vrijdag 4 mei 2012

Eindspelen met een kwaliteit meer

Meestal is een kwaliteit meer in het eindspel beslissend maar wanneer het materiaal erg uitgedund is en bovendien geconcentreerd staat op 1 vleugel dan is de winst veel minder duidelijk of zelfs onmogelijk. Net omdat dit type eindspel vaak onmogelijk is totaal te doorgronden en dus niet goed als studievoorbeeld kan gebruikt worden, zie je het nauwelijks verschijnen in de eindspelboeken. De passage over dit type eindspel in Dvoretsky's endgame manual is heel summier. Ik herinner mij wel een uitgebreide uiteenzetting over dit type eindspel in Jan Timman's Schaakwerk 1 waarbij hij partijen en studies gebruikt.
Ik heb de 2de druk van dit boek in mijn bezit, gedateerd 1991 dus schat ik dat ik het gelezen heb ergens rond 1992 dus nog verscheidene jaren vooraleer ik een eerste officiƫle rating bezat. Alhoewel ik er toen weinig van snapte maakte toch 1 eindspel grote indruk op mij: Timman - Velimirovic gespeeld in 1979 in Rio de Janeiro. Cheron had eerder aangetoond dat een winst mogelijk was maar er 52 zetten zonder slagzet of pionzet nodig waren en dus ontoereikend voor een bordpartij waar na 50 zetten remise geclaimd mag worden. In een tijd waar afbreken nog mocht, werd door Timman en Ulf Andersson koortsachtig op zoek gegaan naar enkele verbeteringen op Cheron's analyses (tablebases van 6 stukken waren nog niet voor handen) wat uiteindelijk lukte.
In mijn eigen praktijk kreeg ik een gelijkaardig eindspel onlangs 2 keer op het bord. In 2010 kreeg ik het voorgeschoteld door Jitte Van Tilburgh waarbij we slechts een half uurtje kregen om dit eindspel uit te spelen. M.i. had Jitte zeker goede theoretische remisekansen maar aan het bord met een tegenstander zoals mijzelf die niet aarzelt om ook de tijd te laten meespelen en dus niet enkel zoekt voor de winst, is het praktisch erg moeilijk om het eindspel ook effectief te houden.
In de 9de ronde van de Belgische interclub kreeg ik door de jonge Bruggeling Wouter Gryson een versie van paard tegen toren op het bord. Ik denk dat zwarts remisekansen hier een stuk kleiner zijn omdat het paard sneller in tempodwang kan geraken dan de loper. Het eindspel is allesbehalve eenvoudig wat ook aangetoond werd door Fritz die meerdere malen in de analyse met wit remise moest toestaan door een fout plan te kiezen. Ook in deze partij maakte ik opnieuw ruimschoots gebruik van het element tijd om zo geen studieachtige voortzettingen te moeten vinden.
De tablebases zijn onvoldoende ver ontwikkeld om dit type eindspel compleet te doorgronden dus blijft een stukje mysterie gelukkig bewaard voor de schaakliefhebber.

Brabo

Addendum 8 mei 2012:
In Timmans boek wordt zet 68 aangeduid als Kf8 terwijl in de megadatabase Kg7 vermeld staat. Beide zijn verliezende zetten maar het is onduidelijk welke de juiste is. Ik veronderstel dat de auteur van het boek die tevens de witspeler is wel bij het rechte eind zal hebben en dus niet de megadatabase (waarvan geweten is dat er heel veel fouten vermeld staan).

1 opmerking:

  1. In zijn boek "The Art of the Endgame" bevestigt Timman inderdaad dat Kf8 gespeeld werd ( "most sources erroneously give Kg7" ).
    En Dvoretsky maakt zich er gemakkelijk vanaf met te zeggen dat "it was proven dat White should win" wat overigens niet correct is.

    BeantwoordenVerwijderen