn. Echter er is geen rechtstreeks verband tussen het type middenspel dat je wil bereiken en het feit dat je "een waarheidszoeker" bent. Ik ken spelers die weinig tijd steken in hun openingen maar zowel tactisch rijke middenspelen opzoeken als rustige positionele middenspelen. Hetzelfde geldt voor spelers die veel tijd steken in openingen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik denk dat er wel meerdere kibitzers uit Vlaanderen weer gaan afzakken naar Wijk aan Zee, Rotterdam of Den Haag in het komende Tata-tornooi. Het "kibitzen voor de fun" is een belangrijk aspect van het schaken, waarbij de mix interessante partijen volgen - oude bekenden tegen het lijf lopen - de sfeer opsnuiven voor veel mensen aantrekkelijk is. Dit alles gecombineerd met een hapje en een drankje, is voor de schaakfan het alternatief van een dagje winkelen voor vrouwlief. Daarnaast de kans hebben om je schaakhelden in real life te zien (selfie, handtekening, handdruk, ... al dan niet inbegrepen) is dan de kers op de taart.
    Wanneer je zoals in goed georganiseerde tornooien (Nederland, Gent open, ...) dan ook nog commentaarzalen hebt, of de partijen live kan volgen in een apart zaaltje, kan een schaaktoerist zijn pret niet meer op. Net zoals de toeschouwers op veldritten, F1 of voetbal niet noodzakelijk het sportieve niveau kunnen begrijpen, weerhoudt dat hen er niet van om van het spektakel en de sfeer te genieten.
    Laten we hopen dat er geen trend ontstaat, waarbij volledige tornooien enkel nog maar online zouden doorgaan, ik zou het zeker een verarming vinden van wat schaken betekent.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Bovenstaande was natuurlijk geschreven vanuit mannelijk oogpunt - dames zijn natuurlijk welkom als kibitzers, ze kunnen het beschouwen als het alternatief van een namiddag voetbal voor manlief :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  7. De uitzondering bevestigt de regel want dat is Wijk aan Zee toch wel betreffende kibitzen. Persoonlijk denk ik dat wat meer PR bij andere tornooien een boost zou geven aan de visibiliteit van tornooien.
    Schaakfabriek doet een warme oproep om wat meer PR te doen voor tornooien. http://schaakfabriek.be/2015/01/04/gelukkig-nieuwjaar/
    Ik hoop echt dat er hulp komt maar ik vrees er een beetje voor.

    BeantwoordenVerwijderen