donderdag 29 november 2012

Schaaktijdschriften: passé?

Als gastschrijver wil ik (Yves Surmont) Helmut danken om op zijn blog over alles te mogen schrijven wat ik op de site van de Roeselaarse schaakclub niet kwijt kan. Daar komt vooral clubberichtgeving aan bod. Maar mijn interesses hebben altijd ruimer gelegen dan de 64 velden op zich. Vooral de historische kant van het schaken en computerschaak zijn mijn grotere interessevelden - naast het bizarre toeval dat we soms op het bord tegenkomen. Maar de rode draad doorheen mijn artikels zal na verloop van tijd wel duidelijk worden.
In deze tijden van verregaande digitale verspreiding van informatie, lijkt het “te laat” om nog een artikel te wijden aan schaaktijdschriften. En toch. Er zijn enkele duidelijke argumenten pro, waarmee een papieren tijdschrift scoort tegenover zijn digitale broertje.

Qua nieuwswaarde kan geen enkel hardcopy schaaktijdschrift meer tippen aan de snelheid van het internet. Internet is ogenblikkelijk, maar precies hier ligt ook zijn nadeel: in actuele berichtgeving is het oppervlakkig. Analyses op websites zijn snel gebeurd met een engine, en missen hierdoor soms het inzicht wat men in een deftige (menselijke) analyse mag verwachten. Een tijdschrift hoeft zich net niet te houden aan die continue stroom van informatie, maar kan filteren. Hoe vaak heb ik niet een interessante partij enkel teruggevonden in een tijdschrift – partijen die vaak niet eens in databanken voorkomen. De analyses in tijdschriften zijn ook niet altijd perfect – het aantal (computer assisted) correcties op analyses in New in Chess was op den duur zo opvallend, dat men bij NIC uiteindelijk de analyses van grootmeesters toch maar is gaan dubbelchecken voor men tot publicatie overging (die indruk heb ik toch). Maar analyses in tijdschriften zijn nog altijd gemaakt door I(G)Ms, die vooral inzicht toevoegen aan de analyse, en geen (lange, geforceerde) zettenreeksen, waarbij – als bij mirakel – op het eind van een lijntje van 20-25 zetten plots een pion gewonnen wordt.

Binnen het aanbod van in België en omstreken vlot verkrijgbare tijdschriften, kan men niet om New in Chess heen. Het tijdschrift heeft onlangs een metamorfose ondergaan, als laatste in de rij van grote schaaktijdschriften, die zich een meer modern kleedje hebben aangemeten. Persoonlijk vind ik het geen vooruitgang – het formaat is minder handig en de overgang van zwart/wit naar kleur betekent voor mij althans geen meerwaarde. Maar NIC heeft altijd kwaliteit vooropgesteld en dat is gelukkig gebleven. Goede interviews en tornooiverslagen en de beste partijen geanalyseerd door de spelers zelf. De vaste rubrieken van Short, Sosonko, Timman en de boekbesprekingen zijn verder een welgekomen en gevarieerde aanvulling. Fundamentele artikelen (bv over openingstheorie, middenspel of eindspeltheorie) ga je er niet vinden, evenmin als bv een goed artikel over computerschaak of studies en composities. Wat me wel opviel onlangs, is dat Fischer nog in quasi elk nummer voorkomt – de man is dood en begraven, let it be.
Zelf was ik vroeger een fan van British Chess Magazine, een goed (A5) formaat, gevarieerd, met Engels schaaknieuws dat anders niet tot bij ons kwam en een aparte (want Engelse) kijk op het schaakleven. Leuk, maar recent heb ik maar weinig BCM’s meer in handen gehad. Het alternatief, Chess, heeft als een van de eerste schaaktijdschriften de stap naar een wat meer toegankelijker formaat (luchtiger lay-out, kleurendruk, meer foto's en diagrammen, ...) gemaakt. Het blad leest vlot en met Malcolm Pein hebben ze een gewaardeerde hoofdredacteur/tornooi-organisator/duizendpoot aan het hoofd. Zijn tegenhanger, het Franse Europe Echecs, heb ik jarenlang verzameld. Ik heb dan ook de evolutie gezien van een tijdschrift dat focuste op inhoud en goede analyses naar een tijdschrift dat zo oppervlakkig is geworden, dat vorm het duidelijk gehaald heeft van de inhoud. Het biedt voor mij de minst goede prijs/kwaliteit verhouding van alle tijdschriften.
Recent ben ik meer de Duitstalige markt gaan volgen. Online is er het goede Zwitserse bondstijdschrift (http://www.schachbund.ch/presse/ssz.php), maar als ik in Duitsland ben, laat ik nooit na om het lokale station te bezoeken. In een beetje stad (bv Aken) vind je er in de stationskiosk Schach, Schach Magazin, Karl, Chessbase Magazine en misschien wel nog iets meer (losse nrs van NIC bv of het mijns inziens minder interessante Rochade Europa.

Karl is iets voor de schaakhistorici onder ons. Dat de eerste pagina’s nog aan actualiteit gewijd worden, is eerder een nadeel – het nummer focust toch op het vergangene, dus waarom nog iets vluchtigs als een geïsoleerd tornooiverslagje met een enkele toppartij ter illustratie nog toevoegen? Karl is het typevoorbeeld van het voordeel van papier tegenover het digitale tijdschrift. Rustig geschreven en goed overwogen artikelen (er is geen deadline) en er wordt gewerkt rond een thema (schakers van Praag, ouderdom in het schaken, …). Weinig partijen, dat wel, maar door de opzet heeft het tijdschrift een blijvende waarde.
Voor de “echte” schaker blijft de keuze tussen Schach en Schach Magazin moeilijk. Schach (A5-formaat) is meer “Duits”: grondig, goed, nuchter, weinig foto’s, goede analyses. Schach Magazin (A4) is meer glossy: kleurfoto’s, meer tekst, meer aandacht voor de lagere regionen, maar ook hier goede artikels en goede partijkeuzes. Ik beken – ik koop ze altijd allebei – de overlap in berichtgeving en partijen neem ik er graag bij.

Om de meerwaarde van papieren tijdschriften te illustreren, geef ik hierna twee korte voorbeelden: Het eerste komt uit Schach (8/2012) en is een analyse van het eindspel Spassky – Fischer (eerste partij WK1972). Die beslaat in het tijdschrift 12 blz en is van de hand van Herbert Bastian. Een samenvatting van de historische analyses over de jaren heen, gecombineerd met de actuele rekenkracht van computerprogramma’s levert op dat ook na Lxh2 de stelling remise is. Op zich al een beetje opzienbarend (hoewel eerdere analysten ook al tot dit besluit waren gekomen), maar er worden specifieke stellingtypes behandeld, die veel inzicht geven in de defensieve mogelijkheden voor de partij zonder loper. Hierna een kort stukje analyse dat kan nagespeeld worden (de integrale analyse wordt niet weergegeven omwille van copyright):
Een tweede voorbeeld is de partij Carlsen – Anand, waarin Anand zich laat overklassen door de nummer één van de wereld. De fout die Anand op zet 17 maakt, is zeer subtiel – er is een Carlsen nodig om de fout uit te buiten, zo lijkt het wel. Maar wel leerrijk (dit komt uit Schach 11/2012):
Het voorbeeld is beknopt, maar geeft wel aan hoe een rustige analyse de vinger op de wonde kan leggen. In dit geval wist Anand meteen na de partij al het cruciale moment te vervloeken, maar voor wie niet elk topmoment op internet volgt, is het vaak handiger om zoiets met meer omkadering te plaatsen en te verwerken.

HK5000

woensdag 28 november 2012

Hollandse perikelen

Vanaf het moment dat ik belangstelling kreeg voor openingstheorie heeft het Hollands me gefascineerd. Niet heel origineel wil ik het liefst winnen middels een koningsaanval en dan is het opspelen van de f-pion een goede eerste stap. Niettemin verkoos ik jarenlang andere verdedigingen, met name het Benkögambiet. Halverwege de jaren 90 was het dan toch zover.

Dat was destijds geen voor de hand liggende beslissing. Van Simon Williams had niemand nog gehoord. De grootmeesterlijke bezwaren waren bekend. Mednis kwalificeert ...f5 als een middelmatige zet. Jussupow meent dat in vele stellingen ...f5-f7 zeer wenselijk is. Petrosjan legde zwart niets in de weg als hij/zij vrijwillig de koningsstelling wilde verzwakken. Dat laatste heeft me altijd bevreemd. Ik wil best aannemen dat ...f5 verzwakkingen met zich meebrengt, met name van veld/pion e6. Er zijn echter maar weinig partijen waarin zwart middels een koningsaanval onder de voet gelopen wordt. Eerder is wit het slachtoffer. Met die verzwakte koningsstelling lijkt het dus nogal mee te vallen.

De voorkeur genoot dan het systeem van Ilyin-Zhenevsky (Engelse spelling; er zijn andere in omloop). Zwart speelt f5, e6, d6, Pf6, Le7 en O-O en probeert vervolgens e6-e5 door te drukken. Dat bevrijdt de dameloper, wat niet alleen in het Damegambiet een belangrijk thema is. Vervolgens gaan de stukken richting witte koningsvleugel.

Op mijn amateuristisch niveau was mijn keuze een groot succes. Dat was natuurlijk vooral te danken aan het onbegrip van mijn tegenstanders. Het voordeel van een beter stellingsbegrip is vrijwel doorslaggevend. Zo herinner ik mij een partij in teamverband waarin al mijn stukken op de achterste rij stonden, behalve Pc6. Toch speelde ik het bevrijdende en thematische e6-e5, tot enig afgrijzen van de omstanders. Maar de witte stukken stonden ongelukkig en ik kon met drie zetten (Lg4, Pd4, Dh5) een koningsaanval op touw zetten. Wit maakte het tot verbazing van diezelfde omstanders niet lang. Achteraf vond ik wel een verdediging voor wit - drie tempi is een groot aantal - maar slechter stond ik beslist niet.

Aan het begin van de nieuwe eeuw verschoof mijn aandacht van bordschaak naar correspondentieschaak. Hoe twijfelachtig de reputatie ook, de successen gaven me voldoende vertrouwen. De eerste partij verliep volledig naar wens:
Daarna volgden echter drie zware nederlagen. Tenslotte wist ik nog een remise uit het vuur te slepen, maar het was tijd om naar iets anders uit te kijken. Eigenaardig genoeg kwam de finale klap uit een heel andere hoek. In de databases staat deze onbekende partij:
Dat is natuurlijk niet de bedoeling van het Hollands - wit speelt een fris aanvalspartijtje, niet zwart. Ik trok twee conclusies - de dubieuze reputatie van de Ilyin-Zhenevsky is verdiend en Rubinsteins 4.e3 is meer aandacht waard.

Mark Nieuweboer

Mark Nieuweboer

In mijn vorig blogartikeltje heb ik opgeroepen om mee te helpen schrijven aan deze blog en Mark Nieuweboer heeft onmiddellijk positief geantwoord wat ik uiteraard leuk vind. Ik hoop dat zijn voorbeeld anderen ook over de streep trekt want een blog met meerdere schrijvers, is veel dynamischer en aantrekkelijker. Mark verkiest onder zijn eigen naam te schrijven en geen alias te gebruiken zoals mijzelf. Zijn eerste artikeltje kan je hieronder lezen. Het smaakt zeker naar meer.

Brabo

zaterdag 24 november 2012

Partijpublicaties

Normaal download ik minstens 2 keer per jaar de twics. 2 keer omdat ik 2 open tornooien per jaar tracht mee te spelen: Open Gent en Open Leuven. De twics zijn compleet gratis en het duurt een paar uurtjes zonder tools om enkel maanden binnen te halen en te migreren in de grote database. Het wekelijks gemiddelde aantal partijen dat je kan downloaden met twics is ongeveer 3400 (gebaseerd op de laatste 21 weken) wat op jaarbasis een totaal geeft van bijna 180.000 partijen. Chessbase levert vandaag de Big Database en de Mega Database als schaakdatabases. Op de website van de denksportkampioen kan je makkelijk zien dat die databases niet goedkoop zijn. Evenmin bestaat de optie om een goedkopere upgrade te kopen t.o.v. een vorige editie

Vorig jaar kreeg ik tegen een uitzonderlijke discountprijs de Mega Database mee maar dit jaar stel ik mij serieus vragen of ik de database opnieuw zal aanschaffen. In 2011 werden ongeveer 100.000 partijen toegevoegd t.o.v. 2010. Voor 2012 verwacht men ongeveer 200.000 partijen. Als je dit vergelijkt met de gratis twics, die ik al gedownload heb en gemigreerd in mijn database dan welke meerwaarde krijg ik met het aanschaffen van bv. de Big Database 2013? Ik las op het internet dat sommigen claimen dat er extra partijen worden toegevoegd uit o.a. Oost-Europa, Rusland. Mogelijk want Marc Crowther kan onmogelijk alle schaakwebsites in andere talen lezen en ontcijferen terwijl Chessbase wereldwijd over verkooppunten en dus naar alle waarschijnlijkheid ook over correspondenten beschikt. Anderzijds lijkt mij het geclaimde verschil in aantal partijen tussen de twics en de databases uitgebracht door chessbase bijzonder klein om zeker te zijn dat er überhaupt wel iets is toegevoegd. Als ik kijk naar mijn eigen partijen gespeeld in 1ste interclubafdeling in België , Open Gent, Open Leuven dan zie ik geen enkel verschil in aantal partijpublicaties tussen Twic en Chessbase. 

Voor de Mega Database betaal je 100 euro extra t.o.v. de Big Database omdat er becommentarieerde partijen tussen zitten. Ik heb dit jaar voor het eerst zo'n exemplaar in mijn handen gehad en ik moet toegeven dat deze optie geregeld van pas is gekomen bij het studeren van openingen. Echter het viel mij ook op dat ik vele analyses herkende van websites. Zitten er eigenlijk wel originele analyses tussen of is alles gekopieerd? Heeft Chessbase voor het kopiëren van al die analyses toestemming gevraagd en/of betaald? Een becommentarieerde partij door een grootmeester kost al snel een flinke som. Chessbase claimt 60.000 becommentarieerde partijen in de Mega Database te hebben. Als de gemiddelde kost van een becommentarieerde partij slechts 50 euro is (grootmeesters gaan veel meer vragen voor een paar uurtjes werk) dan moet je al een gigantisch aantal schakers hebben die de 100 euro extra willen neertellen. 

Bij de Mega Database is de eigen toegevoegde meerwaarde van Chessbase sowieso groter dan bij de gewone Big Database. Er bestaat geen site zoals Twic die becommentarieerde partijen verzamelt dus chessbase moet dit werk zelf doen. Hier kan ik dus Chessbase volgen dat er (veel) meer geld wordt gevraagd voor de Mega Database t.o.v. Big Database. De conflictsituatie bestaat vooral in het kopiëren van schaakmateriaal al dan niet legaal door Chessbase. Het is uiteraard onaangenaam om Chessbase als enige speler in de ketting te zien commercieel profiteren van het noteren van de zetten (spelers), elektronisch verwerken van de partijen (tornooiorganisators) en verzamelen van de tornooibundels (Twic).

Het heeft m.i. nog erg lang geduurd maar vandaag zie ik de eerste spanningen openlijk naar buiten treden. Tot enkele maanden geleden kon je met een automatisch knop op chessbase alle twics downloaden. Twic heeft vandaag deze mogelijkheid eenzijdig afgesloten waarop Chessbase uiteraard onmiddellijk heeft gereageerd zie special offer. Daarnaast zag ik dat partijen zoals van Open Le Touquet dit jaar niet meer worden vrijgegeven in tegenstelling met vorig jaar. Als je een tornooi kunt organiseren met omvang zoals Le Touquet dan is het electronisch verwerken van de partijen op de topborden een kleinigheid. Ik zie dan ook eerder een statement van de tornooiorganisatie aan de vele profiteurs. 

Van de grote toptornooien zullen we altijd wel de partijen zien want daar bestaat internationaal heel veel interesse voor in de schaakwereld. Echter de kleinere tornooien zouden wel eens voor een publicatiestop kunnen zorgen. Je kan je terecht afvragen of dit erg is. De partijen zijn van een bescheiden niveau. De spelers hebben alleen maar iets te verliezen door de publicaties daar de partijen daarna gebruikt kunnen worden in de voorbereiding door toekomstige tegenstanders. Het aantal supporters is beperkt. Ik kan dus wel begrijpen dat een tornooiorganisatie kiest om geen partijen meer te publiceren. 

Anderzijds is schaken heel wat meer dan enkel het topschaak en zonder partijpublicaties wordt het moeilijk om nog artikels hierover te schrijven. Artikels zijn propaganda voor het schaken. Ik vind het dus een spijtige evolutie maar een remedie ken ik niet. Misschien zijn er lezers die wel een idee hebben en dit willen communiceren.

Enkele spelers van KSK Deurne hadden de moed om deel te nemen in het voorbij Open Le Touquet. Als trouwe clubsupporter was ik wel benieuwd naar de partijtjes maar ik bleef op mijn honger zitten. Uiteindelijk contacteerde ik Robert Schuermans om zo toch tenminste zijn partijtjes eens te kunnen bekijken. Zijn speelstijl staat garant voor boeiende gevechten en dit was deze keer niet anders. Ik kreeg tevens toestemming om zijn partijtje uit ronde 4 te publiceren waar hij een Franse jeugdspeler Daniel Antoine versloeg in een aantrekkelijke Aljechin.
De remise in ronde 8 die Robert behaalde tegen de grootmeester Maiorov Nikita uit Belarus was wellicht evidenter om te selecteren maar ik verkoos de Aljechin omdat wits systeem deel uitmaakt van mijn eigen repertoire en ik in 1997 iets spectaculairs heb ontdekt.
Ik droom nog steeds ervan om dit partijtje eens in werkelijkheid te kunnen spelen. Tot nu toe kwam ik niet verder in blitz dan zet 13 waarna ik snel won. Laat mij a.u.b. weten of iemand van de lezers er eens in slaagt!

Partijpublicaties zijn dus een vorm van schaakpropaganda.  Schaken heeft vandaag geen overschot  in populariteit. Dit artikeltje is dan ook in de eerste plaats een oproep om niet te stoppen met publiceren van partijen of ander type schaakmateriaal. Ik wil zelfs een stap verder gaan door deze blog open te stellen aan medewerkers en/ of eenmalige gastschrijvers. Een blog draaiend houden rond slechts 1 persoon, heeft zijn beperkingen. Blogs zoals schaaksitechessimproversusan polgar zijn opgebouwd rond een heel team en hebben bijgevolg een veel grotere impact. Lezers die interesse hebben, kunnen ofwel hieronder reageren (voor bv. vragen) ofwel gewoon een mailtje sturen (voornaam.familienaam@telenet.be). Ik veronderstel dat voornaam en familienaam bekend zijn maar indien niet kan je het gemakkelijk vinden op mijn fidekaart.

Brabo

Addendum 30 November 2012:
Vandaag vond ik per toeval bij het voorbereiden op de 5de interclubronde dat Tanguy Ringoir al in de eerste interclubronde de anti-Marshall volgorde heeft gespeeld. M.a.w. in tegenstelling tot wat ik claimde in het artikel http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/11/de-anti-marshall.html had ik wel kunnen weten wat er op het bord kon komen. De 3de interclubronde werd gespeeld net voor de Open Leuven waardoor mijn gedownloade twics niet meer up to date waren sedert Open Gent. Vandaag na Open Leuven beschik ik wel over de twics met de desbetreffende partij uit de 1ste ronde. Dit is voor mij een les om zeker in 1ste nationale dichter op de bal te spelen en dus ook de allerlaatste twics of andere partijpublicaties in rekening te brengen bij een voorbereiding.

dinsdag 20 november 2012

De anti-Marshall

Het allereerste wereldkampioenschap dat ik trachtte te volgen was Kasparov-Karpov 1990 Lyon. Als 14 jarige knipte ik uit de Knack (waarop mijn pa geabonneerd was) wekelijks de schaakrubriek en legde zo een mapje aan met alle partijen. Ik kreeg op die wijze vaak met weken vertraging een kijk op het wereldkampioenschap. Thuis speelde ik met bord en stukken elke partij zorgvuldig na maar ik geef toe dat ik te zwak was om er iets van te begrijpen. Het wereldkampioenschap Kasparov - Short Londen 1993 kon ik voor het eerst live volgen dankzij o.a. zeer mooi verzorgde uitzendingen op de BBC. Enige tijd geleden kon je deze uitzendingen nog herbekijken op youtube maar vandaag zijn die geblokkeerd omdat ze blijkbaar illegaal werden gepost. Vandaag kunnen we enkel nog dromen van dit soort uitgebreide schaakuitzendingen op de tv want ondertussen is schaken compleet verdwenen uit de belangstelling van de media en dus ook het grote publiek.

De wereldkampioenschapmatch in 1993 opende onmiddellijk met een overwinning van Kasparov op Short. Een Spaanse partij kwam toen op het bord waarin Short koos voor de Marshall-zettenvolgorde (eerst 0-0 voor d6). Kasparov echter weigerde de uitnodiging tot de Marschall en koos het oudste anti-Marshall systeem namelijk a4. Hieronder kan je de eerste partij naspelen.
3 keer kwam deze variant op het bord in het wereldkampioenschap en elk keer slaagde Kasparov erin om de partijen (1,3 en 7) te winnen. Vandaag zijn de meeste grootmeesters het eens dat het een verkeerde  tornooistrategie is, varianten te herhalen in een match of tornooi waarmee je eerder al verloren hebt, zelfs al is er met de variant op zich niets mis mee. Sommige stellingen liggen je soms niet en schaken is bovendien ook een psychologisch spelletje waarbij de impact van een slechte ervaring niet onderschat mag worden. Een heel interessant artikeltje over de absolute waarheid in schaken kon je onlangs lezen op chessvibes. Hierin stelde Anand dat het schaken vaak te complex is om een definitief oordeel te kunnen vellen. Het is dus onzin als je punten wilt winnen om trachten je gelijk te halen in een variant i.p.v. te concentreren hoe de eigen score te maximaliseren wat veelal beter kan door te variëren.

Deze Spaanse anti-Marshall partijen in het wereldkampioenschap beïnvloedden later mijn eigen spel. Het Marshallgambiet is een groot (veelal tactisch) monster. Je krijgt het als amateur slechts zelden tegen maar als je het tegen krijgt dan mag je ervan op aan dat zwart goed op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen. Bovendien zelfs al ken je als witspeler de valkuilen en kritieke varianten dan nog is het vaak een zeer lastige of zelfs onmogelijke taak om enig openingsvoordeel te destilleren. Tenslotte heeft Kasparov in zijn carrière nooit een Marshallgambiet op het bord gehad en dat is voor mij een overtuigend bewijs dat een anti-Marshall best wel een serieuze keuze kan zijn.

In de 3de ronde van de Belgische interclub speelden we thuis tegen Fontaine. Het was voor mij opnieuw moeilijk in te schatten wie op bord 1 zou plaatsnemen. Om de voorbereiding enigszins zinnig te houden in het beperkte tijdsbestek, koos ik 5 spelers uit die mij het meest plausibel leken. 1 van die 5 spelers, de huidige Belgisch kampioen Tanguy Ringoir kwam inderdaad aan mijn bord zitten. Ik had alle systeempjes die hij in de laatste jaren gespeeld had vooraf bekeken. Desalniettemin kon ik niets van de voorbereiding gebruiken want Tanguy speelde iets nieuw speciaal geselecteerd na het uitpluizen van mijn repertoire. Eerlijk gezegd zou mij een ander scenario verrast hebben. Ik ga hier dan ook niet klagen dat ik opnieuw minder uit de opening kwam want ik kan alleen mijzelf verwijten dat ik mijn repertoire onvoldoende uitdiep en varieer.

Het blogartikeltje heeft ondertussen al verraden dat Tanguy voor een Marshallvolgorde koos in onze onderlinge partij waarbij ik uiteraard het anti-systeempje met a4 speelde zoals in al mijn vorige partijen in deze opening. In de partij had ik een konijnepoot bij mij want ondanks een duidelijk voordeelje voor zwart gedurende het grootste deel van de partij had ik telkens toevallig mogelijkheden om een directe nederlaag af te wenden. Ik geef hieronder de partij mee met enkele (lichte) commentaren.
Dit was uiteraard geen modelpartij voor de anti-Marschall. Ik heb daarom deze partijanalyse aangegrepen om eens mijn kennis over de anti-Marschall up te daten wat geleden was van 2005. Er bestaan vandaag m.i. zeker nog enkele paden voor wit die het proberen waard zijn om te testen in een bordpartij (zoals vermeld in de commentaren) en dit zie je ook in de praktijk. Meerdere sterke grootmeesters blijven (toegegeven soms puur om te variëren) gebruikmaken van dit anti-Marshallsysteem.

Brabo

dinsdag 13 november 2012

Kasparovs pirc

Tijdens onze jaarlijkse zomervakantie trok ons gezinnetje voor een paar weken naar Tsjechië waar we een Bed&Breakfast hadden geboekt in de omgeving van Karlsbad of ook wel Karlovy Vary genoemd. We hadden via het VTM-programma : "Met vier in bed" toevallig deze B&B ontdekt en spontaan beslist om onmiddellijk te boeken. Een gewaagde beslissing maar we hebben er geen seconde spijt van gehad. We kregen een supervriendelijke service voor een zeer schappelijke prijs. Onze kleine kinderen beleefden een geweldige vakantie want de B&B was voorzien van een mini-zwembadje, trampolines, gocarts, zandbak, mini-tractor,... Daarnaast bleek in Karlovy Vary, het Russisch een voertaal te zijn waardoor mijn vrouw zich goed kon uitleven in de vele shops en toeristische centra.

In Praag vond tezelfdertijd het Europees Jeugdkampioenschap schaken plaats waar een aantal Belgen aan deelnamen. Alhoewel we een daguitstapje maakten naar de hoofdstad lieten we toch dit tornooi links liggen want de stad op zich is uiteraard te mooi om dit door schaken te missen. Mijn laptop had ik ook thuisgelaten om niet verleid te worden om te schaken maar omdat er 's avonds met kleine kindjes vroeg naar bed moest worden gegaan, had ik toch een goede reden om een boek mee te nemen. Een fanatieke schaker zoals mezelf kiest dan uiteraard een schaakboek en omdat Garry Kasparov on Modern Chess part 2 erg was meegevallen, koos ik deze keer voor het derde deel.

Net zoals in de review van chessvibes kan ik alleen maar beamen dat dit boek opnieuw een meesterwerk is. De analyses zijn van een adembenemend niveau en ook de proza tussen de partijen is opnieuw zeer aangenaam en zelfs spannend om te lezen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat ik geen moeite had om het boek in 1 keer uit te lezen alhoewel ik moet toegeven dat ik niet elk stukje analyse in detail heb bekeken.

In vergelijking met part 2 vind ik het desalniettemin een tikkeltje minder. Ik veronderstel dat dit voornamelijk te maken heeft met de gewenning die was opgetreden door het lezen van part 2. Ook was er deze keer veel minder overlap met mijn repertoire omdat weinig partijen met 1.e4 begonnen. Karpov had na de 2de match 1.e4 definitief ingeruild voor 1.d4. Alhoewel Kasparov in de 4de match (3de als je de 1ste onderbroken match niet meetelt) al vrij goed kon inschatten dat Karpov met 1.d4 zou starten, kon hij geen risico's nemen en bereidde hij ook enkele systemen voor op 1.e4. Het siciliaans was een normale keuze maar veel minder evident was zijn backupplan met de Pirc. De meesten herinneren zich de spectaculaire Pirc tegen Topalov maar in die partij had Kasparov wit.

Na de match heeft Kasparov nauwelijks gebruik gemaakt van de Pirc waardoor je vragen kan stellen bij zijn bewering. Desalniettemin geloof ik hem op zijn woord. Karpov was een adept van de klassieke opstelling  (e4-d4-Pf3-Pc3) en ik kan mij goed voorstellen dat Kasparov weinig of geen schrik had van dat systeem. De meeste topgrootmeesters kiezen dan ook voor agressievere opstellingen waarvan het Oostenrijks systeem een van de bekendste is. Ik vermoed dan ook dat Kasparov enkel de Pirc wou spelen als wit zeker zou kiezen voor de klassieke opstelling.

Bij mij staat de klassieke opstelling vast op mijn repertoire. Ik vind het dus ergens spijtig dat de confrontatie in deze opening nooit is gebeurd want nu is het gissen wat precies Kasparov in zijn lab had voorbereid. Ondanks de bescheiden reputatie van de klassieke opstelling heeft de stelling toch wel enige troeven. Ondertussen heb ik reeds een berg ervaring opgebouwd (16 officiële partijen) en dan kan je zelfs sterke spelers in moeilijkheden brengen. Ik geef 1 voorbeeldje uit mijn praktijk waar de FM Steven Geirnaert (vandaag IM) goed wegkwam door een betere tijdsindeling.

Kasparov refereert met de Pirc naar de partij Karpov - Azmaiparashvili  in zijn boek. Dit betekent dat hij misschien ook voor het 7...Pc6 systeem zou gekozen hebben maar best mogelijk is ook het flexibelere 6...c6 systeem. Voor mij als gewone sterveling is het systeem voorlopig goed genoeg. Tenslotte heeft Karpov het vele jaren zelf gespeeld dus ongezond kan het niet zijn.

Brabo

dinsdag 6 november 2012

De (on)zin van blitz

In tegenstelling met 20 jaar geleden wordt blitz al lang niet meer beschouwd als een marginaal tijdsverdrijf. De oude meesters zoals Botvinnik zagen blitz als een ziekte, een kwaal die spelers laten afdwalen van het noodzakelijke studiewerk en zelfs nefast is voor het spelniveau omdat het zou leiden tot oppervlakkigheid bij het maken van beslissingen. Vandaag is deze visie grotendeels achterhaald.

We moeten ook niet overdrijven met de zin van de blitz uiteraard. In de eerste plaats wordt het spelletje gespeeld puur voor entertainment. Er bestaan wel al enkele tornooien waar geldprijzen te winnen zijn maar het leeuwendeel van de blitzpartijtjes worden afgewerkt voor hoogstens virtuele ratings op het internet. Zelf speel ik geregeld op Playchess meestal in de late uurtjes. Eigenlijk zijn die sessies slecht voor mijn nachtrust maar vaak is het onmogelijk om vroeger te spelen door de vele werk en familiale verplichtingen. Een betalende account heb ik (voorlopig) niet zodat ik mij behelp met het geregeld veranderen van mijn gebruikersnaam wat blijkbaar voldoende is om de registratie te omzeilen. Bij sommige oude afgelopen accounts blijkt deze truuk te werken.

Mijn online favoriete tijdscontrole voor blitz is 3/0 maar ik speel meer bullet op 1/0. Thuis vragen mijn 2 kleine kindjes en vrouw vaak aandacht en dan duurt een 3/0 blitz gewoon te lang om zonder de partij te onderbreken hun vragen te beantwoorden. Zelfs al is de waarde van zulke blitzpartijtjes bijzonder klein dan nog vind ik het bijzonder vervelend om de partijtjes te onderbreken en/of op te geven. Enerzijds omdat ik niet graag verlies en anderzijds omdat de tegenstander ook de dupe hiervan wordt met slechts een halve partij. 

Bullet is uiteraard een discipline apart t.o.v. blitz. Behendigheid met de muis speelt zeker een rol in dit spelletje. Zelf ben ik zeker geen krak in bullet maar meer dan 100 zetten in 1 minuut heb ik al meermaals gehaald door gebruik te maken van de pre-move en automatic queen promotion opties. Die laatste optie heeft ook zijn nadelen want ik heb al een paar keer meegemaakt dat ik een paardpromotie nodig had en dan te veel tijd verloor door het afzetten ervan. 

Blitz/ bullet hebben m.i. ook een meerwaarde voor het officieel bordschaak. Je oefent er taktiek, stressbestendigheid en tevens krijg je een goed gevoel welke stellingen je beter liggen. Daarnaast is het een ideaal middel om openingen te testen. Sommige grootmeesters blijken dit zelfs heel serieus te nemen want ik las onlangs dat de Duitse grootmeester Falko Bindrich geirriteerd was omdat ze op Playchess zijn +3000 rating hadden verwijderd waardoor hij niet meer tegen zeer sterke grootmeesters kon spelen en zijn openingsrepertoire kon verbeteren, zie chessvibes cheating case.

Bij een partijvoorbereiding ga ik daarom ook vaak kijken welke blitz/bulletpartijtjes ik al gespeeld heb met een bepaalde variant. Alle gespeelde online partijtjes worden op Playchess automatisch bewaard dus is het erg gemakkelijk om achteraf met een engine iets op te zoeken. Je krijgt zo een goed idee welke valletjes je moet vermijden en welke antwoorden je tegenstanders het meest waarschijnlijk zullen overwegen/spelen.

Recent speelde ik in de 2de ronde van de Belgische interclub tegen Martijn Dambacher, een sterke Nederlandse IM. Een trendy nevensysteem kwam op het bord waar we al snel de beperkte bestaande theorie verlieten. Een foute strategische inschatting  in de opening leidde al snel tot een zeer oncomfortabele stelling waarin mijn tegenstander mij geen kansen meer gaf.
Omdat Eynatten over een enorm arsenaal aan spelers beschikt die opgetrommeld kunnen worden, was het uiteraard heel moeilijk voor te bereiden. Mijn ploegkapitein raadde het zelfs af om te starten maar ik wou toch een poging ondernemen. Van de top 20 spelers verwijderde ik eerst de spelers tussen 9-16 omdat ze enkel voor ploeg 2 konden spelen. Van de overgebleven 12 spelers keek ik wie er vorig seizoen minstens 1 keer had gespeeld op bord 1 in Eynatten 1 of Eynatten 2. Er bleven 6 spelers over om op voor te bereiden. Tenslotte viel het mij op dat er heel wat Nederlandse spelers meespeelden afgelopen seizoen dus Eynatten deed geregeld beroep op de noorderburen. Een vreemd voorgevoel vertelde mij dat ik Martijn Dambacher, die op plaats 21 stond en vorig jaar minstens 1 keer op bord 1 had gespeeld, ook moest meenemen als 7de speler in de voorbereiding wat ik dan ook deed.

Als voltijds werkende speler met een familie ben je uiteraard beperkt met je voorbereidingstijd. Het was al een hele opgave om gemiddeld ongeveer 1 uur per speler te spenderen dus in het totaal zo'n 7 uren, verspreid over 3 dagen. Uiteraard spendeerde ik op de hoogst gekwoteerde spelers het meest tijd waardoor het bij Martijn enkel een opfrissing van de ideeën in onze vorige onderlinge partij betrof. Het verschil t.o.v. iemand die zich specifiek op 1 persoon kan voorbereiden, wordt hiermee duidelijk.

Je kan je terecht afvragen of het resultaat beter was geweest indien ik op voorhand had geweten dat Martijn mijn tegenstander zou zijn. Dit is uiteraard een hypothetische vraag. Feit is dat ik 7 uren had gehad om voor te bereiden voor 1 persoon en dat ik dan naar alle waarschijnlijkheid veel dieper in detail was geweest in de 1.d4 f5 2.c4 Pf6 3.Pc3 e6 systemen waarvoor hij tevens in onze vorige onderlinge partij van 2006 heeft gekozen. Dan had ik wellicht wel volgende bulletpartij opgemerkt die ik enkele maanden eerder had gespeeld.
Zoals je kunt zien, zijn de zetten 5-9 precies hetzelfde als de interclubpartij dus met de strategische fout inbegrepen. Een grondige voorbereiding had in theorie deze fout op voorhand kunnen detecteren en dus een belangrijke wending plus tijdswinst kunnen betekenen in de interclubpartij. Tijdens de partij kon ik mij hoogstens iets vaags herinneren dat ik iets gelijkaardigs eens op het bord had gehad.

Blitz en bullet kunnen dus ontegensprekelijk een invloed op bordpartijen hebben . Tevens is dit verhaal ook een pleidooi om het onevenwicht tussen de kansen van spelers in het succesvol voorbereiden te egaliseren. Vandaag zijn de interclubreglementen te vaak in het voordeel van de grote clubs met veel centen. Het gevolg is dat bepaalde spelers extra elopunten kunnen winnen door deze specifieke situaties t.o.v. normale tornooien. Ik sta bijlange niet alleen met deze visie maar blijkbaar zijn de bevoordeelden zo invloedrijk dat ze er steeds in slagen om hun belangen te verdedigen.

Brabo