woensdag 28 mei 2014

Een repertoire opbouwen

Laatst stond er een verrassende brief op schaakfabriek. Over de werkelijke toedracht van die brief wil ik het hier niet hebben maar ik wou wel even inzoomen op de passage waarin wordt gesteld dat men veel tijd steekt in het schaken. De definitie 'veel' is uiteraard erg vaag maar het feit dat de spelers die de brief ondertekenden (bijna) allemaal een of andere meestertitel hebben, laat uitschijnen dat er een link bestaat tussen het niveau van een speler en de tijd men aan het schaken spendeert. Niets nieuws onder de zon want ik heb het al vele keren gehad over de 10.000 uren regel op mijn blog maar het feit dat er voor het eerst een hele resem Belgische (top-)spelers onrechtstreeks toegeeft dat hun resultaten niet vanzelf zijn gekomen, vind ik toch opmerkelijk.

Dezelfde passage vertelt ons tevens in welke domeinen deze spelers heel wat tijd spenderen. De eerste 2 domeinen vermeld, zijn gerelateerd aan openingen: het bestuderen van openingen en voorbereiden tegen een tegenstander. Ook dit vind ik bijzonder want hiermee laat deze groep van spelers verstaan dat openingen wel heel belangrijk zijn voor hen. Echter als ik kijk naar de modale clubspelers dan zien we toch erg grote verschillen want openingen zijn bijlange niet zo belangrijk voor hen. Vanaf welke sterkte wordt precies het bestuderen van openingen een substantieel onderdeel van de tijdsbesteding in het schaken?

Vooreerst kunnen we niet ontkennen dat openingen studeren een sterke correlatie heeft met hoe sterk de persoonlijke ambities zijn. Openingen studeren is nu niet 1 van de meest aantrekkelijkste aspecten in het schaken dus doorzetting en wilskracht zijn noodzakelijk. Ambities zijn dan op hun beurt sterk verbonden met iemands rating zoals beschreven in mijn blogartikeltje ambities. Echter belangrijker dan ambities is uiteraard het rendement van openingen te studeren. Voor mijzelf bepaalde ik eens dat het verschil tussen een goede of slechte opening ongeveer 80 elopunten in prestatie bedraagt, zie blogartikeltje schaakopeningen studeren. Verder zien we ook dat er een belangrijke toename van het rendement gebeurt vanaf de tegenstanders meer dan 2250 elo hebben. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat vanaf dit niveau de spelers makkelijker een openingsvoordeeltje kunnen vasthouden maar ik moet toegeven dat de data eigenlijk te beperkt zijn om serieuze conclusies te trekken.

Wel staat vast dat sterke spelers veel vaker een voorbereiding moeten vrezen want er staat nu eenmaal veel meer materiaal in de databases waarvan de tegenstander gebruik kan maken. In mijn artikeltje de sterktelijst toon ik duidelijk aan dat vanaf een 2200 rating, partijen op regelmatige basis worden opgenomen in de databases. In tegenstelling met de gewone clubspeler beschikken deze sterkere spelers niet meer over de luxe om jarenlang zorgeloos dezelfde (dubieuze) openingen te spelen zoals ik al eens vermeldde in een commentaar. Dus ik durf te concluderen dat openingen studeren en bijgevolg een serieus repertoire opbouwen vanaf 2200/2300 elo echt belangrijk wordt. Hoe wordt zulk serieus repertoire opgebouwd?

In het artikeltje welke partijen analyseren geef ik aan dat 80% van mijn analyses gemaakt worden op de eigen partijen. Ik vermoed dat tegenwoordig zeker 3/4 van die tijd naar de opening gaat waardoor ik vooral diepgang creëer in mijn repertoire. Dit vind ik niet overbodig want tegenstanders bereiden zich voor op het beschikbare materiaal dat ze over mijzelf kunnen terugvinden en mits diepe analyses waarvoor normaal geen tijd is tijdens een partijvoorbereiding, tracht ik mijzelf hier tegen te wapenen. Dit is dan ook het enige alternatief dat ik heb met de wetenschappelijke aanpak t.o.v. spelers die frequent variëren. Attente lezers zullen het zeker al opgevallen zijn dat ik geregeld stukjes van die diepe analyses publiceer op deze blog. Linton Donovan maakte bijvoorbeeld dankbaar gebruik van wat ik schreef in het blogartikeltje tactiek om de sterke FM Martin Ahn te verslaan, zie partij. Om zelf niet de dupe te worden van mijn eigen publicaties geef ik wel toe dat ik af en toe iets met opzet weglaat maar ik tracht dit tot een minimum te beperken tot enkel de fragmenten waarmee ik mijzelf te veel pijn zou kunnen doen in een serieuze partij en trouwens nog weinig of geen toegevoegde waarde brengt aan het artikel.

Slechts de eigen partijen gebruiken om een goed repertoire op te bouwen is onvoldoende (iets wat ik slechts door ervaring leerde). Naast diepgang is het ook noodzakelijk om in de breedte te werken en hiervoor gebruik ik voornamelijk partijvoorbereidingen. Dat partijvoorbereidingen voor vele spelers een goede stimulans zijn om aan openingen te werken, kan je bijvoorbeeld lezen in een reactie van de Belgische FM Tom Piceu welke reeds in het artikel de valse waarheid ter sprake kwam. De voorbije 2 interclubseizoenen in de Belgische 1ste klasse waren dan ook voor mij een ideale motivator om serieuze progressie in mijn repertoire te maken. Meer dan 75 uren spenderen aan de partijvoorbereidingen in het seizoen 2012-2013 zoals neergepend in het artikeltje de sterktelijst was ondanks een gebrek aan directe resultaten geen verloren investering. Alle analyses (o.a. gebaseerd op de methode van de groene zetten) worden steeds geïnventariseerd met behulp van een persoonlijk wit en zwart openingboek op de computer.

Dit seizoen kon ik al heel wat hergebruiken in nieuwe partijvoorbereidingen. Dit zorgt niet alleen dat er minder voorbereidingstijd nodig is maar vooral dat er meer tijd over is om iets dieper te graven in de repertoires van de mogelijke tegenstanders (geen luxe door het grote onevenwicht tussen de kleine en grote clubs van de 1ste klasse). Hierdoor was ik bijvoorbeeld in staat om goed door de opening te komen in mijn partij tegen Dejan (beschreven in het artikeltje camouflage). Een ander voordeel van de maturatie van mijn repertoire merkte ik op in de 10de ronde toen plots de Nederlandse IM Henk Vedder verscheen als tegenstander. Hij had nog niet eerder dit seizoen meegespeeld in de Belgische interclub dus het was voor mij een totale verrassing dat hij aan mijn bord verscheen. Desalniettemin kwam ik prachtig uit de opening en het is jammer dat ik net niet voldoende scherp durfde/ kon spelen om het volle punt ook effectief binnen te halen. Misschien zal tijdsgebrek ook wel een beperkte rol gespeeld hebben want ik heb nu eenmaal veel tijd nodig om een oude analyse terug op te rakelen. Je wil geen domme fout maken met de zettenvolgorde.
Ik speelde mijn 10de en 11de zet snel waardoor ik vermoed dat Henk wel doorhad dat ik op zekere hoogte vertrouwd was met deze nochtans zonderlinge zijvariant. Zijn keuze voor het passieve maar meer strategische 11... Da6 , i.p.v. het explosieve 11...Pxb4 was dan ook begrijpelijk. Zeker geen verkeerde keuze want reeds in 2009 had ik er uitgebreid naar gekeken naar aanleiding van het repertoire van Mher Hovhanisian (zie een uitgebreid zwartrepertoire). Toen vorig jaar in het toptornooi van Dortmund (verrassend gewonnen door Michael Adams) deze variant in een partij op het bord kwam, was ik dan ook benieuwd in hoeverre mijn analyses zouden overeenstemmen.
Dankzij de recente intensieve partijvoorbereidingen heb ik nu wel een breder repertoire kunnen opbouwen maar voor sommige spelers houdt het hier niet mee op. Uiteindelijk blijf je voor een stuk achterop hinken met je repertoire op de laatste ontwikkelingen als je slechts baseert op gespeelde partijen van jezelf of je tegenstanders. Om maximaal competitief te zijn, moet je alle trends opvolgen. Nieuwe boeken, schaakmagazines,... op geregelde tijdstippen aankopen is dan ook een must. Meer hierover heb ik al geschreven in het artikeltje de volgorde. Een repertoire opbouwen is dus niet alleen iets van een lange adem maar tevens nooit af. Ik prijs vaak de minder ervaren spelers gelukkig want deze minder mooie kant van het schaken, blijft voor hen tot een minimum beperkt.

Brabo

vrijdag 16 mei 2014

Handleidingen

Het schaken heeft een uitzonderlijk rijke geschiedenis wat voor mij persoonlijk een serieuze meerwaarde betekent t.o.v. andere spelletjes. Echter om te laten doorschijnen zoals Tom Piceu in een reactie op mijn blogartikeltje kinderen leren schaken dat dit voor iedereen geldt, is onjuist. Ik herinner mij eens dat we in mijn eerste club de torrewachters een quiz deden over de schaakgeschiedenis waarin het mij opviel dat de kennis toch wel heel beperkt was van de meeste deelnemers.

Desondanks zal ik niet ontkennen dat er wel degelijk een niche-markt bestaat voor schaakgeschiedenis. Ik denk bijvoorbeeld aan de boekenreeks van Kasparov over de wereldkampioenen die verkochten als zoete broodjes. Daarnaast bestaan ook columns en websites : Past PiecesInside Chess van de Amerikaanse GM Yasser Seirawanthe kibitzer of dichter bij huis de Belgische schaakgeschiedenis of de uitgebreide online archieven van de CREB.

In mijn blogartikels laat ik het nooit na om referenties te maken naar ouder materiaal en dat is een eufemisme als je kijkt hoeveel linken er gemiddeld per artikeltje staan. Soms is dit om aan te tonen dat je vaak iets kunt leren van wat vroeger al eens op het bord kwam, zie bv. oude wijn in nieuwe zakken. Soms is het om uit te leggen hoe ik recent tot bepaalde keuzes kwam: zie bv. hollandse stappen in de engelse opening of de valse waarheid. Vaak is het om iets beter te illustreren zoals bv in o.a. de artikels schaakintuitie en excelsior. Ik ben dus een grote aanhanger van een goed gedocumenteerd werk waarmee de schrijver toont dat hij (enig) onderzoek heeft gedaan en redelijk tot erg goed op de hoogte is van de materie.

Ik was dan ook enigszins verrast om vast te stellen dat veel commerciële publicaties zo weinig of zelfs geen rekening houden met de schaakgeschiedenis. Een opening zoals het Koningsgambiet was 300 jaar 1 van de meest populaire openingen maar in het recente werk The King's Gambit van John Shaw wordt hier nauwelijks over gepraat. Op chesspub kan je meerdere threads vinden waarin aangetoond wordt, hoe weinig referenties werden gebruikt naar ouder materiaal waardoor vaak al dan niet onterecht reeds bekende zetten als nieuw worden beschouwd. Het twee paardenspel is een gelijkaardige opening waarvan de eerste sporen reeds teruggaan naar eind 16de eeuw. In het erg recente werk a black repertoire against the two knights by Robert Ris wordt opnieuw nauwelijks hierover iets gezegd. De review van Arne Moll op chessvibes was daarom zeker terecht.

Het is wel een feit dat je zonder naslagwerk en referenties zeker hoogstaande analyses kunt maken en neerschrijven. In een reactie op het artikeltje voortgang van schaakprogramma's had ik al eerder laten noteren dat ik alle analyses gemaakt voor 2007 sowieso opnieuw doe omdat ze vrij waardeloos zijn door de steeds sterker geworden programma's. Zelfs in recentere analyses merk ik al opnieuw verbeteringen. Dus ik kan best begrijpen waarom bepaalde auteurs, zoals Peter Lalic op chesspub vertelt, hun boek geschreven hebben aan de hand van de laatste megadatabase en een schaakprogramma. Echter enkel kijken naar de waarheid maakt een boek snel koud en afstandelijk. Schaken is veel meer dan enkel evaluaties. Die boeken zijn wellicht goede handleidingen vandaag om in tornooischaak veel punten te scoren maar hun waarde daalt snel op lange termijn. Praten over geschiedenis is voor mij fun en alles blijft ook beter hangen als het aangenaam lezen is.

Zeker met boeken in papierversie is er steeds een gevecht voor ruimte waardoor vaak heel wat geschrapt wordt. Zo herinner ik mij toen ik ondersteuning gaf aan de analyses van het boek 'Win with the Stonewall Dutch' dat er een voortdurende strijd was met de maximale toegelaten dikte van het boek.
Ik hield mij helemaal afzijdig van het concept en de keuzes maar vond het wel jammer dat er erg weinig aandacht werd geschonken aan het oude traditionele recept van Lc8-d7-e8-h5(g6) o.a. omdat het historisch belangrijk was. Op pagina 25, 5de partij wordt verteld dat dit manoeuvre vroeger de standaard methode was om de loper te activeren maar vandaag wordt beschouwd als iets te traag en grotendeels vervangen door het moderne plan b6. Spijtig wordt dit nergens geïllustreerd dus vond ik het hier wel eens opportuun om dit gemis goed te maken.

Een eerste belangrijke referentiepartij waarin duidelijk blijkt dat zwart wel degelijk nogal traag is om tegenspel te vinden, is een correspondentiepartij van 1999 waarin de Argentijnse specialist en IM Walter Fabian Bonnati van het bord werd weggedrukt.
Een 2de belangrijke referentiepartij is een grootmeesterduel in 2006 waarin de Stonewall specialist en Russische grootmeester Alexei Iljushin kansloos werd weg geschoven.
Zelf speelde ik het systeem tot 2007. Na mijn uitgebreide analyses op mijn partij tegen David Vincent (Franse IM, in 2012 overleden op 36 jarige leeftijd) switchte ik naar het moderne plan met b6.
Ik ben niet iemand die zomaar gelooft wat men schrijft dus illustraties vind ik een noodzakelijke aanvulling. Een top-boek is dus voor mij meer dan een handleiding.

Brabo

maandag 5 mei 2014

Einstellung effect

De laatste decennia zijn grote stappen voorwaarts gemaakt in het beter begrijpen van hoe het menselijke brein functioneert maar tezelfdertijd beseffen we ook dat de psychologie een wetenschap is die nog steeds in zijn kinderschoenen staat. Net deze gebrekkige en onvolledige informatie zorgt ervoor dat velen psychologie niet serieus nemen. Onterecht want zelfs vandaag valt er al heel wat te winnen door rekening te houden met psychologie.

Zelf heb ik al vele jaren een grote nieuwsgierigheid naar het begrijpen van de psyche. Misschien heb ik wel de verkeerde studierichting gevolgd maar thuis bestond er geen draagvlak voor psychologie dus werd het logischer wijze ingenieur. Nu als ik vandaag een artikeltje of tv-programma hierover kan meepikken dan zal ik dit zeker niet negeren en het spreekt voor zich als dit gecombineerd wordt met het schaken dat mijn interesse enkel versterkt wordt. Zo verschenen recent 2 leuke artikeltjes op chessbase over o.a. het Einstellung effect: artikel 1 en artikel 2. Hierin wordt uitgelegd hoe eerdere ervaringen vaak een belangrijke invloed hebben op nieuwe keuzes wat af en toe tot vreemde fouten kan leiden.

Eigenlijk heb ik al voorbeelden van dit effect besproken op deze blog zonder het met de wetenschappelijke naam te benoemen. Ik denk hierbij aan mijn 1ste artikeltje over schaakintuitie waarin ik aangeef dat het reproduceren van analyses niet altijd beter is dan zelf zonder enige openingskennis zetten te zoeken. Kennis is vaak onvolledig of gedateerd. Het geheugen heeft beperkingen waardoor het reproduceren slechts gedeeltelijk lukt of zelfs helemaal de soep indraait wanneer varianten door elkaar worden gehaald. In mijn 2de artikeltje over schaakintuitie deel 2 toonde ik de gevaren van het toepassen van eerder aangeleerde patronen, thema's want elke kleine verandering in een stelling kan beslissend zijn of iets al dan niet werkt.

Terwijl deze eerdere artikeltjes het hebben over de impact van ervaringen soms lang voorafgaand aan de partij, wil ik het deze keer hebben over ervaringen tijdens een partij die het verdere verloop op vreemde wijze beïnvloeden. M.a.w. ik wil aantonen dat het Einstellung effect ook in een zeer korte tijdspanne kan gebeuren. Dit is eigenlijk niets nieuws wat wie kent niet de volgende mop? Beantwoord de volgende vragen! Welke kleur heeft de eerste witte koelkast? Welke kleur heeft de tweede witte koelkast? Welke kleur heeft de derde witte koelkast? Wat drinkt een koe?

Velen antwoorden verkeerd op de laatste vraag wanneer ze deze mop voor het eerst horen omdat ze misleid worden door de eerdere vragen. Ik geloof dat ik ook zoiets tegenkwam in mijn interclubpartij tegen de Bulgaarse grootmeester Dejan Bojkov (die ik al eens toepasselijk eerder vermelde in mijn artikeltje camouflage ).
Dus omdat ik een zet eerder Ta6 na enige reflectie terecht had genegeerd, spendeerde ik foutief er geen aandacht meer later aan. Het feit dat ik bovendien in lichte tijdnood zat en dacht een winnende combinatie te zien, zal ook wel een rol gespeeld hebben maar ik acht het einstellung effect als de hoofdverantwoordelijke voor het missen van de simpele winst. Nu als de lezer denkt dat kom ik niet tegen dan vond ik het grappig om te lezen op de blog van jawel mijn tegenstander dat hij net hetzelfde schreef in het artikeltje the art of excuses. Ik quote: "It is funny how people (or it is probably just me) tend to miss recurring tactical themes in a single game."

Het toppunt dat ik eens meemaakte van een wederkerend tactisch motief was een combinatie waarin ik compleet de switch-back miste. Goed geconcentreerd moet ik wellicht ook niet geweest zijn want ik kan nog altijd niet geloven dat ik zelfs na heel wat tijd te spenderen zulke blunder speelde.
Dit soort blunders zijn niet alleen pijnlijk maar eveneens erg moeilijk te vermijden. We zijn geen computers die elke stelling opnieuw van scratch berekenen en vergeten wat vooraf is gebeurd (met uitzondering van exact identieke stellingen). Ik vind het vaak fascinerend hoe programma's in een oogwenk totaal verschillende evaluaties tonen bij de kleinste verandering aan de stelling. Vaak steek ik dan ook tijd in het zoeken waarom dit net voor het Vlindereffect heeft gezorgd. Zo herinner ik mij bv. een recente openingsanalyse van mijn partij tegen de Deen Jens Frederiksen (een partijfragment kwam al aan bod in mijn artikel excelsior) waar de programma's met de gekke zet 9...,Kd7 op de proppen kwamen.
Het zich onttrekken van het Einstellung effect is erg moeilijk of misschien zelfs onmogelijk voor de meesten. Ook voor mezelf stel ik vast dat ik snel onbewust bepaalde handelingen doe waarvan ik ze achteraf niet begrijp. Mogelijks kan hiertegen wel weerstand worden opgebouwd door jezelf te verplichten vaak nieuwe onbekende dingen te proberen en dus uit de comfortzone te gaan. Makkelijker gezegd dan gedaan uiteraard want de verlokking om snel puntengewin door zich te baseren op bekende materie is erg groot.

Brabo