Laatst stond er een verrassende brief op schaakfabriek. Over de werkelijke toedracht van die brief wil ik het hier niet hebben maar ik wou wel even inzoomen op de passage waarin wordt gesteld dat men veel tijd steekt in het schaken. De definitie 'veel' is uiteraard erg vaag maar het feit dat de spelers die de brief ondertekenden (bijna) allemaal een of andere meestertitel hebben, laat uitschijnen dat er een link bestaat tussen het niveau van een speler en de tijd men aan het schaken spendeert. Niets nieuws onder de zon want ik heb het al vele keren gehad over de 10.000 uren regel op mijn blog maar het feit dat er voor het eerst een hele resem Belgische (top-)spelers onrechtstreeks toegeeft dat hun resultaten niet vanzelf zijn gekomen, vind ik toch opmerkelijk.
Dezelfde passage vertelt ons tevens in welke domeinen deze spelers heel wat tijd spenderen. De eerste 2 domeinen vermeld, zijn gerelateerd aan openingen: het bestuderen van openingen en voorbereiden tegen een tegenstander. Ook dit vind ik bijzonder want hiermee laat deze groep van spelers verstaan dat openingen wel heel belangrijk zijn voor hen. Echter als ik kijk naar de modale clubspelers dan zien we toch erg grote verschillen want openingen zijn bijlange niet zo belangrijk voor hen. Vanaf welke sterkte wordt precies het bestuderen van openingen een substantieel onderdeel van de tijdsbesteding in het schaken?
Vooreerst kunnen we niet ontkennen dat openingen studeren een sterke correlatie heeft met hoe sterk de persoonlijke ambities zijn. Openingen studeren is nu niet 1 van de meest aantrekkelijkste aspecten in het schaken dus doorzetting en wilskracht zijn noodzakelijk. Ambities zijn dan op hun beurt sterk verbonden met iemands rating zoals beschreven in mijn blogartikeltje ambities. Echter belangrijker dan ambities is uiteraard het rendement van openingen te studeren. Voor mijzelf bepaalde ik eens dat het verschil tussen een goede of slechte opening ongeveer 80 elopunten in prestatie bedraagt, zie blogartikeltje schaakopeningen studeren. Verder zien we ook dat er een belangrijke toename van het rendement gebeurt vanaf de tegenstanders meer dan 2250 elo hebben. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat vanaf dit niveau de spelers makkelijker een openingsvoordeeltje kunnen vasthouden maar ik moet toegeven dat de data eigenlijk te beperkt zijn om serieuze conclusies te trekken.
Wel staat vast dat sterke spelers veel vaker een voorbereiding moeten vrezen want er staat nu eenmaal veel meer materiaal in de databases waarvan de tegenstander gebruik kan maken. In mijn artikeltje de sterktelijst toon ik duidelijk aan dat vanaf een 2200 rating, partijen op regelmatige basis worden opgenomen in de databases. In tegenstelling met de gewone clubspeler beschikken deze sterkere spelers niet meer over de luxe om jarenlang zorgeloos dezelfde (dubieuze) openingen te spelen zoals ik al eens vermeldde in een commentaar. Dus ik durf te concluderen dat openingen studeren en bijgevolg een serieus repertoire opbouwen vanaf 2200/2300 elo echt belangrijk wordt. Hoe wordt zulk serieus repertoire opgebouwd?
In het artikeltje welke partijen analyseren geef ik aan dat 80% van mijn analyses gemaakt worden op de eigen partijen. Ik vermoed dat tegenwoordig zeker 3/4 van die tijd naar de opening gaat waardoor ik vooral diepgang creëer in mijn repertoire. Dit vind ik niet overbodig want tegenstanders bereiden zich voor op het beschikbare materiaal dat ze over mijzelf kunnen terugvinden en mits diepe analyses waarvoor normaal geen tijd is tijdens een partijvoorbereiding, tracht ik mijzelf hier tegen te wapenen. Dit is dan ook het enige alternatief dat ik heb met de wetenschappelijke aanpak t.o.v. spelers die frequent variëren. Attente lezers zullen het zeker al opgevallen zijn dat ik geregeld stukjes van die diepe analyses publiceer op deze blog. Linton Donovan maakte bijvoorbeeld dankbaar gebruik van wat ik schreef in het blogartikeltje tactiek om de sterke FM Martin Ahn te verslaan, zie partij. Om zelf niet de dupe te worden van mijn eigen publicaties geef ik wel toe dat ik af en toe iets met opzet weglaat maar ik tracht dit tot een minimum te beperken tot enkel de fragmenten waarmee ik mijzelf te veel pijn zou kunnen doen in een serieuze partij en trouwens nog weinig of geen toegevoegde waarde brengt aan het artikel.
Slechts de eigen partijen gebruiken om een goed repertoire op te bouwen is onvoldoende (iets wat ik slechts door ervaring leerde). Naast diepgang is het ook noodzakelijk om in de breedte te werken en hiervoor gebruik ik voornamelijk partijvoorbereidingen. Dat partijvoorbereidingen voor vele spelers een goede stimulans zijn om aan openingen te werken, kan je bijvoorbeeld lezen in een reactie van de Belgische FM Tom Piceu welke reeds in het artikel de valse waarheid ter sprake kwam. De voorbije 2 interclubseizoenen in de Belgische 1ste klasse waren dan ook voor mij een ideale motivator om serieuze progressie in mijn repertoire te maken. Meer dan 75 uren spenderen aan de partijvoorbereidingen in het seizoen 2012-2013 zoals neergepend in het artikeltje de sterktelijst was ondanks een gebrek aan directe resultaten geen verloren investering. Alle analyses (o.a. gebaseerd op de methode van de groene zetten) worden steeds geïnventariseerd met behulp van een persoonlijk wit en zwart openingboek op de computer.
Dit seizoen kon ik al heel wat hergebruiken in nieuwe partijvoorbereidingen. Dit zorgt niet alleen dat er minder voorbereidingstijd nodig is maar vooral dat er meer tijd over is om iets dieper te graven in de repertoires van de mogelijke tegenstanders (geen luxe door het grote onevenwicht tussen de kleine en grote clubs van de 1ste klasse). Hierdoor was ik bijvoorbeeld in staat om goed door de opening te komen in mijn partij tegen Dejan (beschreven in het artikeltje camouflage). Een ander voordeel van de maturatie van mijn repertoire merkte ik op in de 10de ronde toen plots de Nederlandse IM Henk Vedder verscheen als tegenstander. Hij had nog niet eerder dit seizoen meegespeeld in de Belgische interclub dus het was voor mij een totale verrassing dat hij aan mijn bord verscheen. Desalniettemin kwam ik prachtig uit de opening en het is jammer dat ik net niet voldoende scherp durfde/ kon spelen om het volle punt ook effectief binnen te halen. Misschien zal tijdsgebrek ook wel een beperkte rol gespeeld hebben want ik heb nu eenmaal veel tijd nodig om een oude analyse terug op te rakelen. Je wil geen domme fout maken met de zettenvolgorde.
Ik speelde mijn 10de en 11de zet snel waardoor ik vermoed dat Henk wel doorhad dat ik op zekere hoogte vertrouwd was met deze nochtans zonderlinge zijvariant. Zijn keuze voor het passieve maar meer strategische 11... Da6 , i.p.v. het explosieve 11...Pxb4 was dan ook begrijpelijk. Zeker geen verkeerde keuze want reeds in 2009 had ik er uitgebreid naar gekeken naar aanleiding van het repertoire van Mher Hovhanisian (zie een uitgebreid zwartrepertoire). Toen vorig jaar in het toptornooi van Dortmund (verrassend gewonnen door Michael Adams) deze variant in een partij op het bord kwam, was ik dan ook benieuwd in hoeverre mijn analyses zouden overeenstemmen.
Dankzij de recente intensieve partijvoorbereidingen heb ik nu wel een breder repertoire kunnen opbouwen maar voor sommige spelers houdt het hier niet mee op. Uiteindelijk blijf je voor een stuk achterop hinken met je repertoire op de laatste ontwikkelingen als je slechts baseert op gespeelde partijen van jezelf of je tegenstanders. Om maximaal competitief te zijn, moet je alle trends opvolgen. Nieuwe boeken, schaakmagazines,... op geregelde tijdstippen aankopen is dan ook een must. Meer hierover heb ik al geschreven in het artikeltje de volgorde. Een repertoire opbouwen is dus niet alleen iets van een lange adem maar tevens nooit af. Ik prijs vaak de minder ervaren spelers gelukkig want deze minder mooie kant van het schaken, blijft voor hen tot een minimum beperkt.
Brabo
Vooreerst kunnen we niet ontkennen dat openingen studeren een sterke correlatie heeft met hoe sterk de persoonlijke ambities zijn. Openingen studeren is nu niet 1 van de meest aantrekkelijkste aspecten in het schaken dus doorzetting en wilskracht zijn noodzakelijk. Ambities zijn dan op hun beurt sterk verbonden met iemands rating zoals beschreven in mijn blogartikeltje ambities. Echter belangrijker dan ambities is uiteraard het rendement van openingen te studeren. Voor mijzelf bepaalde ik eens dat het verschil tussen een goede of slechte opening ongeveer 80 elopunten in prestatie bedraagt, zie blogartikeltje schaakopeningen studeren. Verder zien we ook dat er een belangrijke toename van het rendement gebeurt vanaf de tegenstanders meer dan 2250 elo hebben. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat vanaf dit niveau de spelers makkelijker een openingsvoordeeltje kunnen vasthouden maar ik moet toegeven dat de data eigenlijk te beperkt zijn om serieuze conclusies te trekken.
Wel staat vast dat sterke spelers veel vaker een voorbereiding moeten vrezen want er staat nu eenmaal veel meer materiaal in de databases waarvan de tegenstander gebruik kan maken. In mijn artikeltje de sterktelijst toon ik duidelijk aan dat vanaf een 2200 rating, partijen op regelmatige basis worden opgenomen in de databases. In tegenstelling met de gewone clubspeler beschikken deze sterkere spelers niet meer over de luxe om jarenlang zorgeloos dezelfde (dubieuze) openingen te spelen zoals ik al eens vermeldde in een commentaar. Dus ik durf te concluderen dat openingen studeren en bijgevolg een serieus repertoire opbouwen vanaf 2200/2300 elo echt belangrijk wordt. Hoe wordt zulk serieus repertoire opgebouwd?
In het artikeltje welke partijen analyseren geef ik aan dat 80% van mijn analyses gemaakt worden op de eigen partijen. Ik vermoed dat tegenwoordig zeker 3/4 van die tijd naar de opening gaat waardoor ik vooral diepgang creëer in mijn repertoire. Dit vind ik niet overbodig want tegenstanders bereiden zich voor op het beschikbare materiaal dat ze over mijzelf kunnen terugvinden en mits diepe analyses waarvoor normaal geen tijd is tijdens een partijvoorbereiding, tracht ik mijzelf hier tegen te wapenen. Dit is dan ook het enige alternatief dat ik heb met de wetenschappelijke aanpak t.o.v. spelers die frequent variëren. Attente lezers zullen het zeker al opgevallen zijn dat ik geregeld stukjes van die diepe analyses publiceer op deze blog. Linton Donovan maakte bijvoorbeeld dankbaar gebruik van wat ik schreef in het blogartikeltje tactiek om de sterke FM Martin Ahn te verslaan, zie partij. Om zelf niet de dupe te worden van mijn eigen publicaties geef ik wel toe dat ik af en toe iets met opzet weglaat maar ik tracht dit tot een minimum te beperken tot enkel de fragmenten waarmee ik mijzelf te veel pijn zou kunnen doen in een serieuze partij en trouwens nog weinig of geen toegevoegde waarde brengt aan het artikel.
Slechts de eigen partijen gebruiken om een goed repertoire op te bouwen is onvoldoende (iets wat ik slechts door ervaring leerde). Naast diepgang is het ook noodzakelijk om in de breedte te werken en hiervoor gebruik ik voornamelijk partijvoorbereidingen. Dat partijvoorbereidingen voor vele spelers een goede stimulans zijn om aan openingen te werken, kan je bijvoorbeeld lezen in een reactie van de Belgische FM Tom Piceu welke reeds in het artikel de valse waarheid ter sprake kwam. De voorbije 2 interclubseizoenen in de Belgische 1ste klasse waren dan ook voor mij een ideale motivator om serieuze progressie in mijn repertoire te maken. Meer dan 75 uren spenderen aan de partijvoorbereidingen in het seizoen 2012-2013 zoals neergepend in het artikeltje de sterktelijst was ondanks een gebrek aan directe resultaten geen verloren investering. Alle analyses (o.a. gebaseerd op de methode van de groene zetten) worden steeds geïnventariseerd met behulp van een persoonlijk wit en zwart openingboek op de computer.
Dit seizoen kon ik al heel wat hergebruiken in nieuwe partijvoorbereidingen. Dit zorgt niet alleen dat er minder voorbereidingstijd nodig is maar vooral dat er meer tijd over is om iets dieper te graven in de repertoires van de mogelijke tegenstanders (geen luxe door het grote onevenwicht tussen de kleine en grote clubs van de 1ste klasse). Hierdoor was ik bijvoorbeeld in staat om goed door de opening te komen in mijn partij tegen Dejan (beschreven in het artikeltje camouflage). Een ander voordeel van de maturatie van mijn repertoire merkte ik op in de 10de ronde toen plots de Nederlandse IM Henk Vedder verscheen als tegenstander. Hij had nog niet eerder dit seizoen meegespeeld in de Belgische interclub dus het was voor mij een totale verrassing dat hij aan mijn bord verscheen. Desalniettemin kwam ik prachtig uit de opening en het is jammer dat ik net niet voldoende scherp durfde/ kon spelen om het volle punt ook effectief binnen te halen. Misschien zal tijdsgebrek ook wel een beperkte rol gespeeld hebben want ik heb nu eenmaal veel tijd nodig om een oude analyse terug op te rakelen. Je wil geen domme fout maken met de zettenvolgorde.
Brabo