dinsdag 15 april 2014

Universele systemen

Soms krijg ik de vraag van een minder ervaren speler wat voor hem een goede opening met zwart zou kunnen zijn. Het is mij duidelijk als ik deze vraag krijg dat de speler geen ingewikkeld antwoord verwacht gebaseerd op complexe varianten met heel wat studiewerk maar wel een kant en klaar recept dat onmiddellijk en overal kan worden geïmplementeerd. De vraag voor het witte kleur beantwoorden is vrij eenvoudig. Het Colle systeem of ook wel vaak zakenman-opening genoemd, is in een minimum van tijd aan te leren en tegen om het even welke opstelling te spelen. Enkele leuke video's over deze opening kan je bekijken op de chessimprover. Echter voor zwart is het heel wat moeilijker om een universeel systeem te vinden. 

Zoals besproken in mijn artikeltje openen met de f pion bouwde ik mijn zwart-repertoire op door bijna elke openingszet (behalve e4 en g4) te beantwoorden met f5. Wel van een repertoire opbouwen kan je eigenlijk niet spreken want het enige wat ik een beetje kende was de Hollandse moderne stonewall en om mijn (toenmalige) zeer beperkte openingskennis te minimaliseren trachtte ik steeds hetzelfde type stelling op het bord te krijgen. Dus was ik onbewust bezig met de Hollandse moderne stonewall als een universeel systeem te gebruiken. Natuurlijk duurde het niet lang of de eerste barsten verschenen in dit concept. Mijn tegenstanders vonden al snel opstellingen waardoor ze makkelijk een openingsvoordeel konden verkrijgen wat mij noodzaakte om aanpassingen uit te voeren. In mijn artikeltje hollandse stappen in de engelse opening bespreek ik 1 van die calavarietochten.

Een bijkomend nadeel van de Hollandse moderne stonewall of ruimer genomen het Hollands als universeel systeem, is dat het voor de tegenstanders wel erg gemakkelijk wordt om iets gevaarlijks voor te bereiden. Een grappige anekdote in deze context is mijn partij in 2006 tegen de Nederlandse IM Koen Leenhouts. Voor de partij waarschuwde Koen mij dat ik beter mijzelf niet voorbereidde want hij zou iets spelen waarop ik mij onmogelijk kon voorbereiden. Zijn raad volgde ik deels op want enerzijds zag ik ook wel aan zijn repertoire dat hij niet schuw was om te variëren/ experimenteren en anderzijds was ik toen veel te graag bij mijn vriendin (en toekomstige echtgenote).
Nu het is niet omdat het Hollands geen universeel systeem is voor zwart dat er helemaal geen mogelijke opstellingen bestaan. De slaagkans voor een universeel systeem hangt voornamelijk af van de mate hoever er contact met de stukken van de tegenstander is. M.a.w. hoe minder contact, hoe langer de speler ongestoord steeds dezelfde zetten kan spelen. Schaken vanuit de baseline is geboren. Enkele maanden terug schreef de Amerikaanse grootmeester Lubomir Kavalek hierover een leuk artikeltje in de Huffington Post wat overgenomen werd op chessbase. Hierin stelt hij correct dat de hypermodernist Richard Reti 1 van de eerste spelers was die de deugden van deze strategie ten volle trachtte te ontwikkelen. In zijn vervolgartikel toont hij dat deze strategie verder werd ontwikkeld door de Serbische grootmeester Ljubojevic Ljubomir begin jaren 70 door die over te nemen in de Hedgehog of ook vertaald naar het Nederlands egelstelling. Deze moderne opstelling is ook vandaag nog populair wat ik o.a. in Open Leuven van 2011 op het bord kreeg.
De hedgehog is dan wel een excellent voorbeeld van schaken uit de achterste linies, een goed voorbeeld van een universeel systeem is het niet want tenslotte heb je toch c4/ c5 nodig. Om echt een universeel systeem met zwart te creëren, moeten vroege pionzetten op de 5de lijn worden vermeden. Enkele van deze systemen zijn hier al op de blog eens vluchtig aangesneden. Ik denk hierbij aan de Pirc of de Tsjechische verdediging. Deze keer wil ik het hebben over misschien wel het meest universele systeem dat ik ooit gezien heb namelijk de Hippopotamus verdediging of ook wel Nijlpaardopening genoemd. Er bestaat discussie over wat nu precies wel of niet in zulke opstelling mag maar in elk geval is men het er over eens dat zwart zo lang mogelijk op 3 rijen tracht te spelen. Persoonlijk dacht ik altijd dat zoiets goed is voor wat snelschaak tot ik laatst het door de Duitse internationaal meester Haub Thorsten Michael voorgeschoteld kreeg in een serieuze officiële wedstrijd.
Hippo specialist Haub Thorsten Michael  (foto: Fabrice Wantiez)
In de partijvoorbereiding had ik gezien dat TM de hippo op zijn repertoire had staan maar serieuze aandacht had ik er niet aanbesteed omdat Haub slechts 1 van de vele mogelijke tegenstanders was en er uiteraard veel lastigere systemen moesten worden bekeken dan een hippo. Het is dan wellicht ook geen verrassing dat ik met wit al snel slechter kwam te staan.
Ik ontsnapte dus met een dik blauw oog maar zelfs in het achteraf analyseren van de partij vond ik het opmerkelijk hoe flexibel en stevig de hippo eigenlijk is. Het feit dat een + 2400 speler er zich geregeld van bedient, zegt eigenlijk al voldoende over de kwaliteiten. Spelers die dus weinig tijd hebben om openingen te studeren, openingen een noodzakelijk kwaad vinden of gewoon liever lui dan moe zijn, hebben misschien na dit artikeltje eindelijk eens het universele systeem te pakken waarmee ze jaren op hun niveau kunnen meedraaien.

Brabo

woensdag 2 april 2014

Tom Piceu leidt Brugge door 1ste afdeling

De Belgische interclubs eindigden reeds op 23 maart maar veel kan je er op het web niet over lezen. Bovendien in tegenstelling met vorige jaren waren er nauwelijks reacties op schaakfabriek bij het slotartikel waaruit we mogen afleiden dat de interesse voor de 1ste afdeling bij de modale clubschaker op een zeer laag pitje staat. Mijn artikeltje zoals het wilde westen zal misschien daar wel voor een stuk de boosdoener in zijn maar veel schakers vinden het opstellen van buitenlandse huurlingen sowieso een manipulatie van de werkelijke sterkte van de clubs waardoor de uiteindelijke rangschikking een pure geldkwestie is geworden i.p.v. een sportieve.

Desalniettemin kan ik niet ontkennen dat de inbreng van de buitenlandse spelers ook positieve elementen bevat. Voor de (overgebleven) Belgische spelers in 1ste klasse wordt het niveau aanzienlijk opgekrikt wat niet alleen interessantere partijen oplevert maar ook kansen op normen te scoren. Zo zien we dat er nu al enkele jaren lokale spelers zijn die een norm effectief behalen. Grote uitschieter dit jaar was opnieuw Stefan Docx die met 6,5/9 tegen een gemiddelde van 2481 een fabelachtige TPR van 2649 scoorde dus ruim voldoende voor de grootmeesternorm. Dit verdient zeker een artikeltje maar dit laat ik deze keer achterwege omdat ik vorig jaar al 1 geschreven heb over Stefan zie hier, ik dit jaar geen partij tegen hem heb gespeeld en er nog een andere speler is die in de bloemetjes mag worden gezet. Die speler is uiteraard Tom Piceu al vele jaren (20?) bij Brugge en al geruime tijd ook de kapitein van het team.
Tom Piceu
Brugge heeft vroeger ook met professionals gespeeld maar doet het nu al een paar jaar zonder. Echter zelfs met 2 IMs en 3 (?) FMs in de rangen is het nog steeds geen evidentie om in 1ste klasse te blijven wat ook in deze competitie duidelijk werd toen de degradatie pas met het nodige geluk werd afgewimpeld. Op schaaksite staat een mooi artikeltje van de Nederlandse IM Herman Grooten over zijn rol in deze ontknoping. Een belangrijk aandeel in het behoud was zonder twijfel Tom die met een IM-norm een stuk boven de te verwachten individuele score presteerde. 

Dat Tom de capaciteiten heeft om dit soort resultaten te kunnen neerzetten, was mij al lang bekend want 10 jaar geleden scoorde hij al een eerste norm. Voor een buitenstaander zal de tijdspanne tussen beide normen vreemd zijn maar m.i. is er een eenvoudige verklaring. Tom heeft altijd parallel andere rollen (VSF-voorzitter, jeugdleider,...) opgenomen die erg nobel zijn maar uiteraard niet goed te combineren zijn met ambities op het bord. Hopelijk komt die 3de norm nu iets sneller want dat verdient Tom zeker.

Als ik zijn speelstijl omschrijf dan valt mij onmiddellijk op dat hij erg praktisch schaak speelt. Tom kent de noodzakelijk dosis theorie om op zijn niveau mee te kunnen spelen maar is zeker geen specialist. Zijn openingskeuzes Najdorf, Benoni, Benko sluiten goed aan op zijn dynamische speelstijl. Hij gaat hierbij verder dan bv. Jan Rooze door veel minder vast te houden aan materiaal. Hij rekent op zijn eigen gevoel voor het initiatief en de beperkte rekencapaciteiten van de tegenstander in de resulterende complicaties. Hiermee scoort hij af en toe ware schoonheidspareltjes waarvan ik al 2 toonde op mijn blog, zie een hollands gambietje en de valse waarheid. Echter vaak is het ook minder correct maar in een praktische partij hoeft dit uiteraard niet. Onze onderlinge partij in de interclub etaleert dit erg goed. Tom neemt serieuze risico's om het type spel op het bord te krijgen dat hij wil en komt er uiteindelijk mee weg.
De opening had een serieuze invloed op het resultaat. Tom kreeg zijn type spel op het bord dankzij de voorbereiding en ik slaagde er niet in om mijn specialisatie in het Hollands te kunnen gebruiken. Dit laatste was niet triviaal want in 2011 had ik de opening al eens vluchtig bestudeerd aan de hand van onderstaand partijtje die ik op het internet speelde.
Het partijtje zou mooi passen in mijn artikeltje de (on)zin van blitz mocht ik de kennis gebruikt hebben in mijn partij tegen Tom. Anderzijds kan je wel verwachten dat je 3 jaar later een vluchtige analyse (15 minuten?) op een bulletpartijtje nog kunt reproduceren? Trouwens in mijn (playchess) database staat de teller ondertussen al boven de 40.000 online partijtjes (geen abnormaal cijfer als ik onlangs las in een artikeltje op chessvibes dat de Nederlandse GM Erwin L'Ami er al meer dan 100.000 heeft). Alhoewel ik geen slecht geheugen heb, ligt dit toch ver boven mijn capaciteiten. Nu vermoed ik dat er altijd wel iets blijft hangen maar wat precies is onduidelijk wat ik al aangaf in mijn artikeltje ik wist het wel. Bovendien lonkt het gevaar dat wat blijft hangen een negatieve invloed heeft op de beslissingen die je maakt in de partij omdat je zaken door elkaar begint te halen. Ik verwijs hierbij naar mijn pionoffer op zet 18 wat niet echt in mijn stijl past en ik misschien niet had gespeeld als ik het niet thuis had bekeken. Meer over dit schreef ik o.a. in het artikeltje schaakintuitie.

Terwijl ik tot nu toe het voornamelijk had over het belang van de opening, besef ik wel dat ik Toms talenten in het middenspel tekort doe dus dat probeer ik in het vervolg goed te maken. In een volgende partij zien we hoe Tom met krachtig dynamisch spel, de Franse grootmeester Jean-Luc Chabanon opzij zet nadat hij zijn hand overspeelde.
Ik vind het vooral een knappe overwinning omdat Tom in een onnatuurlijke materiaalverhouding toch erg goed het overzicht behoudt. Dit is niet evident wat ik bijvoorbeeld al aantoonde in mijn artikeltje gekke materiaalverhoudingen. Een partij waarin nog een paar versnellingen hoger wordt gegaan, betreffende complicaties was zijn partij tegen de Belgische grootmeester Luc Winants.

Correct er waren flink wat fouten maar het illustreert opnieuw hoe praktisch Tom zijn partijen speelt. Hier past hij al dan niet bewust de chaos-theorie toe die ik uitlegde in het artikeltje hoe winnen van een sterkere speler. Het weze duidelijk dat Tom een puur sang vechtschaker is die voor om het even welke tegenstander aartsgevaarlijk kan zijn. Zowel aan als van het bord is Tom een levende propaganda voor het schaken.

Brabo

Addendum 7 april 2014:
Ik las zonet een leuk stukje op de Open chess diary van Tim Krabbe waarin een lange lijst wordt opgesomd van vergeten voorbereidingen/ analyses bij wereldtoppers. Oef en ik die dacht dat het vooral aan mijzelf ligt dat ik steeds opnieuw stukjes vergeet, door elkaar haal,....